Suster Bertken bij Hugo Claus en H.H. ter Balkt

Suster Bertken bij Hugo Claus

En ollam, nappam et ciphum?

Ja, nog met lijnwaad om mijn heilige delen,

Ja, nog happig, nog schipperend, nog melig,

En zonder te geloven in derffenisse van allen eygen dinghen,

In geen kluis, in geen harig kleed,

Harteloos kietelend uur na uur,

en daarom zonder eeuwig leven


(Claus, 1994, p. 405)

De bovenstaande dichtregels zijn afkomstig uit Het teken van de hamster (1963) van Hugo Claus.

  • Linosnede (tekst en illustratie) door J.H.M. Bossaert (uit: Het hofken, 1984) [© J.H.M. Bossaert]

Claus heeft zich voor dit fragment laten inspireren door Suster Bertken. In de novelle De verzoeking (1980) repte Claus al van een zekere zuster Bertken, wat voor Paul Claes bij het bestuderen van dit fragment een aanleiding was om het werk van Bertken eens nader te bezien. In 1963, toen Claus zijn gedicht schreef, was de meest recente uitgave van Bertkens werk die van Van der Graft uit 1955. Op pagina 14 van de inleiding bij haar editie schreef Van der Graft: 'In de cel had men slechts het allernodigste: ollam, nappam et ciphum, moeilijk te vertalen, mogelijk als een pot, kroes of kruik, en schotel'. Het middeleeuwse citaat verderop in Claus' gedicht, 'in derffenisse van allen eygen dinghen' is door Van der Graft eveneens letterlijk zo aangehaald, toen zij de gelofte weergaf die zuster Claerken aflegde bij haar insluiting:

'Ick suster Claerken, Jan Sanders dochter, geloeve by de hulpe Gods eewighe reynicheyt, gehoorsaemheyt, willighe armoede (...) Ende ic gloeve ooch derfenisse van allen eygen dingen, onder eeuwige armoede' (Graft, 1955, p. 15).

Ook het harige 'kriebelende' kleed komt niet uit de lucht vallen, Van der Graft meldde al dat Bertken alleen 'een harig kleed op het lijf' aanhad (Graft 1955, p. 24).

Het onomstotelijke bewijs voor de ontlening van Claus aan de editie van Bertkens werk uit 1955 is daarmee geleverd. In zijn artikel 'Claus en Suster Bertken' (1986) probeerde Paul Claes ook te verklaren waaróm Claus naar Bertken verwees. Hij zette uiteen dat Claus' fragment opgevat moet worden als een afwijzing van de wereldverzaking van de kluizenaars. Claus keert zich tegen de drie kloosterbeloften en stelt zijn eigen levenshouding daartegenover, die is 'happig' (tegen armoede), 'schipperend' (tegen volstrekte gehoorzaamheid) en 'melig' (in de betekenis wellustig, tegen kuisheid). Mocht Bertken volgens Van der Graft geen lijnwaad (linnen) aan lichaam of bed hebben, Claus heeft geen lijnwaad om zijn 'heilige' edele delen. Claus spreekt hier bewust over heilige delen, om zijn aardse 'heiligheid' tegenover de hemelse heiligheid van de ingekluisden te stellen. Het tweemaal herhaalde 'ja' moet volgens Claes opgevat worden als een 'Lebensbejahung' (Claes, 1986, p. 274.). Claus wil geen bezitteloosheid, kluis of kleed, en ook geen eeuwigheid.

Suster Bertken wist zelfs 450 jaar na haar dood met haar leven en (indirect) met haar werk anderen te beroeren en zelfs te inspireren tot poëzie, al is deze van een andere aard dan zij ooit heeft kunnen bevroeden.

Suster Bertken bij H.H. ter Balkt

H.H. ter Balkt publiceerde onder het pseudoniem Habakuk II de Balker in 1975 de bundel Oud gereedschap mensheid moe (zie: Gedichten 1975-1990: 'Oud gereedschap mensheid moe') als nieuwjaarsuitgave van uitgeverij De Harmonie. Daarin stond het gedicht 'Rondeel' over oud gereedschap, waarin Suster Bertken werd genoemd. In de handelsuitgave heeft Ter Balkt die tekst gewijzigd en in de in 2000 gepubliceerde verzamelbundel In de waterwingebieden is het 'Rondeel' door hem geschrapt.

Oud gereedschap mensheid moe

zwierf door de zeeën en de landen

stem- en roemloos als kontrabande

oud gereedschap mensheid moe,

zonk onder voetstap en haaietanden

sloot nerf en handvat, handgreep toe

oud gereedschap mensheid moe

stierf toegetakeld onder stranden

onder velden, pleinen, onder toe-

gesloten ogen, schedels, handen

werd ingemetseld achter wanden

als Suster Bertken droef te moe,

oud gereedschap mensheid moe.


(versie 1975)

In een latere versie veranderde hij de 'haaietanden' in het Nederlandser klinkende 'snoeketanden' en werd de regel over Suster Bertken ook anders:

Suster Bertken wereld toe

Het perspectief van Ter Balkt is niet zo zeer gericht op de mystiek van Suster Bertken, maar wel op de mythische eigenschappen van het teloorgeraakte boerengereedschap, waarover hij in een interview zei dat hem er niet om ging dat terug te halen - Ter Balkt is geen tegenstander van de moderne tijd - maar om het vak van boer niet te zien als wat het tegenwoordig vaak is: producent. Suster Bertken als symbool voor wat mystiek was en is zoek geraakt.