De Collectie Koopman in de Koninklijke Bibliotheek

De culturele relaties tussen Frankrijk en Nederland gingen Koopman aan het hart. Hij overwoog subsidies te verstrekken aan Nederlandse studenten Franse taal- en letterkunde en een prijs uit te reiken aan Franse romans die in Nederland spelen. Uiteindelijk heeft hij al zijn kaarten gezet op de collectie zelf. Koopman begreep als geen ander dat een collectie zonder financiële armslag een onzekere toekomst tegemoet gaat, hoewel hij destijds misschien niet heeft kunnen voorspellen dat de Franse taal in Nederland zo aan belang zou inboeten. Nu dat het geval is en het veranderde leesgedrag weerspiegeld wordt in wat bibliotheken en boekhandels aanbieden en wat het publiek wil raadplegen of kopen, lijkt het er misschien op dat de Collectie Koopman in een impasse verzeild is geraakt – een groeiende collectie voor een slinkend publiek – maar niets is minder waar. De boeken uit de Collectie Koopman zijn namelijk niet alleen om hun literaire inhoud van belang, ook het bibliofiele uiterlijk – typografie, illustratie, opdrachten van auteurs en kunstenaars, uitvoering, boekbanden – is een bron voor onderzoek en presentatie. Het maakt de collectie bij uitstek geschikt voor een digitale expositie. Sinds 2000 worden voornamelijk werken om hun typografische of kunstzinnige aspecten aangeschaft.

Ex-libris van Anny Antoine, ontworpen door Felicien Bobeldijk

De interesse van Louis Koopman voor het Franse boek gaat waarschijnlijk terug op zijn vroege opvoeding. Zijn moeder was onderwijzeres en had een akte-Frans. Het gezin behoorde tot de Waalse kerk en was sterk georiënteerd op de Franse cultuur, onder andere dankzij het enthousiasme van de Waalse predikant Étienne Giran en diens opvolger Charles le Cornu. Van beiden legde Koopman een collectie publicaties aan, die bij de KB-verzameling is geplaatst. Koopman werd opgeleid als ingenieur, werkte voor AEG en werd uiteindelijk eigenaar van Almara, een bedrijf in medisch-radiologische apparatuur aan het Rokin in Amsterdam. Hij onderhield contacten met kunstenaars via zijn lidmaatschap als 'kunstlievend sociëteitsbezoeker' van de maatschappij Arti et Amicitiae, waar hij doordrong tot de Sociëteitscommissie. Zijn verzameling schilderijen van vader en zoon Kasper en Eduard Karsen (die hij goed kende) en van Franse kunstenaars zoals Jules Cavaillès werd na zijn dood geveild bij Mak van Waay. Aan de Koninklijke Bibliotheek liet hij het schilderij 'La colline' van J.F. Raffaëlli en enkele portretten na, waaronder twee van zichzelf en twee van Anny Antoine.

In 1935 had Koopman 1500 boeken in de kast staan, in 1940 waren er het inmiddels 3000. In 1960 besloeg de verzameling in de KB al 112 strekkende meter en waren er ruim 5000 delen. En de groei ging door: 7000 in 1989 en meer dan 8250 nu. Ze beslaan 240 strekkende meter. Tegenwoordig komen er jaarlijks ongeveer 50 boeken bij.

Louis Koopman en Anny Antoine verzamelden de moderne Franse literatuur in fraaie uitgaven en de collectie is er een die zowel in de diepte als in de breedte gaat. Ze kochten niet alleen alles van een aantal favoriete auteurs (Colette, Blaise Cendrars, André Maurois, Paul Valéry, Georges Duhamel, André Gide), ook verwierven zij zoveel mogelijk romans en poëziebundels van eigenlijk alle auteurs uit het interbellum. Hetzelfde gold voor illustratoren en kunstenaars, zoals Hermine David, Chas Laborde, Gus Bofa en Jean-Emile Laboureur. Na de Tweede Wereldoorlog tekende Koopman zich in voor elke literaire uitgave waarvan een luxe editie verscheen. Er waren wel enkele blinde vlekken, zoals sommige surrealistische auteurs, het naoorlogse kunstenaarsboek en werk van bepaalde drukkers zoals Bernouard. Deze leemten in de collectie zijn inmiddels door de Koninklijke Bibliotheek opgevuld, hoewel er nog steeds desiderata overblijven.

Van 1972 tot 2000, meer dan een kwart eeuw, was romanist Han van Berkel (1939-2000) als conservator verantwoordelijk voor de uitbreiding van de collectie. Hij hield contact met antiquariaten in alle uithoeken van Frankrijk en hij kocht onder andere nieuwe uitgaven van Fata Morgana en Kickshaws. Eind jaren tachtig werd de gehele collectie gecatalogiseerd en in 1989 trad de collectie in de openbaarheid met de tentoonstelling 'In liefde verzameld'. Toen Van Berkel afscheid nam van de Koninklijke Bibliotheek, had hij een kwart van de huidige collectie aangeschaft.

Sinds ongeveer 1900 verscheen van de eerste uitgave van een literaire tekst vaak een luxe editie op speciaal papier, soms in een ander formaat en genummerd. Deze 'édition originale' vertegenwoordigde de echte eerste druk. Maar die editie kon weer uiteenvallen in sub-edities op verschillende soorten papier in steeds grotere oplagen, dus bijvoorbeeld 2 romeins genummerd op Keizerlijk Japans, 6 arabisch genummerd op Chinees papier en 35 op Hollands papier, waarvan er dan weer 10 hors commerce waren, bedoeld voor de uitgever, auteur en kunstenaar. Een exemplaar van de in het colofon als eerste genoemde subeditie is een 'exemplaire de tête'. Een beetje bibliofiel wilde alleen dié editie; de Collectie Koopman heeft er honderden.

Vooral met de auteurs en in mindere mate met de kunstenaars die in zijn collectie waren vertegenwoordigd, onderhield Koopman contact: hij schreef ze aan, zij calligrafeerden opdrachten in zijn exemplaren en hij bezocht ze in Parijs of ontving ze in zijn woonplaats Amsterdam. Bij antiquariaten kocht hij brieven en foto’s van de auteurs en ook handschriften en drukproeven van verhalen en gedichten, waarvoor hij halfleren banden liet maken. Zo verzamelde hij unica van Colette, Philippe Soupault, Francis Carco, Jean Giono en Valery Larbaud. Naast deze handschriften bevat de collectie een aantal archiefstukken en fotoboeken, vooral met betrekking tot Anny Antoine.

De geïllustreerde uitgaven waren in luxe editie meestal voorzien van extra afdrukken van de illustraties (etsen, litho's, houtsneden), soms in speciale kleuren gedrukt op ander papier. Ook werden wel enkele afgekeurde etsen, orginele ontwerptekeningen of een etsplaat aan bepaalde exemplaren toegevoegd. Het eigenlijke kunstenaarsboekkwam min of meer toevallig op de weg van Koopman. Hij kocht bijvoorbeeld een boek van Carco over de schilder Utrillo, één van de vijf exemplaren op Japans papier met een originele gouache van de kunstenaar. Zo begonnen unieke kunstwerken deel uit te maken van zijn verzameling. Van Cendrars kocht hij La fin du monde uit 1919, de auteur schreef er een opdracht in: toen 'gewoon' een eerste druk, nu een gezocht kunstenaarsboek. Bij zijn grote Cocteau-verzameling paste ook het werk van diens minnaar Raymond Radiguet en zo arriveerde het door Henri Laurens geïllustreerde en door Kahnweiler uitgegeven Les Pélican in Nederland. Tot in de jaren zestig bleef Koopman kunstenaarsboeken aanschaffen, zoals Les incongruités monumentales (1967) met litho's van Enrico Baj. Na de dood van Koopman is eerst gekozen voor een uitbreiding van de geïllustreerde, luxe edities. Inmiddels is de Koninklijke Bibliotheek ertoe overgegaan niet alleen het Franse bibliofiele boek te verzamelen, het 'livre de luxe', maar ook het kunstenaarsboek, bijvoorbeeld met litho's van Matisse, Picasso of Ubac, met etsen van Giacometti of Jacques Villon of met gouaches van Sonia Delaunay.

De uitgaven uit de eenentwintigste eeuw zijn vaak kruisingen tussen genres, zoals protestuitgaven in de vorm van een private press boek en stripverhalen die helemaal in de etstechniek zijn uitgevoerd,