De gedichten van Elly de Waard, 1978-2004

Vooromslag van Elly de Waard, Afstand (1978)

Afstand (1978)

De eerste gedichten van Elly de Waard werden gepubliceerd in De Revisor. Haar debuutbundel Afstand verscheen in 1978. In deze bundel speelde het thema afscheid een grote rol. In sommige gedichten is de stem te herkennen van een van haar inspiratiebronnen:de dichter Leopold.

O pijnlijk is het, onverdraaglijk,

het weinig zichtbare verschil dat soms bestaat

tussen de dierbaarste momenten en de desolaatste.


(p. 34)

De natuur was ook een themain deze - en inveel andere bundels - vanDe Waard. Daarbij viel in het begin vaak de stem van Chris van Geel te herkennen.

Er is een vederlicht verkeer in deze boom,

pluimgewicht rent over de muizetrappen van de takken

terwijl wat elkaar vliegend achterna zit

diagonale lijnen trekt door blad.


(p. 42)

Luwte (1979), Furie (1981), Strofen (1983)

In 1979 verscheen Luwte, gevolgd door Furie (1981) en Strofen (1983). De reacties van de pers bleven lauw.

Vooromslag van Elly de Waard, Een wildernis van verbindingen (1986)

Een wildernis van verbindingen (1986)

Pas bij de vijfde bundel - Een wildernis van verbindingen (1986) - reageerde de pers enthousiaster. Inmiddels was Elly de Waard betrokken bij 'De nieuwe wilden' en waren haar gedichten meer gericht op zinnelijkheid en feminisme. In gedicht '15' , bijvoorbeeld, werd het lichaam als metafoor gebruikt.

De tong van de zonsondergang,

Die rode as van het verlangen, waar

De nacht om draait, is door de strot

Van de aarde heengeduwd, - ge-

Trokken en spuwt het oosten tot

Het in lichter laaie staat. O het

Speeksel van je mond was zoeter

Dan Turkish Delight! Uit een cocon

Van lakens losgemaakt gaapt voor

Mij de holte van de ochtend.


(p. 21)

De 82 gedichten in deze bundel kregen alleen een nummer, geen titel. Samen vormen ze een epos over de vrouw.Ook in gedicht '24' werd het lichaam als metafoor gebruikt: de rug werd beschreven als een brug in dit sensuele,seksueel geladen gedicht.

De ribben van de brug liggen

Als wervels in de lymfe van

De lucht en trillen van hitte.

Rug, die zich spant van de oever

Naar een overkant. Door het land-

Schap flitsen spiegels, ruiten,

Blinkende lemmetten. Wind

Rolt op licht gedragen over de

Golven aan, zijn slaven.


(p. 30)

De bundel Een wildernis van verbindingen bevatte zangerige fragmenten en bezweringen. Het waren hechte gedichten, aaneengesmeed door rijm, binnenrijm en alliteratie:

Groei, riet, woeker

De vijver dicht, beits

De herinnering groen,

Bevrijd mij van haar

Pijn en effen haar,

O kroos, opdat haar

Lieflijk lijf zelfs in mijn

Verbeelding niet in zijn

Weerspiegeling verschijnt.


(p. 44)

Onvoltooiing (1988)

Onvoltooiing (1988) bleef door de kritiek vrijwel onopgemerkt.

Vooromslag van Elly de Waard, Eenzang (1992)

Eenzang (1992), Eenzang Twee: Het ikst (1993), Het zij (1995)

Bij het verschijnen van Eenzang in 1992 zeiden critici dat de bundel te dik zou zijn (166 pagina's). Opvallend was de nieuwe dichtvorm die De Waard hierin gebruikte: tweeregelige strofen met af en toe een enkelregelige slotstrofe, geen titels, veel witregels. Eenzang was de opmaat tot een driedelige cyclus, waarvan het tweede deel Eenzang twee, het ikst (1993) genomineerd werd voor de VSB Poëzieprijs.

Er zit iets heel

geheimzinnigs

in het voorbijgaan

op een eenzaam pad

van mensen die je niet

kent en niet groet;

wij zien elkaar aan

of vermijden dat

maar zwijgen en toch

zijn zij er indringend

in hun geluid, hun

geur, hun voelbaarheid

van temperatuur

hun luchtverplaatsing -

aanwezigheid die

achter mij opeens

een curve maakt

omhoog en naar mij

terug krult als

de holte van een golf


(p. 48)

Het derde deel van de cyclus, Het zij, verscheen in 1995:

haar lippenrood en de zo zachte

warme kluisters van

haar handen die mijn enkels

omsluiten: kippevel

dat zich een uitweg zoekt over

mijn huid als een sneeuwvlucht over

de velden

(p. 87)

Al deze bundels verschenen bij De Waards vaste uitgever, Uitgeverij De Harmonie in Amsterdam.

Vooromslag van Elly de Waard, Anderling (1998)

Anderling (1998)

De bundel Anderling (1998) toonde een grotere variatie in de lengte van de strofen dan de voorgaande bundels: de strofes tellen twee tot acht regels.

De verfijning van een uurwerk had het

zo rechtlijnig als een vuurwerk

kon zij zijn, zo kwam zij klaar.

En ik, zuchtend en gelukkig

maar weer opgestaan van haar,

ik vouwde mijn manchetten tot

papier voor sigaretten en ik knoopte

ze weer tezamen met het pluis

van paardebloemzaden, het zuchten

afdoend als des dichters lot.

Ach, en achteraf bezien

zou ik haar mogelijk begrijpen

zou ik erover kunnen schrijven,

over hoe het zat, misschien.

Maar tussen ach en achteraf

nog heel wat pijn en moeite lag.

(p. 32)

De inversie in de laatste regel van het gedicht is tekenend voor De Waards gedichten. Ter gelegenheid van haar zestigste verjaardag stelde De Waard de verzamelbundel Zestig (2000) samen.

Vooromslag van Elly de Waard, Van Cadmium lekken de bossen (2002)

an Cadmium lekken de bossen (2002)

Twee jaar daarna verscheen de bundel Van Cadmium lekken de bossen (2002). In het gedicht 'Chant' werd de ontstaansgeschiedenis van een gedicht uit de doeken gedaan:

Ik hoor kleine, hun schilden

   openklappende insecten

botsen tegen

   behang en plafond

korte stevige kevers

   een net van elektrische

draden weven

   dat zich tintelend om

mijn middenrif trekt

Soms vind je wat regels

   je schrijft ze naar samenhang

samenzang in je oren, je mond

   die als een zwembad

klinken en klonk


(p. 67)

Vooromslag van Elly de Waard, Als ik niet aan je denk of raak (2002)

Als ik niet aan je denk of raak (2002), De hemel van Toulouse (2004)

Eveneens in 2002 verscheen Als ik niet aan je denk of raak, een door De Waard zelf gemaakte keuze uit haar erotische gedichten. In 2004 volgde De hemel van Toulouse, opnieuw een bloemlezing, ditmaal van in Frankrijk spelende gedichten, aangevuld met recent werk. In het gedicht 'La fille morte' werd een Frans gehucht beschreven waarvan de naam naar een brute moord verwijst:

La Femme Sans Tête om precies

te zijn, dat geen dorpje is, maar

een rivier, die misschien stroomt

als de haren van de jonge vrouw

die erin geworpen moet zijn

nadat zij was vermoord, het hoofd,

elders aangespoeld, begraven of op een bord

triomfantelijk binnen gedragen

en op tafel gezet bij een middeleeuws

banket van een koningsdochter

die ook van huis ging

maar wel degelijk van derwaarts keerde.


(p. 7)