Hadewijch: leven en werk

Hadewijch (glasschildering door Fritz Roderburg)

Leven

Weinig is er bekend over het leven van Hadewijch. Zelfs heel basale gegevens, zoals datum van geboorte en overlijden zijn niet te vinden. Er is - in de tijd dat zij leefde of kort daarna - geen hagiografie over haar geschreven noch zijn er contemporaine aantekeningen van anderen over haar bekend. Kortom: het leven van Hadewijch is een mysterie. Vanaf het begin van de twintigste eeuw hebben verschillende onderzoekers zich gebogen over het werk (en het leven) van deze begijn.

Hadewijchs werkzame leven zal zich hebben afgespeeld aan het einde van de eerste helft van de dertiende eeuw. Dit is af te leiden uit de Lijst der volmaakten, een aanhangsel van het Visioenenboek, één van de werken van Hadewijch. Uit de inhoud is te herleiden wanneer de lijst moet zijn opgesteld door Hadewijch. De lijst bestaat uit een opsomming van 29 overleden en 53 nog levende 'volmaakten'. Nummer 29 op de lijst is een begijn die werd terechtgesteld door 'meester Robbeert', 'om hare gherechte minne'. Deze 'Meester Robbeert' is Robert le Bougre, die van 1235 tot 1238 in Vlaanderen de inquisitie leidde. Hadewijch zal haar lijst dus na deze periode opgesteld hebben. In de lijst van de levende volmaakten staan zeven heremieten, kluizenaars, die op de muur van Jeruzalem wonen. Aangezien Jeruzalem in 1244 in handen viel van de Saracenen, zal de lijst voor dat jaar zijn opgesteld. Zo komen we op de periode 1238-1244 (Mommaers, 1989, p. 18).

Ook over het dagelijks leven van Hadewijch is heel weinig bekend. Vaak is er informatie over het leven van religieuze figuren bekend uit de vitae, beschrijvingen van heiligenlevens, maar in het geval van Hadewijch is er vrijwel niets te vinden. Haar kennis van het Diets, Frans en Latijn was goed, ze voelde zich thuis in de mystieke theologie en ze was bekend met de hoofse zeden en gewoonten. Hadewijch zal dus waarschijnlijk een hoog ontwikkelde jonkvrouw van adellijke afkomst zijn geweest. Ze heeft samengewoond met een aantal jonkvrouwen waaraan ze leiding gaf - dit is af te leiden uit de brieven,die getuigen van een autoritaire, gezagvolle toon. In deze periode schreef ze haar meeste werk. De vrouwen waarmee ze samenleefde leidden een religieus leven, maar er was geen sprake van een kloosterorde of een (goed georganiseerd) begijnengenootschap. Later heeft ze zich bij een ander gezelschap aangesloten, maar daar was ze niet op haar plaats. Haar religieuze leven kwam niet overeen met het wereldse karakter van dat gezelschap. Uiteindelijk wilde ze zelf een genootschap stichten, maar meer dan dit is daarover niet bekend. Hadewijch schreef haar werk in het Brabants, meestal wordt zij dan ook gesitueerd in (Vlaams) Brabant. Door de jaren heen is ze ook wel in (de buurt van) Antwerpen gesitueerd (Paepe, 1983, p. 7-11).

Begin van het eerste Mengeldicht (uit: Hadewijch, 1988)

Werk

De volgende dichtwerken van Hadewijch zijn bewaard gebleven:

  • 45 strofische gedichten. In deze gedichten speelt de minne, het mystieke verlangen naar eenheid met God, een grote rol. Deze gedichten zijn sterk geïnspireerd door de (wereldlijke) liederen van de trouvères en troubadours. De strofische gedichten zijn qua inhoud en structuur vrij complex.
  • 16 mengeldichten. Deze gedichten zijn berijmde brieven, die bedoeld zijn geweest voor de vrouwen aan wie Hadewijch leiding gaf. De mengeldichten hebben geen strofische vorm, zoals de andere gedichten. Eén gedicht, het vijftiende, heeft wel de vorm van een 'echt' gedicht.

Verder zijn er van Hadewijch ook nog proza-werken overgeleverd:

  • 31 brieven waarin Hadewijch haar visionair-mystieke leer uiteenzette; ze waren bedoeld als geestelijke leiding voor de jonge vrouwen met wie ze samenleefde. Vaak lijken de brieven meer op toespraken dan op 'echte' brieven. De brieven zijn meerdere malen uitgegeven, bijvoorbeeld in 1990 in de redactie van Paul Mommaers (Hadewijch, 1990). De brieven lijken wat inhoud betreft veel op de mengeldichten, alleen zijn de brieven niet berijmd.
  • 11 visioenen, die, als één bundeltje, gezamenlijk werden geredigeerd in de loop van één winter. Hadewijch tekende de Visioenen op voor iemand van wie ze veel hield, waarschijnlijk de vriendin aan wie de Brieven gericht zijn. In de visioenen zet ze haar leer opnieuw uiteen. Het zijn geschriften van zeer persoonlijke aard.