Wouter Godijn

De grote vraag in de gedichten van Wouter Godijn (1955) is: hoe het leven te aanvaarden? Kan dat eigenlijk wel? Is niet alles gedoemd te mislukken? Het is, kortom, een vermoeide, maar ironische levenshouding die uit deze gedichten spreekt. De onverzoenlijkheid met het leven wordt tegelijk wel en niet serieus genomen.

Wouter Godijn

Wouter Godijn debuteerde niet met gedichten, maar met een roman: in 1997 verscheen van hem Witte tongen. Drie jaar later publiceerde hij zijn eerste dichtbundel Alle kinderen zijn van glas. De derde bundel van Godijn, De karpers en de krab (2003), werd in 2004 genomineerd voor de VSB-Poëzieprijs.

Het werk van Godijn kenmerkt zich door de tegenstelling tussen het alledaagse en het verhevene, het mooie en het lelijke. Het effect is nu eens droogkomisch dan weer wrang. Spreektaal, flauwe tussenwerpsels en 'poëtisch' taalgebruik wisselen elkaar in hoog tempo af. Soms gaat het heel nuchter over afwasmachines, eenden en kinderkamers, in andere gedichten is het dood voor dood na, aarzeling en melancholie. De toon is een rustig parlando, ontspannen op het lusteloze af.

Leven en werk van Wouter Godijn

Over de gedichten van Wouter Godijn

Online bronnen over de gedichten van Wouter Godijn