De gedichten van K. Michel, 2004-heden

Vooromslag van K. Michel, Kleur de schaduwen (2004)

Kleur de schaduwen (2004)

In 2004 verscheen bij uitgeverij Augustus in Amsterdam de vierde dichtbundel van K. Michel Kleur de schaduwen met dertig gedichten. In een interview met Ron Rijghard (NRC Handelsblad, 15 oktober 2004) noemde Michel zich een 'intuitief soort schrijver'. Uit nieuwsgierigheid begint hij aan gedicht, 'en dan kijk ik hoe ver ik kom. Sommige gedichten zijn binnen een paar dagen klaar, andere nemen maanden om te schrijven. Ik ben volhardend. Ik hou het rustig vol om twee jaar te denken: dat zit niet goed, maar waar? Dat is niet tevergeefs. Wat ik er dan nog aan doe, is ook helemaal niet spectaculair. Een woord veranderen of een regel snoeien. Ik rommel in mijn schriften en kijk of ik wat kan opkweken. Als een tuinman'. Aan de hand van een aantekenschrift liet hij zien hoe dat werkte: 'Kijk, hier begint het gedicht over de opstandige kinderen'. Dat sloeg op het gedicht 'Bericht van het eiland' (p. 40): 'In het schrift staat te lezen: "De kinderen komen in opstand, te veel speelgoed, te veel snoep, zat zijn ze de cola."'' En zijn commentaar was: 'Allemaal eruit geknikkerd'. Dat is iets te veel gezegd, want het gedicht begint nu als volgt:

   mei een kersentuin

   juli een cruiseschip

   schatrijk het eiland

te veel speelgoed te veel snoep

te veel pizza te veel frites

de kinderen hebben het helemaal gehad

al die pretparken en dolfinaria


(p. 40)

In dit gedicht willen de kinderen iets leren: lezen, schrijven, rekenen, en ze willen naar hun ouders luisteren. In de slotstrofe - die al deze beweringen op zijn kop zet - zien we ook de aantekening over de opstand alsnog terug:

de kinderen zijn in opstand gekomen

ze hebben de telefooncentrales

bestormd van de regeringsgebouwen

en de radio en televisietoren bezet

nou moeten jullie eens goed luisteren


(p. 40)

Als we aannemen dat in die slotregel de kinderen aan het woord zijn doen ze dus precies het tegenovergestelde van wat de dichter beweerde. Of zijn het hier weer de volwassenen, die de kinderen tot de orde roepen? Het feit dat K. Michel in een interview iets beweert over dit gedicht, terwijl het gedicht dat tegenspreekt, demonstreert dezelfde ambiguïteit. Feiten zijn niet altijd feiten, of wel? Het gedicht 'Okay' opent met de regels:

Eerst een paar feiten:

De mens is het enige wezen dat huilt

Waarom (apen niet?) weten we niet

Zoals er twee soorten stilte zijn

heb je twee soorten naakt

Een kaart is een landschap

dat je op kunt vouwen


(p. 9)

Van de feitelijke bewering stapt de dichter snel over op vergelijkingen - stilte met naakt en een landkaart met een landschap - waarvan de feitelijkheid niet vast staat. Het gedicht is een aaneenschakeling van dit soort heen en weer bewegen tussen verbazing en bewering:

Er en Het zijn raadselachtige woorden

Zoals je je niets herinnert van je geboorte

zul je ook van je dood niets onthouden


(p. 9)

En aan het slot geeft de dichter toe dat feiten wellicht maar beweringen zijn:

Okay, ook de wind huilt

(p. 9)

Dat het ene huilen het andere niet is, verzwijgt hij. Daarmee zijn we namelijk in het domein van de woorden en voor de dichter zijn woorden en feiten identiek. In dit gedicht probeerde Michel'verschillende dingen tegelijk' vertelde hij aan Rijghard, namelijk: 'de boel openhouden en zorgen dat het samenhangt'. Daarom monteerde hij de regels 'op een hoekige manier'. Over de eerste regel van het gedicht beweerde hij:''Ik vind het grappig om te zeggen: de mens is het enige wezen dat huilt. Dat is ook waar trouwens. Ik heb een heel dik boek over de geschiedenis van het huilen gelezen'. De meer serieuze aspecten van het gedicht stopte hij liever weg, in de 'plooien' van het gedicht, zodat er ook bij herlezing nog verrassingen zijn voor de lezer. Of hij brengt extra verrassingen aan in een 'PS', zie bijvoorbeeld het gedicht 'Onderweg (naar Jandl), een vrije vertaling van het gedicht 'Eulen':

(PS: aangezien té nooit goed is

een taxi gebeld en deze regels

ter evaluatie voorgelegd aan

de chauffeur: 'Krijg nou tieten')


(p. 35)

Maar niet alle regels bij Michel zijn even eenvoudig, soms zijn er ingewikkelde constructies die de lezer op het verkeerde been zetten, zoals in het gedicht 'In':

in het lopende buffet

dat dit ondermaanse is

zei de geleerde aap

is als zes seks

en negen zomerregen is

het allerbeste dat

een banaan kan overkomen

interpretatie


(p. 31)

Niets in de wereld is gewoon, dat is het bijzondere, schrijft Michel in het gedicht 'Appel'. Eerst verzucht een dode dat de dichter niet beseft hoe heerlijk het eten van een gewone appel is, maar dan somt hij er een aantal op:

een jona een cox ja

een gala een granny een james grieve

een elstar ach nee

een gewone appel bestaat helemaal niet


(p. 20)

Vooromslag van K. Michel, Bij eb is je eiland groter (2010)

Bij eb is je eiland groter (2010)

In 2010 publiceerde K. Michel bij Uitgeverij Augustus de bundel Bij eb is je eiland groter, waarin 28 gedichten zijn verzameld. Het gedicht 'Ontmoetingen' eindigt met de regel:

- ik weet zeker dat je mij nu kunt horen

(p. 27)

Die zekerheid is typerend voor een dichter die steeds pogingen doet om dingen voor de lezer te verstoppen, niet omdat hij raadsels wil scheppen met zijn gedichten, maar omdat ze verrassingen moeten blijven bevatten. Er moeten dus niches in die gedichten worden geschapen waaraan de lezer argeloos voorbijloopt, om pas later bij de inhoud ervan stil te staan. Zo staan lezer en schrijver in een steeds gespannen verhouding tot elkaar. Maar wil de lezer zich blijven interesseren, dan moet de auteur wel zeker weten dat hij luisteren wil naar de woorden van de dichter. Het gedicht 'Om te verdwalen' geeft ongeveer aan hoe het de lezer kan vergaan:

Om te verdwalen heb je een heleboel bomen nodig

rookgestalten, een verdonkeremaand spoor

Is de droom een wijze vogel

dan ligt er 's ochtends een uilebal op je kussen


(p. 9)

Wat moet de wereld eigenlijk aan met dichters, vraagt hij zich af in een gedicht dat de evolutietheorie overdenkt, 'Toespraak tot het plafond':

ooit was de dolfijn een landdier

het wandelde rond en haalde adem


[...]

wat de dolfijn aan het bestaan

op het droge overhield waren de longen

evolutionair gezien is dat raar want

wat moet je daarmee onder water

vermoedelijk gaat het om een functie

die nuttig is zij het indirect - denk

bijv. aan lichaamshaar, blindedarm

staartbeentjes of in breder verband

het blijven voortbestaan van dichters

en dan vergelijkt K. Michel de dichter met die dolfijn en vertelt hij wat hij in zijn gedichten probeert te doen:

misschien is het evolutionaire voordeel wel

dat het de dolfijn in staat stelt van tijd

tot tijd aan de oppervlakte te komen

boven het water uit te springen

en een blik te werpen op de blauwe

of sterren- of wolkenlucht

en de kust


(p. 8)

Het gebruik van de afkorting ('bijv.') typeert het wetenschappelijk discours, de afbreking na 'sterren-' in een plotselinge opsomming van allerlei soorten hemels is typerend voor het gedicht. En dan is er ook nog de kust, waar die dolfijn ooit van landdier weer waterdier geworden is. Zijn 'roots' dus.

Veel gedichten in deze bundel gaan over dromen of over imaginaire gebeurtenissen. Of over dingen die we niet kunnen weten, zoals in 'Daaag':

zolang ik er niet geweest ben

voel ik me niet geroepen

over het hiernamaals

iets substantieels te beweren

dat is een twee is dat

alles in de ruimte een achterzijde

heeft in de tijd alles een erna

de deur gaat dicht wordt muur

wordt huis wordt tuin weg na de punt

begint het wit van de volgende zin

anders dan zo - in begrippenparen -

denken wil maar niet lukken


(p. 31)

De dichter vergelijkt dit dualisme met een verkeersbord in Frankrijk dat twee kanten opwijst met forse pijlen:

onder die naar links

staat toutes directions

onder die naar rechts wijst

autres directions


(p. 31)

'Alle richtingen' en 'overige richtingen' sluiten elkaar kennelijk niet uit, zo gecompliceerd is ons denken.

Vooromslag van K. Michel, In een handpalm (2008)

Het gedicht 'Daag' was (net als enkele andere gedichten) eerder verschenen in een andere bundel van K. Michel: In een handpalm (2008). Dat was een bundeling van gedichten, essays en verhalen die in elkaar overliepen.

In één van de prozateksten ('Voor alle richtingen', p. 53) schreef K. Michel dat zijn ontwerper Melle Hammer en hij hadden 'besloten om een richtingwijzer te ontwikkelen die bruikbaar zou kunnen zijn in alle situaties, op alle drie- en viersprongen, voor alle mensen'. De tekeningen in In een handpalm laten bijvoorbeeld een verkeersbord voor een rotonde zien met een afslag voor 'all directions' en een voor 'other directions'. Gedrukt op een t-shirt, zodat het altijd bij de hand is.