Hadewijch (1200-1250)

Over het leven van Hadewijch is vrijwel niets bekend. We weten alleen dat ze in de dertiende eeuw in Brabant leefde en dat ze daar een groep religieuze vrouwen leiding gaf. De Vlaamse begijn gaf deze vrouwen geestelijke raad en steun in de vorm van allerlei geschriften, waaronder ook een aantal gedichten.

Vooromslag (fragment) van Strofische gedichten (1961)

'Begherte en mach niet swighen stille', schreef zij. Vol lof - maar ook met afkeer - dichtte ze over de minne, de liefde tot God. De begeerte naar eenwording met God en het verdriet om de onbereikbaarheid daarvan waren steeds terugkerende onderwerpen in haar poëzie.

Hadewijch liet vier verschillende werken na: Strofische gedichten, Mengeldichten, Visioenen en Brieven. Deze werken worden gerekend tot de mystieke minnepoëzie, een genre dat is geïnspireerd door de wereldlijke (liefdes)liederen van troubadours en trouvères. Net als in deze liederen is er bij Hadewijch ook vaak sprake van bijvoorbeeld een 'Natureingang' (een korte beschrijving van de natuur om een bepaalde sfeer te creëren), of van een 'tornada', een kort refrein aan het einde van ieder couplet.

Werd Hadewijch in eerste instantie vooral gewaardeerd om haar religieuze kwaliteiten, sinds het onderzoek van de Vlaamse jezuïet Jozef van Mierlo aan het begin van de twintigste eeuw, behoort Hadewijch ook tot de literaire canon. Sindsdien is zij voor velen onderwerp van onderzoek en bron van inspiratie geworden.

Geboren in de Vlaamse provincie Brabant rond 1200

Overleden in de omgeving van Brussel circa 1250

Leven en werk van Hadewijch

Over de poëzie van Hadewijch

Online bronnen over Hadewijch