Overige werken van W.G. van Focquenbroch
Geliefde genres in de tijd van Focquenbroch waren het epos en de tragedie, maar vanwege de omvang en de inhoud waagden weinig schrijvers zich aan het epos. Tragedies daarentegen werden veelvuldig geschreven.
De renaissancisten volgden de voorschriften voor het toneel uit de klassieke oudheid. Er ontstond een categorie van ernstig toneel met Joost van den Vondel als meest voorname vertegenwoordiger. Kenmerkend voor Vondel wasdat hij hardnekkig vasthield aan deze klassieke principes van het toneel. In de loop van de eeuw kregen andere auteurs – maar ook het publiek – de voorkeur voor een wat modernere aanpak. Als gevolg hiervan ontstond als tegenhanger van het klassieke toneel het 'romantische' of 'vrije' toneel. De term 'romantisch toneel' slaat niet op de inhoud (een romantisch verhaal), maarbetekent dat het strakke stramien van het klassieke toneel wordt losgelaten. De term heeft dus alleen betrekking op de vorm waarin het stuk geschreven werd.
Volkstoneel
Volkstoneel – eveneens een uiting van het zeventiende-eeuwse leven – is een benaming voor een genre dat weergeeft waar de gewone mensen zich in die tijd mee bezighielden. De term volkstoneel- in tegenstelling tot de term vrij toneel - heeft geen betrekking op de vorm maar op de inhoud. De onderwerpen van het volkstoneel waren gegrepen uit het leven. Het gewone volk (diegenen die niet lid waren van de elitaire rederijkerskamers) begreep doorgaans niets van de ernstige renaissancestukken die niet de werkelijkheid van hun dagelijkse leven afspiegelden. Ook Focquenbroch veroordeelde deze kunstige renaissancistische bewerkingen van de realiteit:
Twee Swarte Wolcken zyn 't, waer door u swaer gedight,
By my verdooft werdt van zijn luyster, en zijn licht;
Dat's duysterheyt van zin, en hardigheyd van toonen,
Twee Feilen die in geen Poëet zijn te verschoonen
[…]
Mydt dan uw duysterheyd, zoo sal uw Luyster groeyen;
Verlaet dees hardigheyd, zoo wrang, soo wreet, soo zuur:
De grootste kunst die paelt het naestaen de Natuur.
(p. 128-129, 130)
Binnen het volkstoneel nemen de klucht en het blijspel een aparte plaats in. Het grootste verschil tussen beide is dat de klucht korter is (minder dan 1000 regels) en dat deze niet is ingedeeld in bedrijven. Verder hebben de personages bij de klucht geen uitgewerkt karakter. De plot is vaak een anekdote, ontleend aan het dagelijks leven of folklore, en moet in de eerste plaats vermakelijk zijn. Het blijspel telt vijf bedrijven en kent een ingewikkelder plot met meer personages. In dit opzicht lijkt het blijspel op de tragedie, maar in het blijspel wordt de wijze waarop de mens tekortschiet op een komische wijze uitgebeeld; er wordt het publiek een (lach)spiegel voorgehouden.
Blijspelen van G.W. van Focquenbroch
In 1663 verscheen de eerste publicatie van Focquenbroch: het blijspel De verwarde jalousy, een bewerking van Molières Sganarelle ou Le cocu imaginaire (1660). Het stuk ging in première in de Amsterdamse Schouwburg in het voorjaar van 1663. Vanaf de eerste voorstelling was het stuk immens populair. De tekst werd verschillende keren opnieuw uitgegeven:
Leonora
Wie steelt uw eer?
Iasper
Die vent, die schijtvalk van het hof,
Die set my hoorens op, Mejuffrouw, met verlof:
En dit heb ick van daegh gesien selfs met mijn oogen,
So dat ick heel wel weet dat ick niet ben bedroogen.
(Focquenbroch, 1978a, p. 39)
In 1664 verschenen de Klucht van Hans Keyenvretser en de Klucht van de weyery. Deze kluchten werden vervolgens opgenomen in Focqenbrochs eerste bundel: Thalia, of Geurige sang-goddin. Deze uitgave bundelde de blijspelen met het gedicht 'Typhon of De reusen-strydt' met een verzameling anti-petrarkistische en burleske gedichten. De Typhon, een burleske travestie, behandelde de strijd tussen de goden en de giganten. Het was een bewerking van een toneelstuk van Paul Scarron, maarde karakteristieke stijl van Focquenbroch gaf het zijn eigen signatuur.
In 1666 behandelden Focquenbroch en zijn goede vriend Johannes Ulaeus in Verdubbelt zegen-sangh der negen musen, over den gedempten hooghmoed der Engelschen, en de triumpheerende dapperheyt der Hollanders de Vierdaagse Zeeslag van 1666. Ulaeus deed dat vanuit het Hollandse standpunt,Focquenbroch gaf een burleske versie, vanuit het gezichtspunt van de Engelsen.