De ontvangst van Van Focquenbrochs werk
De waardering voor Focquenbrochs gedichten wordt gekenmerkt door zowel hoogte- als dieptepunten. Focquenbroch was in de zeventiende eeuw en lang daarna zeer populair. Zijn werk deed het voornamelijk goed in kringen meteen belangstelling voor onconventionele spot. Zijn eerste bekendheid verwierf hij met bewerkingen en vertalingen van Paul Scarrons Virgile travesti en Typhon ou La gigantomachie. Met deze werken introduceerde hij het burleske genre in de Nederlanden. Die blijspelen werden nog lang uitgevoerd in de Amsterdamse schouwburg en herdrukt in zijn verzamelde werken.
Door de bezorger van zijn nalatenschap, Abraham Bogaert, werd hij beschouwd als de evenknie van dichters als Cats en Vondel:
Ovidius herleeft in zyn gedicht,
En Luciaan, is aan 's mans brein verplicht
Door 't geestig spotten.
Dees Dichter mag by Hooft, by Westerbaan,
By Brand, by Vos, by Kats en Dekker staan,
Ja zelfs by Vondel.
(Alle de wercken, 1696, p. 3v).
In de gedichten die verschillende tijdgenoten als introductie op zijn verzamelde werken schreven werd hij ook met andere grootheden vergeleken. Zijn vriend Johannes Ulaeus stelde de vraag 'Of Fok nu naer Scarron gelykt' en beantwoordde de vraag positief. Thomas Asselijn noemde hem 'een der oudste en grootste [van] Apolloos zoonen'. Hij vergeleek hem in stijl en taal met Plautus en noemde hem (om zijn satirische kunsten) 'een twede Juvenaal'. En, schreef A.v. Halmaal: 'Zyn roem blinkt aan het Y, en by de zwarte Mooren' - maar dat laatste was zeer onwaarschijnlijk (Alle de wercken, 1696, p. *6r, *7r, *8r).