Huygens' hobby: over de gedichten
In 1625 werd na bijna twee jaar voorbereiding Huygens' eerste grote boek gepubliceerd, Otiorum libri sex, kortweg de Otia. Het was geenszins het eerste dat Huygens van zich liet horen als dichter. Als jongen schiep hij er al plezier in te dichten, daarin gestimuleerd door zijn vader Christiaan die de poëzie van zijn taalgevoelige zoon trots onder ogen en oren bracht van zijn vrienden en bekenden, zoals Hugo de Groot en Daniël Heinsius.
Het perfectionisme dat Huygens bij de totstandkoming van zijn bundel demonstreerde staat in schril contrast met de bescheiden houding die hij innam wat het de poëzie zelf betrof. Otia betekent 'vrije tijd'. Andere bundels noemde hij Momenta desultoria en Koren-bloemen. Zo zag Huygens zijn dichtactiviteit; als vrijetijdsbesteding, als hobby, iets om de ledige uren mee op te vullen. Vandaar ook de vergelijking met korenbloemen: in een korenveld is het koren het belangrijkst, maar af en toe staat er ook een mooie bloem tussen. Die bloemen zijn niet nuttig, maar wel mooi. Huygens zag zijn gedichten dus als mooie bijproducten. Hij wekt bij tijd en wijlen de indruk dat hij zich met zijn bescheiden uitlatingen over de dichtkunst in wilde dekken tegen commentaar van bijvoorbeeld zijn werkgever, zo veelvuldig verzekerde hij zijn lezers dat hij zijn energie in belangrijker zaken stopte en zijn tijd niet liep te verdoen met dichten.
M.A. Schenkeveld-van der Dussen gaat in haar artikel 'Otium en Otia' nog een stap verder. Zij stelde dat Huygens met zijn titel niet in de eerste plaats zijn dichtopvattingen duidelijk maakte, maar dat zijn dichtbundel dankzij titel en voorwoord een verkapte sollicitatiebrief behelsde. Huygens had op het moment dat zijn dichtbundel uitkwam geen vaste betrekking, geen negotium. Hij had dus een overvloed aan vrije tijd, aan otium, tijd die velen al snel verkwisten met nietsdoen. Maar Huygens niet, hij dichtte in zijn vrije tijd, wat de grote Heinsius ook deed toen hij jong was, en bovendien ging dat dichten hem goed af. Volgens Schenkeveld- van der Dussen wilde Huygens zijn lezers, en dan vooral toekomstige werkgevers, ervan overtuigen dat iemand die zelfs zijn vrije tijd zo goed benut, een veelbelovend werknemer is.