Muziek voor De Schoolmeester

Verschillende gedichten van De Schoolmeester zijn op muziek gezet. Hier wordt kort ingegaan op drie componisten, van wie composities opwerk van De Schoolmeester bekend zijn.

Joh. Schmier

Joh. Schmier (Leiden 1852-Heerenveen 1915) heette voluit Hyginius Johannes Jacobus Gerardus. Van beroep was hij opera- en concertzanger, maar hij voorzag (ook) in zijn levensonderhoud als handelsreiziger. Nadat hij zich helemaal aan de muziek had gewijd werkte hij tevens als zangleraar en dirigent van zangverenigingen. Hij trad op in binnen- en buitenland en schreef over muziek in dag- en weekbladen. Voorts fungeerde hij als kerkzanger en toneelspeler.

A.W.J. de Jonge schrijft over hem in het Biografisch woordenboek van Nederland (Den Haag, 2002): 'Schmier [was] begonnen werkjes van bekende dichters van muziek - voor zang en piano - te voorzien, zoals 'Het vinckenet' van Jacob Cats, 'De pruimenboom' en 'Flipje, de vader en de tuinman' van Hiëronymus van Alphen, 'De zelfmoordenaar' van Piet Paaltjens, 'De leeuw' van De Schoolmeester en 'Ode aan de stokvisch' van Koos Speenhoff. Wanneer hij geen engagement had, voorzag Schmier in zijn levensonderhoud met het zelf voordragen van deze doorgaans humoristische zangstukjes, waarbij hij zichzelf aan de vleugel begeleidde. Bij zijn collega-kunstenaars altijd al vermaard om zijn dolle invallen en snaakse grappen, deed hij met zijn komische voorkomen en optreden de zaal vaak krom liggen van het lachen. Vooral zijn 'Ode aan de snert' was een daverend succes. Deze optredens in alle uithoeken van het land - vaak als naprogramma bij de uitvoering van een toneel-, zang- of muziekvereniging - bezorgden Schmier grote populariteit. Al vanaf 1882 werden zijn geestige muziekstukjes in druk uitgegeven, aanvankelijk onder het pseudoniem J. Peakeln. In 1907 werden zij gebundeld in Proeven van naturalistische muziek. Een ander humoristisch werk dat door Schmier op onnavolgbare wijze werd voorgedragen was 'De schipbreuk' van De Schoolmeester, getoonzet door Johan Wagenaar, waarin hij soms met de sopraan Catharina van Rennes optrad.'

Vooromslag van De aap, compositie van Herman Strategier

Herman Strategier

Johan Herman Strategier (Arnhem 1912-Doorwerth 1988) was een Nederlands componist van hedendaagse klassieke muziek. Hij schreef tientallen werken voor orkest, koren, kamermuziek en orgel, maar ook missen, cantates en gewijde muziek. Hij studeerde aan het Nederlands Instituut voor Kerkmuziek (orgel en piano) en werkte als dirigent en organist in kerken te Nijmegen en Arnhem. Ook was hij dirigent van het Leids Madrigaalkoor en werkte hij als docent. Binnen dit wat ernstig aandoend geheel van muzieksoorten en werkzaamheden neemt een compositie als 'De aap', naar het gedicht van De Schoolmeester ogenschijnlijk een afwijkende plaats in. Maar niet vergeten dient te worden dat, naast zijn klassieke en religieus geïnspireerde composities Strategier meer 'lichtvoetig' werk op muziek zette dan alleen 'De aap', 'De hond', 'De ezel' en 'Op het ontvangen van nieuwen haring' van De Schoolmeester. Hieronder bevinden zich kinderversjes, enkele volksliedjes en traditionele liederen. Opvallend dikwijls componeerde Strategier muziek bij gedichten van letterkundigen, zoals Jan Campert, Anton van Duinkerken, Frederik van Eeden, Jan Engelman, Guido Gezelle, Jan Pieter Heije, Heinrich Heine, C.J. Kelk, Jan van Nijlen, Anthonis de Roovere, Fedde Schurer, Henric van Veldeke, Anna Roemers Visscher en – last but not least – Vondel. Aparte vermelding verdienen in dit verband de namen, naast De Schoolmeester, van andere light-verse dichters van wie werk door Strategier werd getoonzet: C. Buddingh', Trijntje Fop [peusdoniem van Kees Stip] en Daan Zonderland.

Vooromslag van De schipbreuk, compositie door Johan Wagenaar

Johan Wagenaar

In het Nederlandse muziekleven aan het begin van de twintigste eeuw nam de componist Johannes ('Jo') Wagenaar (Utrecht 1862-Den Haag 1941) een vooraanstaande plaats in. Hij was leraar aan de Utrechtse muziekschool en organist van de domkerk. In 1904 werd hij directeur van de Utrechtse muziekschool en fungeerde hij bovendien als dirigent van verschillende koren. In 1916 verleende de Utrechtse universiteit hem een eredoctoraat en in 1919 werd hij directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Hij bekleede tal van bestuursfuncties en werd gedecoreerd met binnen- en buitenlandse onderscheidingen.P.M.F. Jansen schrijft over Wagenaar in het Biografisch woordenboek van Nederland (deel 1, Den Haag 1979): 'Zijn muzikale oeuvre is bijzonder veelzijdig en omvat liederen, kamermuziek, werken voor koor en voor orgel, orkeststukken, cantates en opera's. Van zijn jeugdwerken, voor het merendeel geschreven als werkstukken bij zijn compositieleraar Richard Hol, erkende Wagenaar op latere leeftijd alleen nog de humoristische cantate 'De schipbreuk' (1889). Zij zijn alle min of meer conventioneel van vorm en beïnvloed door buitenlandse componisten als Schumann en Mendelssohn. De belangrijkste na 1890 verschenen werken zijn muziekdramatische composities en orkeststukken. De muziekdramatische composities zijn meesterwerken van muzikale humor. Wagenaar parodieerde er het valse pathos en de talloze ongerijmdheden in de libretti van veel Franse en Italiaanse opera's in. Hij koos daartoe veelal teksten van 'De Schoolmeester', die voor dit doel bijzonder geschikt waren. Het was hem er echter niet om te doen de opera als muzikale vorm belachelijk te maken, hetgeen blijkt uit het feit dat de muziek doorgaans volkomen serieus gemeend was en slechts een enkele keer verviel tot persiflage.' Merk op dat voor 'De schipbreuk' speciaal gebruik is voorgeschreven van 'storm-instrument'!

(De hier afgebeelde partituren van deze composities worden bewaard in het Nederlands Muziek Instituut.)