Emblemata amatoria

De vorm van het embleem

De Emblemata amatoria, Hoofts eerste publicatie, werd in 1611 gedrukt bij Willem Janszoon Blaeu. Het werk bevat een selectie uit Hoofts lyriek en dertig emblemen. Een embleem bestaat altijd uit een afbeelding (pictura) met een spreuk (inscriptio / motto) en een kort gedicht (subscriptio) en kan allerlei onderwerpen hebben. Zo is op de pictura van Hoofts negentiende embleem Cupido te zien met in zijn hand een slot waar één sleutel aan hangt. Het Nederlandse motto dat boven de afbeelding staat is 'Een die my past' en de Nederlandse subscriptio is:

Of menich Minnaer, elck om strijdt, zijn brandt ghetuycht,

Maer, een, die tot my past, het pit mijns harten buycht.

(p. 220)

De beminde dame is hier aan het woord en zij zegt dat slechts één van de vele minaars die haar de liefde verklaren, daadwerkelijk haar hart kan veroveren. De pictura, het motto en de subscriptio drukken dus op verschillende manieren de gedachte uit dat voor iedereen één andere persoon de geschikte partner is.

Liefdesemblematiek, een populair zeventiende-eeuws genre

Hooft was niet de eerste die een embleembundel maakte; al in 1531 maakte Alciato de eerste bundel in het Latijn. Deze nieuwe vorm van poëzie met een afbeelding en een spreuk werd een groot succes. Hierna volgden vele embleembundels in het Latijn die bedoeld waren voor een geleerd publiek.

Daniël Heinsius maakte rond 1600 de eerste Nederlandse embleembundel, Quaeris sit amor? of Emblemata amatoria *genaamd, die alleen emblemen over de liefde bevatte. De emblemen van Heinsius bestaan uit een *pictura met een inscriptio in het Latijn en een achtregelige subscriptio in het Nederlands.

In 1608 volgde een tweede Nederlandse bundel liefdesemblemen, gemaakt door Otto Vaenius, een schilder en humanist uit Antwerpen. In deze bundel werden voor het eerst gedichten in drie talen geplaatst.

Hoofts Emblemata amatoria is de derde bundel met liefdesemblemen in het Nederlands. In 1613 publiceerde Heinsius vierentwintig nieuwe liefdesemblemen met als titel Het ambacht van Cupido. Dit was de laatste bundel waarin de liefdesemblematiek nog relatief vrijblijvend was. Vanaf 1618, nadat Cats zijn *Sinn'- en minnebeelden *publiceerde, kregen de liefdesemblemen een maatschappelijke en religieuze strekking.

Hoofts liefdesemblematiek: Emblemata amatoria

Hoofts Emblemata amatoria *werden na de eerste druk in 1611 herdrukt in 1618 en als onderdeel van de *Gedichten uitgegeven in 1636. Het werk staat in de traditie van eerdere liefdesembleembundels. Dit is ten eerste te zien aan het feit dat Hooft zijn bundel anoniem uitgaf in navolging van Heinsius, die zijn embleembundel uitgaf onder een pseudoniem, 'Theocritus a Ganda'. Hooft gaf wel een aanwijzing voor zijn auteurschap in de subscriptio van het eerste gedicht: 'Zy steeckt om hoogh het hooft'.

Ten tweede schreef Hooft, net als Heinsius en Vaenius, een voorrede tot de jeugd. Verder werd de drietaligheid van de teksten overgenomen van Vaenius. Het vernieuwende aan Hoofts bundel was dat deze een groter aantal pagina’s lyriek bevatte. De bundels van Heinsius en Vaenius bevatten ook wel enkele lyrische gedichten, maar bij Hooft was er evenveel ruimte voor de lyriek als voor de emblemata. Ook bestonden de motti van Hooft minder uit citaten dan die uit eerdere bundels en was hij de eerste met een tweeregelige subscriptio.

Het is onbekend wie de afbeeldingen uit de bundel heeft gemaakt. In de literatuur worden Pieter Serwouters, Michel en Christoffel Le Blon en Jan Pinas als mogelijke tekenaars genoemd. Sommigen menen dat Hooft bij het maken van de afbeeldingen betrokken is geweest, omdat uit de afbeeldingen een brede literaire kennis spreekt. Maar daar is niets over bekend. De afbeeldingen worden als eenheid gepresenteerd omdat Cupido op ieder embleem afgebeeld wordt, behalve op de eerste en laatste, waarop Venus te zien is. Cupido ontbreekt ook op embleem XXII, maar dat is te verklaren, omdat het daar juist over de afwezigheid van de liefde gaat. Ook de achtergronden van de afbeeldingen vormen een eenheid, want daarop worden steeds Hollandse of antieke personen afgebeeld die de gebeurtenis op de voorgrond verduidelijken of op een andere manier uitleggen.

Motto en subscriptio: een raadsel voor de lezer

Bij ieder embleem zijn het motto en de subscriptio in drie talen, Nederlands, Latijn en Frans, afgedrukt. C.G. Plemp schreef de Latijnse versie en R.J. de Nerée de Franse. In een aantal emblemen gaat het om letterlijke vertalingen van het Nederlands, maar meestal geven de Franse en Latijnse versies hun eigen interpretatie van de afbeelding. Iedere subscriptio bestaat uit twee regels, waardoor Hooft heel beknopt moest formuleren. Hij schreef vaak in de ik-vorm in de gedichten waarin een minaar aan het woord komt. Het komt ook voor dat hij de liefde aansprak, zoals in embleem I 'O Venus Voestervrouw'. (p.202)

Het motto en de subscriptio vormen samen met de afbeelding steeds een soort raadsel dat de lezer moet oplossen. Dit is bijvoorbeeld te zien bij embleem XXV: 'Niet aen ghevanghen' (Niets mee gevangen):

Woorden in 't oor, tot loon voor langdienstighe Min,

Zijn winden in een net, men vaerter uijt end in.

(p. 226)

Op de voorgrond van de afbeelding staat Cupido, die de winden, afgebeeld als blazende hoofden, gevangen probeert te houden in een net. Maar de winden blazen door de mazen van het net heen en zijn dus niet te vangen, net zoals woorden, uitgesproken in liefde, niet te vangen en dus niet betrouwbaar zijn. Ditzelfde idee wordt op de achtergrond nogmaals uitgebeeld door een man die een zeemeermin probeert te vangen. Ook dit is gedoemd te mislukken, aangezien de staart van de zeemeermin te glad is om vast te pakken. Zo vormen motto, subscriptio en pictura een eenheid en drukken ze dezelfde gedachte op verschillende manieren uit.