De gedichten Alfred Schaffer hebben iets internationaals. Niet vreemd voor een dichter met een Limburgse vader en een Arubaanse moeder, die afwisselend in Nederland en Zuid-Afrika woonde. In 2021 ontving hij de P.C. Hooft-prijs.
Alfred Schaffer debuteerde in 2000 met de dichtbundel Zijn opkomst in de voorstad. Hij werkte regelmatig samen met de Zuid-Afrikaanse schrijfster Antjie Krog en was na zijn promotie als Fellow aan de Universiteit van Kaapstad verbonden..
Jezelf herhalen 'is verschrikkelijk', zei hij ooit en: 'Ik bewaar nooit oude gedichten'. Zijn bundels worden bevolkt door gewone mensen en dieren: 'een' man, 'een' vrouw, 'een' collega en 'een' schaap. Zij verrichten schijnbaar normale handelingen, maar het lijkt alsof ze deze wereld niet herkennen, alsof die er elke keer voor het eerst is.
Schaffer schrijft over tennis en voetbal, vliegtuigen, woestijnen, rivieren, terrassen en flats. Soms is er een pistool dat je in je hand aantreft: 'dat kan ik niet hebben gedaan denk je nog'. De dreiging is in sommige gedichten zo sterk dat het de lezer zou kunnen zijn die in 'een sprookjesbos' op de 'zompige ondergrond' uiteindelijk door honden gevonden wordt op een moment dat woorden 'overbodig' zijn.