K. Michel en de kritiek
K. Michel behoort tot de groep dichters die zich in 1988 lawaaierig presenteerde met de bloemlezing Maximaal! Hij debuteerde in 1989 bij de literaire stichting Perdu met Tingeling, een fraai vormgegeven bundeltje met licht absurdistische prozateksten en gedichten. Daarop volgde nog een aantal prozabundels. In hetzelfde jaar als zijn prozadebuut verscheen ook zijn eerste dichtbundel: Ja! Naakt als de stenen, in 1994 Boem de nacht, in 1999 Waterstudies. Van deze laatste bundel verscheen in 2016 de zevende druk. Was in de jaren negentig Meulenhoff de uitgever van Michels werk, zijn laatste publicaties verschenen bij Augustus, een uitgeverij die uit Meulenhoff is voortgekomen. Boem de nacht werd in 1995 bekroond met de Herman Gorter-Prijs, de bundel Waterstudies werd bekroond met maar liefst twee prijzen: de Jan Campert-Prijs en de prestigieuze VSB Poëzieprijs. Gerrit Komrij bloemleesde vier van Michels gedichten in de laatste editie van zijn toonaangevende bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van de negentiende tot en met de eenentwintigste eeuw. Door de critici is Michels werk onveranderlijk welwillend en positief ontvangen.
Kritiek 1989-2003
Kees van Domselaar liet zich in het Utrechts nieuwsblad van 4 augustus 1989 wel een beetje afschrikken door de talrijke uitroeptekens in Ja! Naakt als de stenen. Niettemin betoonde hij zich ten slotte gevoelig voor Michels poëzie. Hij betitelde diens poëtische praktijk als van 'een ongekende rijkdom' en gebruikte vervolgens kwalificaties als 'nieuw', 'frivool', 'diepzinnig', 'hartstochtelijke intelligentie' en 'een groot gevoel voor compositie'. Michiel van Diggelen noemde Michel in Hervormd Nederland (9 september 1989) 'geen dichter die de wereld even zal vastleggen. Ook neemt hij niet klakkeloos het begrippenapparaat van de straat over. In zijn gedichten zoekt hij een weg in de wereld door de dingen van hun vanzelfsprekendheid te ontdoen'. Rogi Wieg besprak Ja! Naakt als de stenen in De Volkskrant van 29 september 1989 en stelde: 'Het lijkt erop dat deze bundel door een gezonde, geestige, intelligente dichter is geschreven, niet zo'n melancholicus'. Wieg noemde voorts Michels werk 'onpoëtisch in de goede zin van het woord; zuiver, en niet kleurloos. Stevig, maar niet vormloos'.
In Boem de nacht *uit 1994 bespeurde Marc Reugebrink een koerswijziging ten opzichte van Michels eerdere werk. Volgens Reugebrink in *De groene Amsterdammer (15 maart 1995) was in deze bundel alles onzeker. Alle bestaande betekenissen van de wereld waren opgeschort. Michel werd beticht van een laissez-faire mentaliteit, maar dan niet één van laat-maar-waaien, maar van concentratie en ingespannen wachten totdat de deuren van de waarneming worden gereinigd. Guus Middag constateerde in NRC Handelsblad van 10 februari 1995 dat de uitroeptekens uit Michels debuut zijn verdwenen en dat over de zinnen in Boem de nacht een grote rust is neergedaald. 'Het is vermakelijk allemaal, maar een duidelijke strekking bevat het niet', aldus Middag. Hij benoemde de kunst van Michel als die van 'het laten gaan, zonder met de grote stroom mee te drijven'.
De titel Waterstudies merkte Piet Gerbrandy in een zeer positieve bespreking in De Volkskrant (23 juli 1999) aan als 'kleurloos', maar juist daarom intrigerend. 'Inderdaad kabbelt de taal van de dichter kalm, zonder stroomversnellingen of cataracten voort, maar wie zijn ogen en oren goed de kost geeft, ontdekt onder al dat bekende een wereld die hij op eigen kracht nooit zou hebben gezien'. Aansprekend concludeerde Gerbrandy dat veel van Michels gedichten in deze bundel een 'moeilijk verklaarbare magie' bezaten en repte hij van verrassende inzichten waarvan je nauwelijks kon aangeven waarom ze zo bijzonder waren. Ook Peter de Boer oordeelde in Trouw (26 juni 1999) heel gunstig over Waterstudies: 'Op zijn goede momenten weet hij [= K. Michel] het alledaagse koeltjes en terloops in een wonderlijk perspectief te plaatsen'. Volgens Peter de Boer zit de wereld vol wonderen voor wie er oog voor heeft en zijn fantasie de vrije loop durft te laten. 'K. Michel heeft en durft dat'. Meerdere recensenten deed Michels poëzie denken aan het werk van K. Schippers.
Kritiek 2004-heden
Naar aanleiding van zijn vierde bundel, Kleur de schaduwen, noemde Ron Rijgaard zijn poëzie 'ondefinieerbaar' (NRC Handelsblad, 15 oktober 2004). Peter de Boer (Trouw, 25 september 2004) noemde hem een 'wispelturige dichter' en 'een grillige dichter', ook in formeel opzicht, die 'met veel fantasie en perspectivische verkenningen de waarheid - if any - op afstand [weet] te zetten en te vervangen door een poëtisch en hilarisch droomtheater. Want gedroomd wordt er in deze bundel [...] heel veel'. Sommige gedichten vond hij kolderiek en andere grotesk. Hij was positief over het geheel, want Michel 'schrijft ongewoon goed'. Rob Schouten schreef in een recensie voor Vrij Nederland (18 september 2004) dat er in het gedicht 'WAI' wel 'een verband tussen de dingen [is], maar het is raadselachtig en verbazingwekkend, niet melancholisch of troostend'. Volgens hem loopt de dichter 'door de wereld en merkt op hoe vreemd het eigenlijk allemaal in elkaar steekt,maar ook hoe vanzelfsprekend, en hoe wij te midden van al die toevallige verbanden toch ook weer willekeurige keuzen maken'. En hij waardeerde vooral diens 'aangenaam en intrigerend soort dichterlijke vrijheid'.
In 2010 verscheen Bij eb is je eiland groter, waarover Piet Gerbrandy in De Groene Amsterdammer (16 juni 2010) schreef dat 'een spannende, uiterst lucide, bij vlagen weemoedig geestige bundel [is]. Dit is poëzie die de lezer optilt'. Ook al worden niet alle zaken opgehelderd in zijn gedichten: 'Waar het om gaat is dat de mensen, de dieren en de dingen een plek in de wereld zoeken waar ze kunnen thuishoren, juist omdat die plek ze gelegenheid geeft andere mogelijkheden open te houden'. Ook Erik Menkveld (De Volkskrant, 3 juli 2010) vond dat de bundel veel 'zinnetjes en strofen' bevatte 'die zich in hun kraakheldere ongrijpbaarheid onherroepelijk in het geheugen griffen'. Door de lichtvoetige aanpak wordt de filosofisch getinte poëzie nergens pontificaal. Ook Janita Monna was positief (Trouw, 29 mei 1020): 'Zijn nieuwe bundel na zes jaar is een feest'. Victor Schiferli (Het Parool, 26 mei 2010) noemde hem 'een dromer die met beide benen op de grond staat'. In NRC Handelsblad (4 juni 2010) schreef Ron Rijgaard: 'Eén van de redenen om van de poëzie van K. Michel te houden is dat hij "stik" zegt in plaats van "shit". "Stik, ik ben vergeten een ladder/ te plaatsen tegen de windroos", schrijft hij. Waar hoor je dat nog?' Zijn bundel was, zei hij, 'een groot geschenk voor de poëzieliefhebber'.