Het karakter van de poëzie van H.C. ten Berge
'Sentiment is eigenlijk een korruptie van emotie', aldus Ten Berge (Reite, 1972, p. 8). In zijn gedichten wilde hij toch graag emoties onderzoeken zonder de corrumperende invloed van sentiment. Om tot een zo objectieve bespiegeling van emoties te komen probeerde Ten Berge daarom die emoties los te koppelen van het persoonlijke. Dit is te zien in de taal, de beelden en de techniek die hij gebruikt.
Onpersoonlijke poëzie
Zo gebruikt Ten Berge opvallend vaak een onpersoonlijk voornaamwoord. Hoewel hij 'ik' niet helemaal uit de weg gaat, is het zakelijke 'men' opvallend vaak aanwezig in zijn eerste bundel Poolsneeuw, bijvoorbeeld: 'Aldus bemerkt men de idylle' en 'Een afspraak houdt men vol' (Ten Berge, 1993, p. 21, 31). Dit onpersoonlijke is veertig jaar later nog steeds aanwezig in de bundel Het vertrapte mysterie (2004). Het gebruikte woord is wel veranderd: 'Je wilt het heden betrappen' en 'Er is een tijd waarin je alles wilt' (Ten Berge, 2004, p. 20, 21). 'Men' is 'je' geworden. Ten Berge is niet de enige die deze onpersoonlijke woorden gebruikte. Uiteenlopende dichters - van Komrij tot Kouwenaar - benutten dezelfde techniek om afstand te creëren.
Een beeld dat Ten Berge regelmatig gebruikt om de persoonlijke afstand te vergroten is het beeld van het masker. In figuurlijke zin is dit bijvoorbeeld de figuur Tramontane wiens naam een soort van vertaling is van ‘Ten Berge’, maar ook in letterlijke zin komen maskers terug in zijn poëzie:
Ik maak dus
maar gauw
een masker van gras,
sluip anoniem
(Berge, 1993, p. 173)
Deze regels maken ook meteen duidelijk wat voor Ten Berge de functie van het masker is. Het is een middel om in anonimiteit aanwezig te zijn en zo ongezien waar te nemen. In een interview geeft hij ook aan dat je jezelf moet onttrekken aan het moment van waarnemen, omdat de waarneming anders niet zuiver is en: 'Als je een masker opzet, onttrek je je aan de werkelijkheid om je heen, terwijl je die werkelijkheid wel waarneemt' (Reite 1972a, p. 9-10).
Ten slotte gebruikt Ten Berge een voor hem zeer kenmerkende techniek om emoties van het persoonlijke los te koppelen, de montage-techniek. Hierbij plaatst hij elementen uit verschillende historische periodes of verschillende culturen naast elkaar. Zelf beschrijft hij dit als het verplaatsen van emoties 'naar gebeurtenissen die niet direkt met jou te maken hebben, in het verleden, in het heden, waar dan ook, waardoor je ze als het ware via een ander of via iets anders gaat vertalen' (Reite, 1972, p. 8). De emotionele afstandelijkheid maakt Ten Berge - zeker in combinatie met de vele uitheemse invloeden - verwant aan de Parnassiens uit de negentiende eeuw.
Verwijzingen en uitleg
Den Haerynck schreef over Liederen van angst en vertwijfeling dat elk onderdeel ervan 'door het intrigerende netwerk van verwijzingen gelieerd kan worden aan het totale opus' (Haerynck, 1988, p. 36). In zijn werk verwijst Ten Berge vaak terug naar eerder geschreven proza, poëzie of essays. Zo nu en dan is een nieuw werk zelfs een bewerkte versie van een eerder verschenen stuk. Zo is Zelfpotret met witte muts gevolgd door matglas (1987) een bewerking van het eerder verschenen Een geval van verbeelding (1970).
In zowel proza als poëzie komen ook vaak dezelfde personages en thema's terug; Tramontane, J. Stieltjes, raaf en ook motieven als kou, reizen en leegte komen in verschillende genres terug. Ten Berge zoekt de grenzen tussen de genres ook regelmatig op en laat zo zien dat er eigenlijk geen duidelijke grenzen bestaan.
Naast deze interne samenhang bevat het werk veel verwijzingen naar andere teksten. Citaten, soms aangepast om de context beter te dienen, van onder andere T.S. Eliot, Ezra Pound, Hadewijch en Gorter zijn belangrijke bouwstenen voor Ten Berge. In het juryrapport van de Maatschappij voor de Nederlandse Letterkunde voor de toekenning van de Van der Hoogtprijs 1968 is zelfs gesteld dat in het soort poëzie dat Ten Berge maakt de dichter eigenlijk een 'arrangerend intermediair' is (Rapport, 1969, p. 18).
De vele verwijzingen naar andere, niet altijd even bekende teksten, dragen bij aan het hermetische karakter van de poëzie van Ten Berge. Het volledige effect van een gedicht blijft uit als de lezer deze verwijzingen niet herkent. In de bundel Personages is dit probleem min of meer onderkend. In de eerste afdeling, 'De ondergang van Tenochtitlán', is de poëzie vermengd met citaten waaruit duidelijk wordt dat het hier gaat om de Azteken die door de Spanjaarden overmeesterd zijn, een vermenging van proza en poëzie die kenmerkend is voor Ten Berge. Aantekeningen achter in de bundel geven informatie over de geschiedenis en cultuur van de Azteken en bovendien een literatuurlijst.
Het gevaar van deze hoeveelheid achtergrondinformatie is wel dat de poëzie niet meer als poëzie, maar als introductie van de Azteekse geschiedenis en cultuur gelezen wordt. Ten Berge was zich blijkbaar van dit gevaar bewust, want de aantekeningen zijn voorzien van twee motto’s, citaten van T.S. Eliot, die het dilemma als volgt verwoorden:
One can explain a poem by investigating what it is made of and the causes that brought it about; and explanation may be a necessary preparation for understanding.
maar:
We must not confuse knowledge-factual information…with understanding…poetry.
(Berge, 1967, 57)
Toch lijkt het erop dat Ten Berge in Personages vooral het eerste motto heeft gehuldigd. De bundel bevat namelijk ook nog een aantekening bij de aantekeningen, een 'Appendicitis', waarin onder andere de keuze voor deze twee motto's wordt verklaard.