De gedichten des Vaderlands van Babs Gons

Inhoudsopgave

Bataljon der vergetelheid

(NRC, 4 mei 2024)

We begroeven je doden
Bewezen ze de laatste eer
Op weg naar eeuwige rust
Na de bevrijding, voor onze terugkeer

Van de oorlog naar een land
Waar we het leger niet verkozen
Maar tekenden voor een toekomst 
weg uit de klasse van kanslozen

Aan dezelfde kant in dezelfde oorlog
Vechtend voor hetzelfde grondgebied
Kijkend in de ogen van eenzelfde vijand
Marcherend op hetzelfde marslied

Mochten wij slechts graven delven 
Lijken wassen en bevoorraden
We knapten het vuile werk op
Voor onze witte zogenaamde kameraden

Sommigen van ons weigerden
Te strijden tegen onze broeders
Zonen van de koloniën
Verwanten van andere moeders

Van de Antillen, van Suriname
Het zuiden van de Verenigde Staten
We vochten zij aan zij op de grenzen
Van bezette landen en onderdrukte mensen 

We begroeven je doden 
Die bij leven niet naast ons wilden zitten
Keerden weder naar een wereld 
Van weer achter in de bus zitten 

Na de overzeese bevrijding
Begon terug in het land van herkomst
Onze eigen vruchteloze strijd 
Voor een betere toekomst

Zonder ceremonie of medailles
Noch eerbetoon of accolade
Geen lofzang op onze daden
Geen plek in de veteranenparade

We waren geen verhaal
We werden nooit verteld
Geen deel van een herdenking
Geen kroning tot held

Ons was van alles beloofd
Van toelagen tot toeslagen
Van bevordering in het leger 
Tot aanzienlijke bedragen

Wij beloofden op onze beurt
Aan het moederland loyaliteit
We zongen van Oranje Boven 
Toonden onze koningsgezindheid

We begroeven andermans doden
In een oorlog ver van ons vandaan
Op de dodenakkers van Margraten
Lieten we hoop op beter gaan

Het bataljon van de vergetelheid
Het regiment zonder ballade
Wij vochten mee en gaven ons leven
En vielen daarbij in ongenade

Wij begroeven jullie doden
vochten andermans oorlog
voor andermans vrijheid
maar bleven de underdog

Geen genoegdoening 
Viel ons tot op heden te beurt
Wij wachten nog altijd 
Met littekens
Met nachtmerries 
Met leed
En wroeging
Over wat er toen is gebeurd

Wij de vergeten soldaten
Wachtend op achterstallig soldij
Op eer voor bewezen diensten
Op meer erkenning tijdens 
de herdenking 
op 4 mei

Alsof we buren zijn

(NRC 30 april 2024,   
bij het rapport van de Nationale Ombudsman over het handelen van de overheid bij het aanmeldcentrum in Ter Apel)

ik had zo graag een dag voor je verzameld   
om doorheen te komen   
‘m zo zachtjes mogelijk   
over het hek gegooid    
zodat alleen jij de plof kan horen   

ik had zo graag tegen de schemering   
een nacht voor je achtergelaten   
als een deken zo zwaar   
en zwart als een gat   
waarin alles even kon verdwijnen   
wat je wakker houdt   

ik had zo graag mijn zoon   
een voetbal over het hek laten schieten   
en zo achteloos mogelijk   
een brood achtergelaten   
alsof we buren zijn   
en ik het kopje suiker terugbreng   
dat jij mij de dag ervoor had geleend   

alsof we buren zijn   
en het heel gewoon is   
dat ik aan deze kant van het hek sta te rillen   
als ik jou aan de andere kant   
zie staan in een dun jasje   

alsof het toesteken   
van een poncho   
tegen de regen   
geen strafbaar feit is 

er zou een gedicht moeten zijn

(NRC, 10 november 2023   
Geschreven in het kader van de de Dag voor de Mantelzorg)

er zou een gedicht moeten zijn   
over een vrouw die elke ochtend   
haar man uit bed haalt, hem wast en voedt   
een vrouw wier handen behendig een scheermes   
over de stugge, gekreukelde huid halen   
handen die weten wanneer een deken   
over de benen gelegd moet worden   

over een dochter die tijdelijk haar intrek heeft genomen   
in het ouderlijk huis om haar moeder twee keer per dag   
om te kunnen draaien en haar vingers zachtjes te masseren   
als ze zich benauwd voelt   
en die de foto’s van haar moeders verleden   
vast op volgorde heeft gelegd   

over een man die dagelijks anderhalf uur fietst   
om zijn partner op te zoeken   
met tassen vol plastic bakjes met diens lievelingseten   
over een partner die altijd met een oor wakker slaapt   
wiens geliefdes ademhaling het ritme van zijn nacht slaat   
over een zoon die van de wekelijkse ritjes naar de apotheek   
een uitje maakt   

er zou een gedicht moeten zijn voor eenieder   
die in dauw en donker in kleine en grote uren   
het leven van een ander omsluit uit liefde uit noodzaak   
het leven van een ander omringt met warmte, met zorg   
soms als een last soms als een zegen   

voor de vrouw die   
elke ochtend haar man uit bed haalt, hem wast en voedt   
een gedicht dat eindigt als een warme deken om haar heen   
nadat ze hem ’s avonds weer terug naar bed heeft gebracht   

Personeelstekort

(NRC, 22 september 2023
Geschreven bij de inauguratie als Dichter des Vaderlands)   

we komen tekort   
verliezen een stad   
vragen ons af hoe we thuiskomen   
hoe nader tot onze geliefden te komen   
een college, een ingreep   

minder treinen minder trams   
op het traject richting OLVG    
een verbod op verlof   
een nacht zonder eerste hulp   

ook op mijn post   
een personeelstekort   
in mijn linkerborst   
ergens in het laatste jaar   
is schaarste schade geworden   

de OK-medewerker deelt orders uit   
aan niemand die het hoort   
de verpleegkundige verontschuldigt zich   
ik heb geen mensen   

ook hier in de taal   
kom ik handen tekort   
en komen de woorden   
wellicht te laat   
voorrijden   

de tijd staakt hier zo af en toe   
moedigt aan om met minder   
meer te doen   

we zullen mislopen, stranden   
dan weer vertragen   

en hopen dat we in ieder geval   
op tijd zijn om onszelf   
te begroeten bij thuiskomst   

Wie zijn we morgen

(NRC, 1-2 juli 2023
Geschreven bij de start van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden)

we stellen ons graag de vraag
wie we geweest zouden zijn 
 

zouden we in het verzet hebben gezeten 
waren we abolitionist geweest
held 
toezichthouder of toeschouwer 
verstotene van het menszijn

gevangene van de tijd?

zouden we rijstzaden hebben meegesmokkeld 
in rijen strak ingevlochten haar
geheime boodschappen verborgen hebben
in de vouw van onze doeken
in drumritmes en liederen 
in de stille taal van ondergronds protest? 

aan welke kant van de geschiedenis 
zouden we ons bevinden?
zouden we ons hebben geschikt
naar wat de tijd van ons verlangde 
waar de klasse ons toe dwong
waar de huid ons toe veroordeelde?

wie zouden we geweest zijn 
te midden van
bloeiende plantages
onderdeks of bovendeks
driftig navigerend 
over golven
over grenzen
van continenten
en waardigheid

leeg gebleven pagina’s 
maken ons lichamen 
van onvertelde verhalen
bij gebrek aan kennis
geven we verre voorouders
een hart
of een hakbijl

maar wie zijn we nu 
wie zijn we morgen
met dit verleden dat zich voor ons uitstrekt
wie zijn we achter de komma
de kleinkleinkleinkinderen van

hoe schrijven we onszelf 
in dit volgende hoofdstuk 
met hoeveel armen en met 
welke woorden zullen we het verleden 
uit de schaduw trekken
in de ogen kijken
en omhelzen?

vraagt een gedeelde geschiedenis
niet ook om het dragen van elkaars pijn
van elkaars welvaart
om de erfenis te verdelen?