Over De Schoolmeester: keuzes, complimenten en kwalificaties

Dat De Schoolmeesters tijdgenoten enthousiast waren over zijn poëzie blijkt onder meer uit het feit dat er nog vóór de dood van Gerrit van de Linde al wel eens was gevraagd om bundeling van De Schoolmeesters tot dan toe uitsluitend in almanakken verspreid gepubliceerde poëmen. Het contemporaine enthousiasme blijkt natuurlijk ook uit het onmiddellijke en grote succes van de gedichten, toen ze eenmaal in boekvorm waren gepubliceerd. Maar bijvoorbeeld ook uit het verschijnen van een bundeltje, reeds in 1859, met als titel Negental lees- en leerlesjes, over natuurlijke historie en nog wat anders voor de lieve jeugd in rederijkers- en huiskamers en als auteursnaam: 'een Neefje van "den Schoolmeester"'!

Vooromslag van Een leeuw is eigenlijk iemand (Amsterdam: Meulenhoff, 2006): de titel is ontleend aan De Schoolmeester.

Bloemlezingen

Dat teksten van De Schoolmeester in de loop van de jaren aan gebruikswaarde weinig hebben ingeboet blijkt ook uit het volgende. De bloemlezing Domweg gelukkig, in de Dapperstraat, samengesteld door C.J. Aarts en M.C. van Etten, met daarin de 'bekendste gedichten uit de Nederlandse literatuur', voor het eerst verschenen in 1990, prijkt met drie Schoolmeestergedichten. Ook in 1990 verscheen een bloemlezing van de kortste Nederlandstalige gedichten onder de titel Hier ligt Poot, een versregel die zo lang aan De Schoolmeester is toegeschreven dat deze wel altijd met hem verbonden zal blijven. En in 2006 verscheen een kloeke bloemlezing van Nederlandse poëzie over dieren onder de 'Schoolmeesterlijke' titel: Een leeuw is eigenlijk iemand.

Letterkundigen

Het is intussen ook relatief gemakkelijk om van sommige van onze letterkundigen enkele grote complimenten en gunstige kwalificaties over De Schoolmeester bij elkaar te zetten.

Multatuli

Op het overlijden van Mr. J.R. Thorbecke op 4 juni 1872 schreef Multatuli niet minder dan 107 grafschriften. In Idee 972 meldt hij, Multatuli, hiertoe te zijn geïnspireerd door De Schoolmeester, ja, hij doet het zelfs voorkomen dat hij deze 107 grafschriften heeft besteld bij 'de erven van den "Schoolmeester"' (Multatuli, Volledige werken. Deel VI: Ideeën, vierde bundel ; Ideeën, vyfde bundel. Amsterdam: Van Oorschot, 1952, p. 179.)

Godfried Bomans

Dat Bomans met zijn hang naar kolder en studentikoze lichtzinnigheid zich tot De Schoolmeester voelde aangetrokken ligt voor de hand. Hij noemde diens gedichten 'voortreffelijk' en schreef in 1946: 'Bladerend in de Nederlandse verzen, die de vorige eeuw vóór 1888 ons schonk, wordt men zich langzaam aan bewust van een kenmerk, dat zij alle dragen: een geforceerd optimisme. Alleenstaande figuren als Piet Paaltjens en de Schoolmeester zonder ik uit. Doch in de kloeke opgeruimdheid der overigen is moeilijk te geloven.' (Godfried Bomans, Werken. Deel IV. Bijdragen aan de Volkskrant.Amsterdam: Boekerij, 1997, p. 60.)

Jan Hanlo

De dichter Jan Hanlo, die zelf het speelse vers met grote toewijding en zelfs ernst beoefende, was net als De Schoolmeester een fervent briefschrijver. Op 15 september 1961 schreef hij aan Gerard Stigter [pseudoniem: K. Schippers]: '[…] ik heb gelezen in de Spectrumbloemlezing van Buddingh’ Het gevleugelde hobbelpaard ['een bundel nonsensicale, humoristische, speelse, dartele en satirische poëzie uit de Nederlanden', samengesteld door C. Buddingh’ en uitgegeven bij Het Spectrum in Utrecht, 1961]. Die bloemlezing is niet zo slecht, grappige versjes, vele zeer bekend. Een van de beste figuren in dit genre blijft m.i. De Schoolmeester.' (Jan Hanlo, Brieven 1931-1962. Amsterdam: Van Oorschot,1989, p. 535).

Vooromslag van Willem Frederik Hermans, Houten leeuwen en leeuwen van goud (Amsterdam: De Bezige Bij, 1979). Hermans veranderde voor deze titel een regel van De Schoolmeester.

Willem Frederik Hermans

Hermans noemde een van essay-bundels Houten leeuwen en leeuwen van goud, welke titel een (vervormde) regel is van De Schoolmeester, en wel uit het gedicht 'De leeuw'. Vervormd, want De Schoolmeester dichtte juist 'Gouden leeuwen en leeuwen van hout', maar Hermans draaide goud en hout om omdat hij vond dat dat beter klonk. Zonder voorbehoud noemde Hermans De Schoolmeester 'Nederland's beroemdste negentiende-eeuwse dichter'. Voorts schreef hij: 'Ook ik neem De Schoolmeester nog geregeld ter hand en, als ik gasten heb, mag ik aan het dessert graag iets uit hem voordragen, niet dan na erop gewezen te hebben, dat hij onze eerste surrealist moet worden genoemd.' (Willem Frederik Hermans, Volledige werken. Dl. 12: Beschouwend werk : Boze brieven van Bijkaart, Houten leeuwen en leeuwen van goud. Amsterdam: De Bezige bij, 2006, p. 744.) Over De Schoolmeesters brieven merkte Hermans op: 'Dagboeken en brieven vol werkelijk schokkende onthullingen komen zelden of nooit aan het licht: ja, de schrijvers zijn daar een haartje gek! De brieven van De Schoolmeester vormen een van de weinige uitzonderingen op die regel.' (idem, p. 801.)

Gerrit Komrij

In 2007 verleende Gerrit Komrij De Schoolmeester een plaats in Perplexicon. Het abc van de nonsens,samengesteld door Komrij en Tysger Boelens (Amsterdam: De bezige bij,2007, p. 276-277). Al veel eerder had Komrij zich over De Schoolmeester uitgesproken: 'Ik lach niet om De Schoolmeester omdat hij het zo moeilijk had, maar omdat hij zo'n taalvirtuoos is. Aan zijn gedichten kunnen we aflezen hoe de taal de laatste honderd jaar vervlakt is, gladder en armer is geworden. Bij De Schoolmeester kan elke afzonderlijke zin de toets van volmaaktheid doorstaan, zijn gedichten zijn zo volgestouwd met zorgvuldig geciseleerde grappen, contrasten, parodieën, woordspelingen, dat ik vaak al na het lezen van enkele regels niet meer verder kán'en:'De gedichten van De Schoolmeester behoren tot de knapste die in onze taal geschreven zijn', en:'De Schoolmeester markeert het begin van onze moderne letterkunde' (Komrij, 1978, p. 200-204).

Vooromslag van Waarde Van Lennep. Brieven van De Schoolmeester (Amsterdam: Querido,1977). Battus noemde De Schoolmeester de beste brievenschrijver van de negentiende eeuw.

Battus

Hugo Brandt Corstius behandelt onder het pseudoniem Battus in zijn diepgravende studie Opperlans! op zijn even bekende als onnavolgbare wijze alle denkbare aspecten van het 'Nederlands op vakantie' onder het motto 'wat kan dat mag, en wat niet kan dat mag helemaal!'. In dit kloeke naslagwerk over de speelse omgang met taal wordt De Schoolmeester niet tot de echte Opperlanders gerekend. Wel gaat Battus zijdelings in op De Schoolmeester als grafschriftmaker. Hierbij wordt hij door Battus royaal gekwalificeerd, samen met Multatuli overigens, als 'de beste brievenschrijver uit de negentiende eeuw' (Battus: Opperlans!: taal- en letterkunde. Amsterdam: Querido, 2002, p. dp).