De uitgave van Hot Printing

De eerste keer dat een prent uit de reeks Hot Printing werd afgebeeld was in een catalogus van De Ploeg uit april 1936: Tentoonstelling van De Ploeg in de zalen van Pictura. De zwart-wit afbeelding toont 'Mannetjes aan tafel' (D-107) en de catalogusbeschrijving daarbij is vaag: 'bestemd voor illustraties'. Dat staat met een accolade om de nummers 50 tot en met 55. Dat betekent dat er zes prenten te zien waren die als 'illustratie' waren bedoeld. Algemeen wordt aangenomen dat dit zes prenten uit de reeks Hot Printing zijn geweest.

De vroegste datum voorHot Printingis een brief met die woorden van 9 november 1934. Daarnaast is er nog de plaquette zelf, met het gedicht 'Hoopvol begin 1936', wat suggereert dat de uitgave eind 1935 of begin 1936 als nieuwjaarsuitgave kan zijn gezien. Er zijn geen exemplaren van de prenten bekend met een opdracht of met datering door Werkman. Ook in brieven vinden we geen gegevens daarover. De uitgave van de reeks prenten en de plaquette worden daarom op 1935-1936 geschat.

Ook voor de titels van de prenten zijn weinig aantekeningen. Er is een lijstje van Werkman zelf met elf titels: 'Violoncel, 'renpaarden', 'Vrouw' [met onleesbare toevoeging], 'porceleinen poppetje', 'Schipper', 'mannetjes aan tafel', 'Naakt fig op canapé', 'Vrouw met med.flesch', 'Vrouw in 't groen', 'mannen met hondjes' en '2 maskers'. In een brief verwees Paul Guermonprez naar het blad 'Vrouw in 't groen' als 'de vrouw met cactus' (7 juli 1942).

Een uitgave of geen uitgave, een plaquette of een collectie?

Er zijn zeker drie plaquettes samengesteld - met steeds dezelfde prenten en teksten (zie Een omslag voor Hot Printing-bladen en teksten(link is external)). Eén exemplaar werd eind april 1941 aangekocht door W.J.H.B. Sandberg (later directeur van het Stedelijk Museum). Zijn exemplaar ging over naar het Stedelijk Museum; in plaats daarvan ontving hij van de weduwe, Greet Werkman-van Leeuwen, een ander exemplaar (waarvan de locatie nu onbekend is). Ate Zuithoff (een van de uitgevers van De Blauwe Schuit) kocht ook een exemplaar bij Werkman, vermoedelijk begin 1941 (en in elk geval vóór 26 april 1941). Tenslotte is er nog een exemplaar van mede-Ploegkunstenaar Johan Dijkstra (nu in een particuliere collectie); dit is misschien het enige exemplaar dat vóór 1939 door Werkman is 'uitgegeven'.

Het tweede Sandberg exemplaar is zoek. De samenstelling daarvan week af: in plaats van een tweede prent, 'Kop in profiel naar rechts' (D-105) bevatte deze een tweede tekst, namelijk 'Februari aanbieding'.

De oplage van deze 'uitgave' is klein, maar wellicht heeft Werkman aanvankelijk gedacht aan een exemplaar of tien. Behalve de plaquettes zijn namelijk een klein aantal losse omslagen verspreid, waarschijnlijk om los enkele prenten in op te bergen. Ook kwamen prenten terecht in de uitgave Februari Aanbieding: daarvan is maar één exemplaar bekend dat wordt gedateerd op 1936. Ook zijn sommige teksten gebruikt voor de uitgavePesach 1936. Prenten en teksten in die uitgaven zijn vaak bestempeld met de signatuur 'h.n.w.'. We kunnen aan de hand van de Census (prent 1-8(link is external) en prent 9-14(link is external)) van de prenten bijhouden hoeveel exemplaren nu zijn getraceerd. De meest zeldzame - afgezien van de drie unica 'hors série'- zijn die in de plaquette van Hot Printing: 'Terugblik' (D-108), waarvan maar drie exemplaren bekend zijn, en 'Kop in profiel naar rechts' (D-105) waarvan er vier bekend zijn. Van de overige prenten zijn vijf tot acht exemplaren bekend.

In de briefwisseling van Werkman met anderen werd in de eerste oorlogsjaren gerefereerd aanHot Printing, maar vaak niet met die titel. Werkman duidde de prenten aan met 'mijn kleine drukken' (17 maart 1941), of met 'drukken' (5 mei 1941) en met 'die kleine druksels' (12 mei 1941). De verwante uitgavePesach 1936noemde hij echter een boek: 'Pesachboek' (5 mei 1941). Enkele maanden later gebruikte hij een variante term, 'die kleine witte drukken' (1 juli 1941) en 'de kleine drukken op wit papier' (12 november 1941). Dat daarmee inderdaadHot Printingwerd bedoeld, is op te maken uit een brief van 27/28 november 1941 waarin Werkman sprak over 'de kleine drukken van de hot printing'. Anderen namen de terminologie over, zoals Paul Guermonprez, die schreef over 'die kleine blaadjes "hot printing"' (7 juli 1942).

Voor het geheel - en daarmee werden meestal de losse prenten (niet de plaquette) bedoeld - werden termen gebruikt als 'een heele serie van 14 stuks' (29 april 1941), 'een serie van die kleine druksels' (12/13 mei 1941) en 'een collectie van 14 stuks' (27 juni 1941) en later '10 bladen hot printing' (29 november 1941).

Oplage en kopers van Hot Printing

Of er op de tentoonstelling van De Ploeg in april 1936 exemplaren vanHot Printing zijn verkocht is niet bekend. Uit de brieven rond De Blauwe Schuit weten we dat de verkoop van Werkmans werk na zijn kennismaking met Sandberg in een versnelling raakte. Hoeveel exemplaren hij kon verkopen weten we niet. Hoe hij de oplage maakte is evenmin bekend. Werkman beschouwde de prenten van Hot Printingniet als 'unica', schreef hij aan F.R.A. Henkels (27/28 november 1941) en 'het verloren gaan daarvan is niet een onherstelbaar verlies'. Daarin had hij ongelijk, kunnen we nu vaststellen. Wie de verschillende exemplaren naast elkaar ligt ziet dat Werkman geen eenheidsworst afleverde. Elke prent is uniek. Soms ontstonden grote verschillen door een ander sjabloon te gebruiken, zoals voor 'Terugblik' (D-108), soms door de inktroller in plaats van verticaal horizontaal over het blad te rollen, zoals bij 'Kop in profiel naar rechts' (D-105) (zie voor beide prenten de Census).

 

Aangenomen kan worden dat hij alle exemplaren van één prent achter elkaar produceerde: het kleurgebruik daarvan is doorgaans consistent. De varianten in andere kleuren, bijvoorbeeld van 'Naaktfiguur op canape' (D-109) zijn wellicht in twee zittingen gemaakt. Ook is waarschijnlijk dat Werkman in één zitting soms twee prenten in oplage maakte. Dat verklaart de overeenkomsten in kleur tussen enkele paren van prenten, bijvoorbeeld 'Twee maskers' en 'Vrouw met gele sjaal' (D-101 en 102). Dat hij seriewerk zo produceerde, schreef hij - over de prenten voor een uitgave van De Blauwe Schuit - aan Henkels: 'Het is niet gemakkelijk, dat ben ik mij wel bewust, maar als ik er mee begin, maak ik ze alle tien achter elkaar af' (17 maart 1941). Daarmee waren variaties zeker niet uitgesloten, zie de wijze waarop het patroon van het bed in 'Vrouw met medicijnfles' (D-99) verschilt in de exemplaren.

De herkomst van de losse prenten en de plaquettes leidt ons naar personen uit de kringen rond De Ploeg (Jan Jordens, Jan van der Zee), De Blauwe Schuit (F.R.A. Henkels, Ate Zuithoff, Brugt Kazemier) of contacten van Sandberg (Paul Guermonprez, Dick Elffers, Betsy Westendorp-Osieck, Piet Zwart, Olga en Mart Stam, Henri Friedländer, Hans Jaffé, Bastiaan Kist) en de familie Werkman (de weduwe Greet Werkman-van Leeuwen en Werkmans kinderen Fie en Hendrik Werkman). Tot de latere verzamelaars horen: Christoffer Richartz, Hans Lutz Merkle, Piet en Ida Sanders en A.J. Eschauzier en verschillende ander particuliere verzamelaars.

Paul van Capelleveen