Louis Koopman en Anny Antoine: biografieën

Pasfoto's van Louis Koopman

Louis Koopman in jaartallen

1887
Geboorte Louis Jan Koopman te Amsterdam (9 juni)
1909
Indiensttreding Allgemeine Elektrizitäts-Gesellschaft (AEG) in Düsseldorf
1913
Indiensttreding als Akquisitions-Ingenieur bij Brown, Boveri und Cie. in Mannheim
1914
Keert terug naar Amsterdam; werkt als chef verkoop aan consumenten bij N.V. Elektriciteitsmaatschappij A.E.G.
1917
Studeert intussen aan het Rheinisches Technikum Bingen (semester 1917/1918)
1920
Hoofd van de medische afdeling van N.V. Elektriciteitsmaatschappij A.E.G. in Amsterdam
1921
Behaalt einddiploma Elektro-Ingenieur-Schule van het Deutsches Technikum in Berlijn (5 maart)
1922
Mededirecteur van de dochteronderneming Metema N.V., een bedrijf in medische apparatuur
1923
Lid van Koninklijke Instituut van Ingenieurs
1925
Directeur van Almara (voorheen Metema)

Ontmoeting met Anny Antoine (november)
1931
Verloving met Anny Antoine (25 december)
1933
Overlijden van Anny Antoine (25 juni)
1935
Benoeming tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau; secretaris van de afdeling Amsterdam van de SPR (Studievereniging voor Psychical Research), zet zich in voor de realisatie van een laboratorium van de SPR
1936
Bespreekt schenking van de boekencollectie met de Koninklijke Bibliotheek
1940
Schenkt boekencollectie aan de Koninklijke Bibliotheek; blijft de collectie aanvullen tot zijn dood
1948
Wordt eigenaar van Almara
1957
Schenkt deelcollectie met werk van de Waalse predikant Etienne Albert Giran aan de KB (mei)
1960
Doctoraalexamen natuurkunde, met als bijvakken medische fysica en wiskunde
1965
Promoveert op het proefschrift Work and effort
1968
Huwelijk met zijn huishoudster, Sara Maria Groen

Legateert Fonds Anny Antoine/Louis Koopman aan de Nederlandse staat ten behoeve van de Collectie Koopman

Overlijdt (3 november)

Publicatie van Koopmans boek: Anny Antoine: sa vie, nos conversations littéraires (postuum)
1972
De Koninklijke Bibliotheek doet de eerste aankopen voor de Collectie Koopman uit het Fonds Anny Antoine/Louis Koopman
Portret van Louis Koopman, olieverf, door H. Yckelenstam (ca. 1958)

Het leven van Louis Koopman

Het leven van Louis Jan Koopman toont een breed spectrum van activiteiten. Beroepshalve was hij zowel zakenman als wetenschapsbeoefenaar, waarbij het laatste aspect steeds meer de overhand kreeg. Daarnaast was hij onder meer kunstliefhebber en vooral kenner van de Franse letteren, waarvoor de grondslag al werd gelegd in zijn vroege jeugd.

Hij werd geboren in Amsterdam op 9 juni 1887. Over zijn vader is niets bekend; zijn moeder was onderwijzeres en had een akte-Frans. Bovendien behoorde het gezin, dat verscheidene kinderen telde, tot de Waalse kerk. De kinderen Koopman groeiden dan ook op in voortdurende aanraking met de Franse taal, eerst door lessen van hun moeder, later dankzij het enthousiasme van de Waalse predikant Étienne Giran, die in de periode dat hij in Amsterdam stond -van 1900 tot 1920- een onvermoeibare verbreider van de Franse taal en letterkunde bleek. De jonge Koopman volgde dan ook naast en na de gewone catechisatielessen verscheidene andere cursussen. Giran heeft grote invloed op hem gehad, evenals diens opvolger, Charles le Cornu, die een dierbare vriend werd.

Over de opleiding van Louis Koopman bestaat enige onduidelijkheid; die heeft zich trouwens, zou men kunnen zeggen, over zijn hele leven uitgestrekt. Hij moet al ingenieur zijn geweest, of in ieder geval een eind op streek, toen hij in april 1909 in dienst kwam van de Allgemeine Elektrizitäts-Gesellschaft Düsseldorf. Deze firma verliet hij per 30 september 1913, om meteen daarop Akquisitions-lngenieur te worden bij Brown, Boveri und Cie, Mannheim.

Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog keerde terug naar Amsterdam en werd hij er chef van de afdeling verkoop aan consumenten van de N.V. Elektriciteitsmaatschappij A.E.G., waarbij het vooral ging om medische apparatuur. Hij werd 'een deskundig ingenieur en een uitmuntende acquisiteur' genoemd. Deze waardering resulteerde in de benoeming per 1 januari 1920 tot hoofd van de medische afdeling en na 1922 tot mededirecteur van de nieuw gevormde dochtermaatschappij Metema N.V.

Intussen, in 1917/1918, studeerde hij gedurende een semester aan het Rheinisches Technikum Bingen, waarna hij op 5 maart 1921 het einddiploma behaalde van de Elektro-Ingenieur-Schule van het Deutsches Technikum te Berlijn. Hij was daarmee ruimschoots gekwalificeerd voor het gewone lidmaatschap van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs te Den Haag (juli 1923), tot het bestuur waarvan hij na enige tijd toetrad als penningmeester. Na 1927 onderbrak hij zijn lidmaatschap tot halverwege 1933, toen hij lid werd van de 'Afdeeling voor Electrotechniek en Technische Natuurkunde'.

Inmiddels had Koopmans specialisme voor vele jaren zich uitgekristalliseerd: de medische radiologie. Dit blijkt uit zijn werkzaamheden op het commerciële vlak bij de Amsterdamse firma Almara (Algemeene Maatschappij voor Radiologie, Electrologie en Chirurgie) aan het Rokin, waarvan niet duidelijk is, of hij die heeft opgericht, maar wel dat hij tenminste in 1936 directeur ervan was. Als wetenschapsman profileerde hij zich sterk in die jaren. Hij nam deel aan congressen in eigen land en daarbuiten: Duitsland, Zweden, Zwitserland, als toehoorder of als spreker op het gebied van de elektrocardiografie, elektro-encefalografie en röntgentechniek en publiceerde over die onderwerpen in tijdschriften als Strahlentherapie, British journal of radiology en Archiv für Psychologie und Neurologie. Dit alles heeft ongetwijfeld bijgedragen tot zijn benoeming tot officier in de orde van Oranje-Nassau bij Koninklijk Besluit van 1935, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.

Naast zijn beroepsleven, dat veel reizen in binnen- en buitenland inhield, had Louis Koopman ook nog tijd over voor andere activiteiten, in de eerste plaats voor het uitbreiden van zijn boekencollectie. Daarnaast verzamelde hij schilderijen, met een zekere voorkeur voor vader en zoon Kasper en Eduard Karsen (met de laatste was hij goed bevriend), maar ook voor Fransen als Cavaillès en Raffaelli. Hij had veel contact met kunstenaars door zijn lidmaatschap als 'kunstlievend sociëteitsbezoeker' van de maatschappij Arti et Amicitiae, waar hij het zelfs bracht tot lid van de Sociëteitscommissie. In die kring zal hij ook wel kennis hebben gemaakt met de ontwerpers van de beide ex-libris die in de collectie voorkomen, Samuel Garf en Félicien Bobeldijk.

Vlak voor de oorlog breidde zijn wetenschappelijke arbeid zich verder uit. Louis Koopman, toen voor in de vijftig, begon de studie Wis- en Natuurkunde aan de Universiteit van Utrecht. Gedurende de oorlogsjaren bereidde hij zich voor op het kandidaatsexamen, dat hij op 22 oktober 1945 aflegde. Koopman zag al spoedig dat het in het Instituut van Ingenieurs ideologisch de verkeerde kant op ging; hij zegde zijn lidmaatschap op en kon na de oorlog als onverdacht persoon moeiteloos weer intreden.

Tussen 1945 en 1949 wist Koopman zijn dagelijkse arbeid te combineren met werk op de afdeling Medische Fysica van de Utrechtse universiteit, waar hij onderzoek deed op het gebied van de harttonen. Hij deed doctoraalexamen op 15 februari 1960, met als hoofdvak natuurkunde en als bijvakken wiskunde en medische fysica, een onderwerp dat hem bleef bezighouden en waarover hij lezingen hield en artikelen publiceerde. Het project 'arbeid en inspanning' mondde uit in zijn promotie op 1 december 1965 bij prof. Burger, op het proefschrift Work and effort.

De laatste jaren van zijn leven werkte Louis Koopman aan de verwezenlijking van een lang gekoesterd plan: een boek over zijn verloofde Anny Antoine. Hij kon het voltooien, ondanks zijn slechter wordende gezondheid, maar het verschijnen ervan maakte hij niet meer mee. Hij stierf op 3 november 1968.

Foto van Anny Antoine

Anny Antoine in jaartallen

1897
Geboorte Anne Catherine Antoine te Saint-Gilles-les-Bruxelles (25 april)
1913
Anny’s moeder overlijdt
1914
Anny’s vader hertrouwt

Tijdens de Eerste Wereldoorlog verblijft het gezin Antoine onder moeilijke omstandigheden in Ukkel
1921
Verhuist naar Antwerpen. Woont in een tehuis voor jonge dames
1924
Verhuist naar Parijs. Werkt in een modehuis
1925
Verhuist naar Den Haag. Werkt als privé-lerares Frans; Kennismaking met Louis Koopman bij de Alliance Française (november)
1926
Woont Frederikstraat 75 (eerder adres onbekend); Plaatst advertenties voor 'Fransche les' in de Haagsche Courant
1927
Verhuist naar de Bazarlaan 76a en Groot Hertoginnelaan 103
1928
Verhuist naar Anna Paulownastraat 75 (januari?) en naar Van Speykstraat 10 (september)
1931
Verloving met Louis Koopman (25 december)
1931
Behaalt diploma Frans M.O.-A
1933
Overlijdt na aanrijding door tram (25 juni). Begrafenis in Erps Kwerps in België
1936
Anny’s boekenverzameling van ongeveer 600 luxe exemplaren wordt gevoegd bij de collectie van Louis Koopman.
Portret van Anny Antoine, olieverf, door H. Yckelenstam (ca. 1958)

Het leven van Anny Antoine

Anny Antoine werd geboren op 25 april 1897 in Saint-Gilles-lez-Bruxelles. Haar vader was spoorwegbeambte met een levendige belangstelling voor kunst en vooral geschiedenis. In het gezin moet een zodanige sfeer hebben geheerst dat de enige dochter graag thuis kwam.

Een schaduw op deze gelukkige jeugd wierp de dood van haar moeder in 1913; de vader hertrouwde in 1914. Er bestond vanaf het begin een grote genegenheid tussen Anny en haar tweede moeder. De Eerste Wereldoorlog en de Duitse bezetting gingen aan het gezin Antoine, dat ook nog een zoon uit het eerste huwelijk telde, bepaald niet onopgemerkt voorbij. Vader vocht in Frankrijk, moeder en de kinderen moesten in Ukkel, waar het gezin toen woonde, maar zien hoe ze de pijnlijke voedselschaarste het hoofd zouden bieden. Anny Antoine heeft altijd de gevolgen ondervonden van die bezettingstijd. Ze had sindsdien een zwakke gezondheid, met name een maagkwaal, en de afschuw van de 'furor teutonicus' is ze nooit kwijt geraakt. Van belangstelling voor Duitsland is in haar leven niet veel te bespeuren, voor Engeland wel, en misschien is het niet gewaagd te veronderstellen dat haar liefde voor de Franse cultuur in het algemeen en de Franse taal- en letterkunde in het bijzonder door haar oorlogsherinneringen is geïntensiveerd. Die liefde had ze trouwens van huis uit meegekregen; de familie was van Franse afkomst. Welke opleiding Anny heeft genoten na de lagere school in Ukkel is niet duidelijk; haar grote intellectuele belangstelling en werkkracht maken het niet onwaarschijnlijk dat ze haar loopbaan als privé-lerares Frans begon als autodidact. In ieder geval had ze thuis op dat gebied al de nodige boeken.

Hoezeer Anny Antoine ook gesteld was op haar ouderlijk huis en het rustige leventje in Ukkel, gaandeweg voelde zij de behoefte uit te breken. In 1921 was het zover: Anny vertrok naar Antwerpen in de verwachting aldaar haar Vlaamse landgenoten de Franse taal bij te kunnen brengen. Het bleek moeilijk te zijn aan leerlingen te komen, wat het leven aan de Schelde er niet eenvoudiger op maakte, want ze wilde ook financieel op eigen benen staan.Anny woonde in een tehuis voor jonge dames, 'Le Foyer des Alliés', kennelijk in een soort verenigingsverband, met alle vriendschappelijke omgang en uitstapjes van dien. De bewoonsters noemden zich 'mouettes' (meeuwen), en Anny is met verscheidenen goed bevriend gebleven. Niettemin wilde ze weg uit Antwerpen; Parijs lokte. Anny slaagde erin als gezelschapsdame bij een goede familie wat geld bij te verdienen en vertrok in mei 1924 naar de hoofdstad van het beloofde land.

Daar was natuurlijk geen sprake van Franse les geven. Anny vond een baan bij een voornaam modehuis aan de avenue de l'Opéra, waar ze in aanraking kwam met de betere kringen en in staat was haar misschien wat Belgische Frans te perfectioneren. Daarnaast ontwikkelde ze een grote activiteit op het culturele vlak, bezocht theaters (een grote liefde), musea en galeries en maakte kennis met de contemporaine literatuur, die ze tot dan veronachtzaamd had ten faveure van de klassieken en de romantiek. Het was toepasselijk dat zij, die zwoer bij Balzac, onderdak had in Passy, vlak bij het Musée Balzac. Haar kosthouders waren haar in alle opzichten tot steun en brachten haar zelfs op het idee haar lespraktijk weer op te vatten, nu in Den Haag. Daar arriveerde ze in oktober 1925.

Na een kort verblijf in het nu verdwenen hotel Astoria en na pensions in de Bazarstraat en de Anna Paulownastraat vond ze in 1928 een woning naar haar zin in de Van Speykstraat 10, bij een familie die haar zeer toegenegen was. Ze kon er haar leerlingen ontvangen en had er voldoende ruimte voor haar groeiende collectie boeken (op het laatst vier grote kasten) en dat alles in de buurt van de Haagse en Scheveningse bosschages en de zeekant. Geen wonder dat ze er tot het einde toe is gebleven.

Den Haag bleek op den duur een goede keus: er woonden nogal wat families in goeden doen waar het zich occuperen met de Franse taal bon ton was. Maar Anny Antoine was natuurlijk niet de enige die dat ontdekte; er was sprake van een zodanige concurrentie dat zij eerst genoodzaakt was een baan als verkoopster aan te nemen in een modehuis Maison de Paris, een verbintenis waaraan een einde kwam in de loop van 1927 na een periode van ziekte en aansterken in haar ouderlijk huis, sinds 1923 in Erps-Kwerps.

Hierna ging het haar meer voor de wind. Het kostte haar steeds minder moeite leerlingen te vinden, welstaanshalve allen min of meer jonge dames. Een aardig detail is dat ze zich placht uit te geven voor een echte Française; dat scheelde bij de werving. Waarschijnlijk gebeurde die vooral op recommandatie, want Anny Antoine was een uitstekende lerares, serieus, methodisch, maar ook een aimabel mens, die haar leerlingen enthousiast wist te maken. Sommigen werden haar vriendinnen, met wie zij er op uit trok in haar vrije tijd. Die zal niet ruim bemeten zijn geweest. Buiten haar lespraktijk van ongeveer vijfentwintig uur per week, nam zij zelf les. Ze bereidde zich voor op het diploma Frans M.O.-A., dat ze in 1931 behaalde en ging verder met de Franse studie aan de universiteit van Utrecht. Daarbij deed ze aan Italiaans en Latijn en probeerde ze serieus haar lacuneuze Nederlands te verbeteren, ook met het oog op het M.O.-examen en eventueel vertaalwerk. Er bestaat een verzoek tot beëdiging als vertaalster. Dan nog het lezen en niet te vergeten het schrijven. Zij schreef graag: stemmingsstukjes, pretentieloze schetsen, maar ook opstellen over literaire onderwerpen, eerst nogal schools, later meer academisch van toon. Zo bestaat er een scriptie 'Corneille et Racine' voor professor Valkhoff en een verhandeling over de 'acte gratuit' bij André Gide en anderen. De rest van haar tijd ging op aan eenvoudige genoegens als wandelingen, theaterbezoek, sociale contacten en nu en dan een reisje. Een vol leven voor iemand met een zwakke gezondheid, die regelmatig rusten moest.

Het is diep tragisch dat aan dit alles door een afschuwelijk ongeval een einde kwam. Op een mooie zondagochtend, 25 juni 1933, werd Anny Antoine op weg naar de Scheveningse pier gegrepen door de bijwagen van tramlijn 8. Zij was op slag dood en werd enige dagen later begraven op het kerkhof van Erps-Kwerps.

De relatie Anny Antoine - Louis Koopman

Anny Antoine en Louis Koopman hebben elkaar voor het eerst ontmoet in november 1925 in Den Haag, op een bijeenkomst van de Alliance française. Zes weken later volgde een tweede ontmoeting, ditmaal op een avond van het genootschap Nederland-Frankrijk. Beiden vatten meteen sympathie voor elkaar op, waarbij van begin af aan hun wederzijdse belangstelling voor de Franse literatuur en liefde voor het bibliofiele boek een grote rol speelden.

Uit de bewaard gebleven brieven blijkt duidelijk, hoezeer Koopman bovendien het Belgische meisje in het toch tamelijk vreemde Nederland tot steun heeft willen zijn op alle mogelijke gebieden. Een grote preoccupatie is haar gezondheid. Ontelbare malen spoort hij haar aan het toch vooral rustig aan te doen, zich in acht te nemen, haar kleding en voeding aan te passen aan het Nederlandse klimaat en de dokter te raadplegen. Ongetwijfeld speelt ook Koopmans beroepsmatige belangstelling voor medische zaken hierin mee.

Daarnaast wordt hij niet moe te wijzen op het belang van regelmatige studie, vooral van het Nederlands. Wat dit laatste betreft kan worden gesproken van een stokpaardje: Louis treedt duidelijk op als de leraar Nederlands van Anny. Hij geeft haar 'dagelijksche taaloefeningen' door middel van krantenartikelen die hij selecteert op leerzaamheid. Bovendien bedient hij zich in zijn Nederlandstalige brieven, die overigens in de minderheid zijn, van idiomatische hoogstandjes tot lering van zijn vriendin, en spoort haar aan de Nederlandse grammatica te bestuderen. Anny accepteert dit alles met de haar eigen opgewektheid, soms gemengd met milde ironie, getuige de schalkse aanhef van een van haar brieven: "Mon cher Socrate".

Zij heeft ongetwijfeld veel gehad aan de adviezen van haar vriend, die op 25 december 1931 haar verloofde wordt. Behalve van deze niet aflatende zorg, die zich ook nog uitstrekt tot het beleggen van Anny's spaargeld, het invullen van haar belastingbiljet en het raad geven inzake het zetten van een echt Nederlands kopje koffie, is er natuurlijk sprake van heel andere zaken: veelvuldige afspraken, zondagse lunches, doorgaans in café-restaurant L'Espérance, reizen in Nederland, naar Erps- Kwerps en naar verschillende delen van Frankrijk, theaterbezoek en omgang met vrienden. Zo beschrijft Anny in een alleraardigst opstel een middag die zij met Koopman doorbrengt bij diens vriend, de schilder Karsen. Er kan dus tot op zekere hoogte gesproken worden van een gedeeld leven, al blijft Koopman in Amsterdam wonen. Hieraan kwam door Anny’s ongeluk in 1933 abrupt een einde. Na haar dood bleef Louis Koopman hartelijke connecties onderhouden met haar ouders, haar broer en diens echtgenote. Vooral voor Emmanuel Antoine ('Père') was zijn genegenheid groot. Louis werd kennelijk als schoonzoon beschouwd, in wie de ouders hun dochter zagen voortleven. Hij heeft hun dan ook herhaalde malen beloofd in Anny's geest door te zullen gaan.