Hadewijch bij moderne kunstenaars
Hadewijch is in de twintigste eeuw meerdere malen onderwerp geweest van onderzoek. Ook verschillende kunstenaars werden geïnspireerd door (het werk van) de dertiende-eeuwse dichteres.
Jan Fabre
Het Belgische (Waalse) dorp Watou wordt ieder jaar omgetoverd tot een kunst- en literatuurdorp. Elke zomer wordt een kunstenaar gevraagd een connectie te zoeken tussen kunst, poëzie en omgeving. In 1995 werd de Vlaamse kunstenaar Jan Fabre (geb. 1958) hiervoor gevraagd. Fabre maakte bij vijftien gedichten (van vijftien verschillende dichters) kunstwerken. Eén pand in het dorp werd 'ingericht' met het gedicht 'Alle dinge' - maar met dit gedicht is iets aan de hand.
Dit gedicht is één van de 29 mengeldichten: nummer 21 namelijk. Het is lange tijd aan Hadewijch toegeschreven, maar Van Mierlo stelde vast dat het niet van haar kan zijn (Hadewijch, 1952, p. 27). Van de eerste zestien mengeldichten is met zekerheid vastgesteld dat ze van Hadewijch zijn. De laatste dertien gedichten horen, op basis van rijm en inhoud, niet thuis bij de eerste zestien. Zij zijn waarschijnlijk van een andere dichter.
Desondanks heeft Jan Fabre het bijbehorende kunstwerk aan Hadewijch gewijd. Hiermee wilde hij Hadewijch uit de ruimte laten ontsnappen. Alle gedichten die Fabre gebruikt heeft voor deze 'tentoonstelling' zijn samengebracht in de bundel 3 x 7 kamers (1995).
Kester Freriks schreef in NRC Handelsblad (14 juli 1995): 'Een gedicht tastbaar maken, de dromen en associaties die een gedicht kan oproepen in een theatraal beeld omzetten - daar gaat het Jan Fabre om. In een haveloos pand aan het plein, het Douviehuis, heeft hij in de wand van een kamer twee grote gaten gezaagd, als vensters die op het trapportaal uitkomen. Onmiddellijk vroeg ik me af: waartoe? Is de ontreddering van dit lege huis al niet groot genoeg? Dan lees ik het gedicht van Hadewijch dat erbij hoort: 'Alle dinge / Zijn mi te inge / Ik ben zo wijd'. Ja, dat klopt, hier, in deze kamer, zat dus de ziel van Hadewijch opgesloten en ze is eruit gebroken, dwars door de muur heen. Eddy van Vliet kreeg beschutting van Fabre, Hadewijch mocht uit haar benauwenis breken'.
Louis Andriessen
De Nederlandse componist Louis Andriessen (geb. 1939) componeerde in 1988 het 'theatrale vierluik' De Materie, dat in 1989 werd uitgevoerd door De Nederlandse Opera. Het tweede deel van het stuk, 'Hadewijch', is geïnspireerd door het zevende visioen van Hadewijch. Over het ontstaan van dit stuk en over andere stukken schrijft Andriessen in de bundel Gestolen tijd.
'Ik had allang het idee om iets met de kathedraal van Reims te doen en ook met Hadewijch, maar ik wist nog niet dat dat hetzelfde stuk zou worden'. Andriessen vertelde dat hij waarschijnlijk met Hadewijch kennismaakte tijdens de literatuurlessen op school. 'Toen het stuk allang gemaakt was en gespeeld werd, had ik nog steeds te kampen met het feit dat bijna niemand wist wie die vrouw was, zeker niet buiten de landsgrenzen. Gelukkige uitzondering is Vlaanderen, waar zij veel beter bekend is dan in Nederland. Het is wonderlijk dat nu, sinds een jaar of twee, iedereen wel van Hildegard von Bingen gehoord heeft. Zij was even in de mode. Ineens zie je overal om je heen specifieke kennis, als je dat nog kennis kan noemen. Nu moet ik steeds als ik over Hadewijch spreek vertellen dat zij een soort Hildegard von Bingen is. Heel dom en bovendien niet waar, want er zit wel honderd jaar tussen. En hoewel de tijd heel langzaam ging in de Middeleeuwen, honderd jaar moet enig verschil gemaakt hebben. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat Hadewijch iets van Hildegard geweten heeft. Ik vergelijk haar liever met een toubadour, een trouvère, een Minnesänger' (Andriessen, 2002, p. 199).
Theatergroep Proloog uit Eindhoven
De Eindhovense theatergroep Proloog produceerde schreef een toneelstuk naar aanleiding van de het werk van Hadewijch. In Trouw (8 januari 2003) schreef Samuel de Lange daarover: 'In de Amsterdamse 'Brakke Grond' werd in 1985 het stuk 'Hadewijch' opgevoerd, een bloemlezing van teksten door toneelgroep Proloog. De Vlaamse actrice Frieda Pittoors schreeuwde het liefdesverlangen uit van de mystica. Dat ze dat in haar blootje deed voegde niet weinig toe aan de opwinding. Na de voorstelling volgde een saaie toelichting van een Vlaamse geleerde - het Hadewijch-onderzoek is bijna exclusief het terrein van Vlaamse paters en filologen - die zijn twijfel uitsprak over de interpretatie van de regisseur. Opnieuw beroering in de zaal, en de componist Louis Andriessen, die toen ook bezig was met een muziekstuk over Hadewijch ('De Materie', 1988), moest eraan te pas komen om met sussende woorden vlees en geest te verzoenen'.