Erik Menkveld en de kritiek
Erik Menkvelds debuutbundel De karpersimulator werd meteen goed ontvangen door de pers. Het enthousiaste onthaal door critici vertaalde zich door in de nominatie voor maar liefst drie literaire prijzen. Hoewel de VSB-poëzieprijs aan Menkvelds neus voorbij ging, won hij wel de C. Buddingh'-prijs en de Van der Hoogtprijs voor zijn eerste bundel. Rogi Wieg noemde Menkveld in Het Parool van 5 september 1997'een intelligente, goed observerende dichter, die terloops, niet spectaculair, maar toch in haarscherpe beelden over de wereld dicht'.Ondanks de lichte reserve die Wieg in deze karakterisering van Menkveld als dichter innam, sprak hij de verwachting uit dat Menkveld nog 'mooie gedichten zal maken in de toekomst'.
Wieg kreeg al spoedig bijval van andere critici. Zo besprak Peter de Boer De karpersimulator ook zeer positief in Trouw van 12 september 1997. De Boertrok vergelijkingen tussen de gedichten van Menkveld en de poëzie van al gevestigde dichters als Oosterhoff en Campert. Volgens De Boer 'balanceren [Menkvelds gedichten] op de rand van realiteit en droom, ernst en humor' en zorgen ze ervoor dat 'wij de oude dingen verbaasd als nieuw bezien'. Het wekt dan ook geen verbazing dat De Boer Menkvelds debuut 'zeer veelbelovend' noemde. Ook Piet Gerbrandy en Arie van den Berg waren positief over De karpersimulator. Gerbrandy stelde in De Volkskrant dat Erik Menkveld de wereld beziet 'met een frisse onbevangenheid'. In zijn gedichten spelen zich situaties af ' die meestal net niet raar genoeg zijn om ze absurd te noemen. De fantasieën worden gestoffeerd met op het eerste gezicht tamelijk irrelevante details die deze poëzie op haar beste moment vreselijk grappig maken'. En volgens Arie van den Berg zat de kracht van Menkvelds poëzie in 'zijn principiële verwondering over het alledaagse'.
De zeer positieve ontvangst maakten de verwachtingen ten aanzien van een tweede bundel hoog gespannen. Niet alle critici waren echter zo positief over Menkvelds vervolgbundel Schapen nu! als over De karpersimulator. In de kritieken werd Menkvelds poëzie soms vergeleken met die van Ilja Leonard Pfeijffer die in 2001 een poëticale discussie ontketende in het tijdschrift Bzzlletin. Thomas van den Bergh oordeelde in Elsevier van 17 februari 2001 dat Menkvelds poëzie weliswaar niet voldeed aan Pfeijffers eis van 'onverstaanbaarheid', maar dat zijn beelden wel 'in zijn alledaagse bewoordingen suggestief' waren. Volgens Van den Bergh waren Menkvelds eenvoudige woorden vaak krachtiger dan Pfeijffers 'meepse barg'. Menno Schenke besprak in het Algemeen dagblad Menkvelds gedichten naast Pfeijffers dichtbundel Het glimpen van de welkwiek. Schenke noemde Menkveld 'een bedachtzame, vaak romantische, traditionele dichter. Hij is de zee en verlangt naar een vrouw op het strand, hij is muziek, de dood, een foto of een dier. Het contrast tussen de barokke Pfeijffer en de scherpslijper Menkveld is groot'.
Piet Gerbrandy wijdde ook een bespreking aan Schapen nu! en was beduidend minder positief dan over De karpersimulator. Hij stelde dat Menkveld in zijn eerste bundel uitblonk door absurde humor die de wereld op een prettig gestoorde wijze op zijn kop zette', maar datde dichter zich in Schapen nu! liet 'meeslepen door een onweerstaanbare drang de leukste te willen zijn'. Gerbrandy vroeg zich af of Menkvelds gedichten meer zijn dan 'een cabareteske parodie op de nonsens waarmee we dagelijks bestookt worden'. Peter de Boe rwas in *Trouw *iets positiever dan Gerbrandy, maar noemde ook niet alle gedichten'even geslaagd'.De Boer ziet in Menkvelds gebruik van humor het gevaar dat het 'een beetje een maniertje [dreigt] te worden'.
De reacties op Prime time waren ook niet altijd positief. Gerbrandy oordeelde dat de bundel 'in alle opzichten teleur' stelde. In de gedichten die Gerbrandy in positieve zin opvielen, herkende hij een 'onaangename onzekerheid', een effect dat volgens hem 'te weinig optreedt' in Prime time. Gerbrandy was van mening dat Menkveld 'veilige poëzie' schreef en stak zijn teleurstelling daarover niet onder stoelen of banken. Arie van de Berg was in NRC Handelsblad van 25 februari 2005 aanmerkelijk positiever. Hij noemde Menkveld een 'ambachtsman'. 'Hij weet hoe je een zeepbel in taal kunt vangen en gewicht kunt toeschrijven', zo meende Van den Berg. Ook Peter de Boer was positiever dan Gerbrandy. Over een van de gedichten in de bundel stelt hij: 'Dit is toch echt een miraculeus gedicht. Het begint zo opgeruimd als een dag maar beginnen kan, en eindigt in het 'wolkenlood' (zware kost!) van een dodelijk eerlijke, onverkwikkelijke, hopeloos ten einde gebrachte dag... ' Probeer het eens', ja ja, en wat loopt het daarna eerlijk maar ook onverkwikkelijk af! Voor een gedicht als dit ga je dus plat. En dat deze bundel, misschien niet zijn beste, dit toch weer biedt, prijst Menkveld.'