Ida Gerhardt (1905-1997)

Ida Gerhardt zag de poëzie als een hoge roeping. Zij publiceerde haar vormvaste poëzie terwijl de literatuur door de Vijftigers met hun revolutionaire gedichten werd beheerst. In haar gedichten speelt de teloorgang van het Nederlands landschap een grote rol, maar vaak zijn het gebeurtenissen uit haar eigen leven die de aanzet tot een gedicht vormen.

Ida Gerhardt, 1940

Ida Gardina Margaretha Gerhardt leefde teruggetrokken en zocht zelden de publiciteit via een andere weg dan haar dichtbundels. Liever koos zij een rustige omgeving waarin zij ongestoord aan haar poëzie kon werken – haar telefoonnummer was een van haar kostbaarste geheimen. Dit droeg eraan bij dat ze pas laat in haar carrière grote bekendheid kreeg. Ook de loyaliteit aan de vormvaste poëtische traditie en haar voorbeeld J.H. Leopold plaatste haar naast de schijnwerpers. Die waren lange tijd gericht op vernieuwende bewegingen, zoals de Vijftigers.

Gerhardts leven werd getekend door een vervelende jeugd en een slechte relatie met haar moeder. Na het gymnasium koos Gerhardt voor de studie klassieke talen. Ze werd lerares in Groningen, Kampen en Bilthoven voordat ze werd afgekeurd en vroegtijdig met pensioen ging. Daarna zocht Gerhardt de rust van Ierland en Eefde om in alle stilte te kunnen werken aan een vertaling van de psalmen en aan haar poëzie. Twee van haar bekendste gedichten zijn 'De gestorvene' ('Zeven maal om de aarde te gaan') en 'Het carillon' met de slotregels: Nooit heb ik wat ons werd ontnomen | zo bitter, bitter liefgehad.

Geboren te Gorcum op11 mei 1905

Overleden te Warnsveld op 15 augustus 1997

Leven en werk van Ida Gerhardt

Over de poëzie van Ida Gerhardt

Online bronnen over Ida Gerhardt