Gerrit Komrij en de kritiek

Aanvankelijk leken critici niet goed te weten wat ze moesten vinden van de poëzie van Gerrit Komrij. Pas sinds het einde van de jaren zeventig, toen de samenhang van de poëzie steeds duidelijker werd, kon Komrij op meer waardering van de critici rekenen.

De bekendste mening die in de loop der jaren veranderde, was die van Kees Fens, die er nota bene in een oratie uit 1983 op terugkwam. Fens bekende dat hij eerst zoals vele andere critici twijfelde aan de kwaliteit van Komrij's poëzie. Hij was verrast door de onconventionele vorm van de gedichten, en illustreerde die verwarring door een gedicht van Komrij te plaatsen naast een gedicht van Hans Faverey, wiens debuutbundel Gedichten ook in 1968 verscheen. De meeste poëzie in die tijd viel binnen de invloedsfeer van de Vijftigers, van wie er één, Lucebert, het jaar daarvoor nog de P.C. Hooftprijs ontving.

Onderwerp, stijl en vorm van Komrij's gedichten vormden voor de meeste (maar niet alle!) critici een bron van verbazing en zelfs ergernis. Fens stelde vast dat de leesgewoonten en de poëzieopvattingen van de lezer in de periode 1950-1968 zodanig veranderd waren, dat de critici wel geschokt moesten reageren. Het is niet ongebruikelijk dat critici het nieuwe en onverwachte afwijzen. Over de rol van critici in de literatuurgeschiedenis schreef Fens: "Zij spelen in de receptiegeschiedenis de vaste rol van verkeerd geadresseerden en wat zij schrijven is een poging hun ware identiteit te onthullen. Hun kritiek is eerder van belang ter aanduiding van hun opvattingen over literatuur en hun inzicht in de gevestigde literatuur - en beide kunnen door het nieuwe werk uitgedaagd worden - dan dat zij ons iets zeggen over het betreffende nieuwe boek, laat staan over de receptie daarvan." Fens constateerde dat kritieken meer zeggen over de op dat moment heersende kunstopvatting dan over het besproken boek. Zo probeerde Fens enkele etiketten die op de gedichten van Komrij geplakt werden te verklaren. Zag hij zelf de eerste bundels van Komrij "gemakzuchtig" als behorend bij "een neo-romantiek genoemde richting", de verschijning van Fabeldieren in 1975 plaatste al het eerdere werk in een nieuw perspectief. "Pas latere bundels maakten", volgens Fens, "de eigen wijze waarop in deze poëzie ernst werd bedreven, goed zichtbaar" (Kees Fens: Broeinesten en bijbelplaatsen, Baarn: Ambo, 1983, p. 12-15).

Aan de koerswijziging van de kritiek na de verschijning van Fabeldieren (1975) hebben ook enkele teksten bijgedragen die in een speciaal aan Komrij gewijde aflevering van het tijdschrift Bzzlletin werden gepubliceerd. Met name de teksten van Rob Schouten en Boudewijn Büch in dat nummer hebben jarenlang de ideeën over Komrij's werk bepaald. Schouten ging vooral in op de werking van de ironie en Büch inventariseerde de terugkerende motieven en thema's, zoals de maskerade.

Verschillende bundels van Komrij werden bekroond. Zo ontving hij in 1970 de Poëzieprijs van Amsterdam voor Alle vlees is als gras, of: Het knekelhuis op de dodenakker. In 1982 kreeg hij de Herman Gorter-prijs voor De os op de klokketoren. Ook zijn proza (essays en romans) werden onderscheiden met de Cestoda-prijs, de Busken Huet-prijs, de Kluwer-prijs, de Frans Erens-prijs, de P.C. Hooft-prijs, en de Gouden Uil. Ook viel hem een in 2000 een eredoctoraat aan de universiteit van Leiden ten deel.

Het spel-element in gedichten is voor Komrij altijd essentieel gebleven. Een van de bewijzen daarvoor is de bundel Onherstelbaar verbeterd, waarvan de eerste druk uit 1981 vijf pastiches op bekende Nederlandse gedichten bevat en de uitgave uit 1997 er al zeventien telt. Een regel als

Natuur is voor tevredenen of legen.

transformeert in:

Cultuur is om m'n reet mee af te vegen.

Komrij's pastiche van Marsmans "Denkend aan Holland" heeft geleid tot een lange reeks nieuwe navolgingen. Het is niet bij dit poëtisch commentaar op andere dichters gebleven. Komrij heeft ook gezichtsbepalende bloemlezingen en poëziecommentaren geschreven (leeservaringen is misschien een juister benaming) en universitaire colleges over poëzie gegeven. Dat dit alles in januari 2000 uitmondde in zijn benoeming tot Dichter des Vaderlands heeft "de charme van logica".