Frank Koenegracht en de kritiek
Frank Koenegracht debuteerde in 1971 met de bundel Een gekke tweepersoonswesp. Daarop volgde nog een bescheiden aantal bundels en in 2003 de verzamelbundel Vroege sneeuw, die werk omvat uit meer dan dertig jaar. Twee maal werd Koenegrachts oeuvre als geheel bekroond: in 1990 met de Anna Blaman Prijs en in 2001 met de Frans Erens-prijs. Zes gedichten van Koenegracht werden opgenomen in Gerrit Komrij's Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten (2004).
Kritiek, 1971-2003
Over Camping De Vrijheid berichtte Kees Fens in de Volkskrant (18 september 1976): 'In deze bundel gaat het heel wat soberder toe. Waar dan weinig eenheid en samenhang tegenover staat. En nogal wat kwaliteitsverschil. Het best is deze dichter in hekelende gedichten als 'Liedje dat rondgaat' en vooral in het vrij grote 'Ballade van de middenste man', verreweg het beste uit het bundeltje. Hier wordt het woord weer eens een heel effectief wapen. Maar kennelijk is rond die paar sterke verzen (waartoe ik ook 'Amoureuze luchtvaart' reken, bij deze gedichten gaat poëzie ineens weer over iets) nogal wat belegens gegroepeerd teneinde de bundel te halen. En ook dat is dan jammer'.
De bundel Epigrammen werd op 12 juli 1986 besproken door Joost Zwagerman in Vrij Nederland. Hij schreef: 'Galgehumor, deerniswekkend cynisme en felheid liggen ten grondslag aan deze cyclus, die bewondering afdwingt door de mixage van ingetogenheid en woede, woede over de nietigheid, de 'zieligheid' van de dichter, van de poëzie, in vergelijking met het haast groteske onrecht waarover geschreven dient te worden'.
Jaap Goedegebuure was tevreden toen in 1994 de bundel Zwaluwstaartjes verscheen. In De tijd van 29 april van dat jaar liet hij een kwalificatie van Koenegrachts poëzie volgen op een uitgesproken verzuchting: 'Gelukkig, eindelijk weer een nieuwe bundel van Frank Koenegracht. Daar heb ik acht jaar lang naar uitgekeken, want zo lang is het geleden dat Epigrammen verscheen. Wat heb ik met die Koenegracht? Je kunt toch moeilijk volhouden dat hij van het kaliber Kouwenaar of Kopland is, dat wil zeggen P.C. Hooftprijswinnaar in spe. Zijn gedichten lenen zich niet voor een beschouwing onder het vergrootglas van de tekstuele analyse, en een welkome aanleiding voor filosofische beschouwingen over het menselijk tekort vormen ze al evenmin. Koenegracht moet het hebben van de balans tussen balorigheid en weemoed. Het is een precair evenwicht. Even iets te veel van het een of het ander, en het resultaat doet geforceerd aan of neigt naar het sentimentele. Maar ook een minder geslaagde Koenegracht is altijd nog een Koenegracht, dat wil zeggen herkenbaar vanwege de authenticiteit, niet iets dat je van elke dichter kunt zeggen'.
Piet Gerbrandy besprak Alles valt in de Volkskrant van 17 december 1999. Hij schetste de indruk die Koenegrachts werk maakt als volgt: 'De poëzie van Frank Koenegracht [...] is zeker gestoord [...]. Men stelle zich een keurige heer voor, die midden onder een goed gesprek opeens iets monsterachtigs zegt waarvan je je kapotschrikt, maar voor je goed en wel beseft wat er aan de hand is, alweer verder praat alsof er niets voorgevallen is'.
Op 3 mei 2003 besprak Peter de Boer in Trouw de verzamelbundel Vroege sneeuw. Hij begon heel ter zake: 'Zeven dichtbundels heeft Frank Koenegracht geschreven en die zijn nu bijeengebracht in de verzamelbundel Vroege sneeuw. Gedichten 1971-2003. Een veelschrijver is hij niet, maar hij is wel een graag in de marge opererende, enigszins onaangepaste en kritische origineel. Hij is psychiater van beroep en heeft eens gezegd: "De psychiatrie is de poezie van de geneeskunst". Een typerende, "onaangepaste" uitspraak, waarmee hij zijn specialisme positief wenst te positioneren tegenover de rest van de geneeskunst. Ook in zijn gedichten gebeurt dat'. En even verderop stelde De Boer: 'Hij blijft heen en weer pendelen tussen verschillende werkelijkheden over de as van onder meer het surreele, ongerijmde en burleske. Hij blijft zich afzetten tegen de aangepasten, "de gedwee aaneengesmede zielen": zij dragen, dixit de dichter, geen revolvers, "maar een bos peen uit hun reet". Het contrast en de paradox blijven zijn werk tot het einde toe beheersen: "Paradox met paradox en paradox ertussen / zal jullie maaltijd zijn".'
Kritiek, 2004-heden
Over het algemeen werd Koenegrachts dichtbundel Lekker dood in eigen land positief beoordeeld door critici. In Trouw (3 december 2011) prees Janita Monna de verfrissende 'klei/node/n' waarmee 'Koenegracht je steeds maar weer duidelijk [maakt] wat een onbegrijpelijk gekkenhuis het leven eigenlijk is. En dat er in de bundel dan ook een paar mindere, wat flauwe en vooral woordspelige gedichten tussen staan, doet daar verder niet veel aan af’. Koenegrachts tekeningen vallen in de smaak: 'De tekeningen zijn krachtig en kwetsbaar, helder, grimmig en vol humor - zoals ook zijn poëzie dat is'. Merijn Schipper benadrukte op de recensiewebsite 8weekly (27 november 2011) Koenegrachts brutale humor: 'Frank Koenegracht is een schelm: één blik op de titel Lekker dood in eigen land is genoeg om dat te bevestigen'. Maar: 'wel een schelm die in staat is rake gedichten te schrijven'.
Willem Thies stelde in zijn 'Poëzierapport van Koenegracht' op het literaire weblog De contrabas (16 november 2011) dat Koenegracht 'een hang naar en belangstelling voor het "gestoorde", het abnormale, het zonderlinge, het buitenissige, het afwijkende' heeft. Thies plaatste echter wel een voetnoot bij deze interesse: in gedachte moet worden gehouden 'dat het een door Koenegracht gezochte "gestoordheid" is; "geestesgestoorden" hebben die keuze vanzelfsprekend níet'. Dat Koenegracht een reputatie opbouwde met absurde humor komt duidelijk naar voren in Arjan Peters' terugblik op 2011 in de Volkskrant (24 december 2011): 'Lekker dood in eigen land is Frank Koenegrachts allerleukste titel, en dat wil wat zeggen.'
Echter, Peter Henk Steenhuis wees in Awater op de ontroering die Koenegracht ook teweeg kan brengen met zijn gedichten, bijvoorbeeld met 'Epigram': 'Magistraal', oordeelde Steenhuis. 'Niets komisch aan. Niets absurds aan. Niets om te lachen. Althans voorlopig. Wie verder in deze bundel leest mag van gedachten veranderen. Maar nooit meer een bundel van Koenegracht laten liggen omdat je niet van komisch houdt. Dat excuus is verleden tijd'.