Ma petite ville ; Le miracle de Bretagne ; Un veuvage d'amour

Jaar: 1898

Auteur: Jean Lorrain (1855 - 1906)

Kunstenaar: Manuel Orazi (1860 - 1934)

Uitgeverij: Société française d'éditions d'art

Jean Lorrain, Ma petite ville

De belevenissen van Jean Lorrain vormden stof voor een bonte reeks kronieken onder vele schuilnamen in verschillende kranten, het langst (1895-1905) in Le Journal. Het ging vaak hard toe in die kolommen; de voyeur van het fin-de-siècle had een scherp oog, een vlijmende pen en een boosaardige inborst. Hij ergerde zich gauw, had een neiging tot jaloezie en een hang naar het karikaturale. Resultaat: een kleurig, vaak komisch, soms schokkend beeld van een decadente wereld, in een overladen stijl. Lorrain bracht aan het licht wat Proust later zou verzwijgen. Hij was in 1896 de best betaalde journalist van Parijs.

Hij werd in het journalistieke milieu geïntroduceerd omstreeks 1873 toen hij Judith Gautier, de dochter van de schrijver Théophile Gautier, ontmoette. Hij was een broodschrijver en verslaafd aan de ether. Zijn artikelen deden veel stof opwaaien. Hij schoffeerde de actrices die zijn toneelstukken weigerden te spelen. Er verschenen karikaturen van Lorrain als een verwijfde, met juwelen behangen atleet. Ruzies over en weer. In 1897 vocht Lorrain een duel uit met Marcel Proust, het was niet zijn eerste duel. In 1886 weigerde hij een duel aan te gaan met Guy de Maupassant die zichzelf in Lorrain’s roman Très russe meende te herkennen en in 1887 kwam hij tegenover de journalist René Maizeroy te staan. In 1888 ontsnapte hij aan duel met Paul Verlaine. Het tweegevecht met Proust lijkt gestyleerd: beiden vuurden een kogel af, maar niemand raakte gewond en de vijandschap verdampte.

Decadent moederskindje

Lorrain's bekendste romans zijn Monsieur de Bougrelon (1897), Monsieur de Phocas (1901) en La maison Philibert (1904); wat betreft zijn talloze bundels verhalen, schetsen en sprookjes staken de stemmen. Dit geldt niet voor zijn gedichten en toneelstukken; die hebben het niet gehaald; het toneel meteen al niet, onder andere door toedoen van Sarah Bernhardt, die Lorrain graag in haar stal had, maar zijn stukken niet moest. Een schok voor Jean Lorrain, die haar aanbad, ondanks zijn afkeer van vrouwen. Degenen om wie hij werkelijk gaf waren merkwaardig genoeg allemaal vrouwen: de geniale Judith Gautier, de chanteuse Yvette Guilbert (bekend van de posters die Toulouse Lautrec voor haar maakte) - Lorrain schreef teksten voor haar - de 'grande courtisane' Liane de Pougy, de jonge schrijfster Colette, die hij pousseerde. Maar bovenal hield hij van zijn moeder, evenbeeld van keizerin Eugénie; zij volgde hem van Fécamp naar Parijs en tenslotte naar Nice, waar hij zijn laatste jaren doorbracht, verwoest door het ether drinken, maar toch betrekkelijk welgemoed.

Deze decadente wildebras kwam van oorsprong uit een heel bedaard Frans dorpje: Fécamp, waar hij op 9 augustus 1855 werd geboren als Paul Duval. Maar het was een tijd van excentriek gedrag, denk aan de Engelse dichter Swinburne, die in de buurt van Etretat neerstreek rond 1867 en de reputatie had van een aan opium verslaafde sado-masochist die samenwoonde met een aap (hij heeft die aap later opgegeten). Of dat de jonge Lorrain heeft beïnvloed is de vraag, maar excentrieke figuren kregen wel een plaats in zijn belangrijkste romans, zie de heren Bougrelon en Phocas.

Art nouveau

In Ma petite ville beschrijft Jean Lorrain het plaatsje van zijn jeugd. Fécamp wordt in de roman overigens Montfort in Bretagen (Bretagne) genoemd. Het boek bevat ook twee andere - en langere - verhalen 'Le miracle de Bretagne' en 'Un veuvage d'amour'. De uitvoering van het boek uit 1898 is typerend voor het bibliofiele boek in Frankrijk uit die periode: de art nouveau. Het omslag en de decoraties zijn weliswaar van dezelfde hand, maar in stijl sluiten ze niet helemaal op elkaar aan. Léon Rudnicki (de titelpagina vermeldt abusievelijk Rudincki) maakte een omslagontwerp in goud gedrukt op wit papier. Het moest de indruk wekken van een luxe perkamenten band bedrukt in goud. De art-nouveaupatronen op voorplat, rug en achterplat zijn verschillend, maar alle gaan terug op bloemmotieven die in repeterende rijen symmetrisch zijn aangebracht. De gravures daarentegen zijn traditioneler: openings- en slotvignetten en geïllustreerde initialen met doorkijkjes op het dorp met molen, bruggetje of andere gebouwen, versierd met bloemenranden.

De uitgever, de Société française d'éditions d'art, gaf ook naslagwerken uit op archeologisch en kunsthistorisch terrein. Dit boek is één van hun meer bibliofiele producties en verscheen in een oplage van 300 exemplaren. De lichte, erotische stijl van schilder, tekenaar en illustrator Manuel Orazi sluit aan op dit anekdotische werk van Lorrain. Orazi werd geboren in 1860 in Rome, hij stierf in 1934 in Parijs. Hij werkte veel voor tijdschriften, maar illustreerde ook romans, zoals Aphrodite van Pierre Louÿs (1912) en Les fleurs du mal van Baudelaire (1934). De precieze en gevoelige aquarellen zijn voor reproductie (staalgravure) bewerkt door Frédéric Massé, gedrukt door Taneur en vervolgens met de hand ingekleurd door Saudé. Het colofon meldt dat het boek gereed kwam op 20 oktober 1897. De titelpagina en het omslag vermelden echter 1898.

Colofon van Ma petite ville

Colofon van Ma petite ville

Bibliografische beschrijving

Beschrijving: Ma petite ville ; Le miracle de Bretagne ; Un veuvage d’amour / Jean Lorrain ; ill. à l'aquarelle de Manuel Orazi, grav. à l'eau-forte par Frédéric Massé et impr. sur coul. ; vignettes décoratives de Léon Rudincki [i.e. Rudnicki]. - Paris : Société française d'éditions d'art, 1898. - [49] p. : ill. ; 25 cm

Drukker: Édouard Crété (Corbeil), Taneur, Jean Saudé

Oplage: 300 exemplaren

Exemplaar: Nummer 97 van de 250 op Rives

Bibliografie: Carteret V-124

Aanvraagnummer: KW Koopm A 463

Literatuur

  • Ghislain de Diesbach, Proust. Paris, Perrin, 1991
  • Pierre Léon Gaulthier, Jean Lorrain: La vie, l’oeuvre et l’art d’un pessimiste à la fin du XIXe siècle. Paris, Lesot, 1935
  • Hélène Huet, Mapping Decadence [online bron]
  • Philippe Jullian, Jean Lorrain ou Le satyricon 1900. Paris, Fayard, 1974
  • Jean Lorrain, Verhalen van een etherdrinker. Antwerpen, Exa, 1986