René Huigen en de kritiek
De dichter René Huigen (1962) debuteerde in 1989 bij uitgeverij In de Knipscheer met de bundel Paleis der ingewanden, na enige eerdere publicaties in eigen beheer, in zeer beperkte oplagen. In 1990 volgde Terra incognita, in 1994 Laatste gedichten. In weerwil van die prikkelende titel volgden nog twee bundels: Monument voor een verzonnen dichter in 1999 en Geen muziek & geen mysterie in 2003. Bekroond werd Huigens werk nog nooit, hij had geen zitting in een jury, maar maakte wel deel uit van de Maximalen. Gerrit Komrij bloemleesde in zijn toonaangevende keuze uit de Nederlandse poëzie maar liefst zeven gedichten van René Huigen.
Kritiek 1989-2004
In 1989 bij de verschijning van Paleis der ingewanden lagen de verwachtingen die de Maximalen hadden gewekt blijkbaar nog vers in het geheugen. Bernard Dewulf besprak deze bundel in Trouw van 6 april 1989 en haalde kritisch uit: 'Huigen maakt het het bontst. Heel vaak heb ik de indruk dat er onverschillig wat neergeschreven staat. Hij laat wel zien dat hij enkele groten heeft ingeademd (bij voorbeeld Lucebert en Kouwenaar), maar wat hij daar voorts mee aanvangt is mij verre van duidelijk. Hij heeft het over poëzie, en hekelt vooral de traditie daarvan'.
'De woorden lossen zich bij Huigen telkens op in hun tegendeel, of in een tautologisch niets ('Huigen is Huigen /en poëzie is poëzie'), of zij verbergen zich achter het dubbelmasker van de woordspeling, de ironie en wat dies meer zij. Ook in deze nieuwe bundel is dat weer het geval.' Aldus Peter de Boer (in Trouw, 20 maart 1999) in zijn bespreking van Monument voor een verzonnen dichter. 'Elders', zo vervolgt De Boer, 'omschrijft hij [Huigen] het gedicht als 'een denkbeeldige / stoel (...) waar je vroeg of laat doorheen zakt'. Het woord heeft kennelijk slechts schijnbetekenissen en de poëzie slechts schijnzekerheden te bieden. Over het spelkarakter van deze gedichten zei hij: 'Deze poëzie heeft iets van een gedachtecarrousel waarin de woorden en de zogenaamd beschreven werkelijkheid als dubbelzinnig te kijk worden gezet. Zij moet het daarbij vooral hebben van het spel, de kortsluiting tussen de hersenspinsels, want het lyrische en plastische gehalte van deze praterige verzen stelt niet zoveel voor'.
Over diezelfde bundel merkte Rob Schouten op (Vrij Nederland, 20 maart 1999): 'In zijn vierde bundel, Monument voor een verzonnen dichter, demonstreert hij bijna per gedicht waar het hem om te doen is: lucht geven aan een zinnelijke, ongecompliceerde, gemakkelijker omgang met het bestaan'. Schouten vond: 'Huigen's gedichten neigen wel tot kleine hoofdbrekens maar hij wuift ze toch telkens weer weg. Hij blaakt, althans in zijn poëzie, van levenslust en gemak'. De conclusie van Schouten luidde: 'Kortom, deze dichter probeert uit alle geweld niet over de menselijke horizon te kijken en het heeft iets aandoenlijks om dat in alle toonaarden terug te zien, alsof hij zich telkens weer moed in moet spreken. Ik ben ervan overtuigd dat veel dichters van deze anti-metafysische poëzie hun inspiratie niet in de eerste plaats uit de Nederlandse traditie putten maar naar de grote wereldpoëzie hebben gekeken'.
Arie van den Berg oordeelde over deze bundel tamelijk gunstig (NRC Handelsblad, 9 april 1999): 'Niettemin is Monument voor een verzonnen dichter een boeiende bundel. Zijn Laatste gedichten ten spijt, toont Huigen dat hij nog lang niet klaar is met de poëzie. Monument is bovenal een eerlijk onderzoek naar wat hem nog bindt aan het métier dat hij in 1994 vaarwel dacht te zeggen'.
Adriaan Jaeggi besprak Geen muziek & geen mysterie op 7 juli 2003 in Het parool. Hij formuleerde zijn kritiek lyrisch: 'Geef mij een dichter die ooit toen hij jong was een beweging begon tegen de tijd en de mannen van toen, een beweging waarvan niets meer over is dan geamputeerde delen in bloemlezingen voor het grote publiek, een vriend die wel is doorgebroken, en hijzelf, dobberend wrakhout waar het schip ooit gezonken is'.
Kritiek 2005-heden
Arie van den Berg schreef op 18 november 2005 inNRC Handelsblad: 'Aanvankelijk vond ik Steven! obscurantistisch; maar bij herlezing raakte ik meer en meer thuis in dit labyrint van mythologische, filosofische, historische en literaire verwijzingen.' De bundel was volgens hem 'een vernuftige kruising van de Odyssee en 'Sigarenwinkel'.' Uiteindelijk concludeerde hij: 'Steven! is een tour de force die bewondering afdwingt.'
In 2007 verscheen Fysica voor dichters. Een definitieve keuze uit de gedichten 1989-2003. Huigen bracht hierin een ruime keuze uit zijn gedichten tot 2003 bijeen. Volgens Eric Kok (Haarlems Dagblad, 19 januari 2008) haalde Huigen met zijn bloemlezing 'dezelfde krachttoer uit als Baron van Münchhausen die zich aan zijn eigen haren uit het moeras trok.' Dit leverde 'geen mooie, maar wel boeiende gedichten op.'Adriaan Jaeggi oordeelde in Het parool van 20 december 2007: 'Huigens gedichten zijn niet zozeer nodig alswel onontkoombaar.'
Huigens bundel Levenskunst voor jonge mensen uit 2011 werd goed ontvangen. Victor Schiferli (Het parool, 18 mei 2011) schreef: 'De manier waarop Huigen naadloos in de huid van deze personages kruipt, is knap'. Hij noemde het werk een 'hecht gecomponeerde bundel, die in al zijn beknoptheid een berg eruditie en levenswijsheid met zich draagt'. Ook Arie van den Berg was inNRC Handelsblad (24 maart 2011)te spreken over de bundel. Het lezen van de gedichten was volgens Van den Berg 'een uitnodigende belevenis.' Hij vergeleek Huigen met H.C. ten Berge en concludeerde: 'De vergelijking valt zeker niet in Huigens nadeel uit. Zijn verzen zijn inlevender, en tegenover Ten Berges noterende stijl staat de sublieme lyriek van Huigen'.