La fin du monde, filmée par l'ange N.-D.
Jaar: 1919
Auteur: Blaise Cendrars (1887 - 1961)
Kunstenaar: Fernand Léger (1881 - 1955)
Uitgeverij: Éditions de la Sirène
Een filmisch einde van de wereld
Cendrars fungeerde in 1918 en 1919 als literair adviseur voor de uitgeverij A la Sirène en mat zich een directeursfunctie aan, maar of hij dat werkelijk was is onzeker. De zakelijke correspondentie van de firma werd niet door hem gevoerd en hij was meer niet dan wel in Parijs. Cendrars assisteerde in die tijd de vernieuwende Franse cinéast Abel Gance. De interesse voor de film blijkt niet alleen hieruit, maar ook al uit de titels Het einde van de wereld, gefilmd door de engel N.-D. en L’abc du cinéma (1926), een pleidooi voor de film. Getuige de handgeschreven opdracht die de auteur in dit exemplaar van dat abc schreef, zag hij de film als 'een nieuwe wereldtaal'. Hij ging overigens niet alleen voor de film op stap, hij was avonturier-journalist genoeg om al op jonge leeftijd Azië te doorkruisen. In dienst tijdens de Eerste Wereldoorlog verloor hij zijn rechter onderarm.
Cendrars' stijl is associatief en geestig op het ruwe af. Het begin van La fin du monde is meteen raak: 'God de vader zit aan zijn cilinderbureau. Haastig zet hij zijn handtekening onder stapels documenten.' Hij onderbreekt zijn werk voor een telefoongesprek en roept zijn rayon-hoofden bijeen. Dat zijn alle geestelijke leiders van de wereld, van de paus tot en met Raspoetin. Daarna maakt hij de balans op: het was een goed jaar. De Wereldoorlog leverde een groot aantal zielen op. Vervolgens reist hij via Interlaken naar Mars en stort alle denkbare plagen over de mensheid uit om de bedrijfswinst te maximaliseren. De ontvolkte wereld wordt door planten overwoekerd. Na de vertoning van 55 korte hoofdstukken, met abrupte overgangen, draait de film snel op de spoel terug en zit God weer aan zijn bureau, zij het met één verschil: hij is bankroet.
Art deco en de moderne mens
De illustraties van Fernand Léger maken dit boek uitzonderlijk; het is dan ook een gezocht kunstenaarsboek geworden, dat het 'ritme van zijn tijd' tot uitdrukking brengt. Léger kende de auteur al sinds 1910. In het jaar van uitgave, 1919, kreeg Léger zijn eerste solotentoonstelling. Behalve het uitgeversvignet verzorgde hij zeven paginagrote illustraties, vier vignetten, vijf illustraties voor de hoofdstuktitels en drie illustraties die zich over twee pagina's uitstrekken. Bovendien ontwierp hij voor- en achteromslag in dezelfde stijl: abstract en kubistisch. De meeste illustraties zijn aangebracht in een combinatie van twee of meer kleuren: zwart, oranje, geel, blauw, rood, rose. Ze zijn typerend voor de art deco. Tekst en illustratie zijn met elkaar vervlochten: op tekstpagina's zijn vignetten in kleur onder de tekst zichtbaar en in de illustraties figureren letters en cijfers, reclameleuzen en citaten, die bij elkaar het beeld van een hectische en moderne stad oproepen.
Voor dit boek ontwierp Léger ook de typografie die uit een robuuste Morland corps 24 is gezet en het boek een zwarte, mechanische indruk geeft. Er is een duidelijk verband tussen film en illustratie. Het verhaal, verteld als een scenario, wordt ook verbeeld door Léger's typografische experiment met afzonderlijk gezette letters en met verschillende lettertypen in de decoraties, met kistletters en symbolen in grote corpsen als neonlichten bij nacht. Zo zag de moderne mens de ondergang van de wereld, als door de lens van een draaiende camera. Voor Léger was dit een belangrijk boek, dat zijn ideeën over mechanisatie en schilderkunst mede vormgaf en dat voorafging aan zijn ontmoetingen met Le Corbusier, Van Doesburg en Mondriaan. Léger was zelf ook zeer actief als filmer, getuige zijn beroemde Ballet mécanique uit 1924.