De Blauwe Schuit: Sabbatgesänge

H.N. Werkman maakte voor zijn druksels sjablonen. De meeste daarvan zijn weggegooid. Maar voor één uitgave bleven ze bewaard: Sabbatgesänge. Zo kunnen we zien wat hij precies deed.

Hebreeuwse liederen in Duitse vertaling

In het tweede oorlogsjaar gaven de uitgevers van De Blauwe Schuit ter gelegenheid van Pasen een bundel met Joodse gedichten uit: Sabbatgesänge. De Sabbat (of sjabbat) is de Joodse rustdag, die begint op vrijdagavond en door loopt tot de volgende avond. Deze zevende dag van de joodse week wordt gevierd door onthouding van alle arbeid.

De selectie bevatte negen oude liederen en gedichten. Zes stamden er uit de elfde eeuw en zijn geschreven door Jehuda Halevi (Jehoeda ben Sjmoe'el ha-Lev, ca. 1075-1141). De Duitse vertaling is van Franz Rosenzweig (1886-1929). Verder waren er een psalm (psalm 92, vertaald door Martin Buber) en twee joodse liederen (in de Duitse vertaling van Ludwig Strausz). De toelichting werd geschreven door August Henkels.

Druksels door H.N. Werkman

Werkman maakte voor deze uitgaven twee druksels, een op het vooromslag en een op de achterzijde. Het zijn vrij grote afbeeldingen - het formaat van het omslag is: 365x245 mm.

Toelichting door August Henkels in Sabbatgesänge (1941)

Net als in Die Predigt des neuen Jahrs gaf Henkels in Sabbatgesänge een uitleg over de illustraties van Werkman - dat zou hij in de latere uitgaven niet meer doen. In dit geval had hij het zich voorgenomen en herinnerde Werkman hem er op zeker moment aan dat hij die tekst nog niet ontvangen had. Zelf had hij dus geen bezwaar tegen deze uitleg.

In zijn toelichting noemde Henkels de druksels van Werkman 'druk-teekeningen' in een poging het handmatige aspect ervan te benoemen:

'H.N. Werkman maakte de druk-teekeningen op vóór- en achterzijde van het omslag. De Sabbatsdisch is gedekt, zoo dadelijk zal de zegen worden uitgesproken. Zwijgend staan gestalten om de tafel - het is alsof in dit oogenblik de dunne wand van den tijd zal breken en de eeuwigheid ruischend komt binnenstroomen. Op de achterzijde is de Chanoeka afgebeeld, de Sabbatslamp, die zoowel in het schamele Ghetto-kamertje als in het paleis van den rijken Jood de schaduwachtige herinnering is van de heerlijkheid van den zevenarmigen kandelaar die eertijds stond in den tempel te Jeruzalem.'

De chanoekia heeft overigens ruimte voor negen kaarsen, terwijl de afgebeelde kandelaar zeven armen heeft. Het is een menora, een van de oudste symbolen van de Joodse religie.

De sabbatstafel

De illustratie op het vooromslag is met één sjabloon gemaakt, maar het is twee keer gebruikt. Eerst is het sjabloon links op het blad gelegd en is met de inktrol de afbeelding ontstaan. Vervolgens is het sjabloon iets rechts van deze afdruk gelegd en is er opnieuw geïnkt en gerold; de ene keer is met meer inkt gedrukt dan de andere, waardoor diepte wordt gesuggereerd. Zo ontstond met één driehoofdig sjabloon een gezelschap van zes personen aan een tafel. In het midden, onder de rij koppen, is in sommige exemplaren nog een lichtere afdruk van een hoofd zichtbaar: een zittend figuur.

De tafel is ontstaan door het schuine vlak van het sjabloon (en door die ruimte af te dekken tijdens het rollen). Het lijkt dat er nu een kleed op de tafel ligt. De achtergrond was van te voren met een roller licht ingeïnkt.

Afbeelding van de menora

Voor de achterzijde deed Ate Zuithoff, die regelmatig in de drukkerij van Werkman langskwam, enkele suggesties die Werkman niet wilde overnemen. Dat schreef hij aan Henkels, die hij als zijn hoofd-opdrachtgever beschouwde. Zuithoff had graag gezien dat de achterzijde deels met blauw was bedrukt en vond dat daar beter een illustratie van de profeet Eliaha met een ladder en een trompet kon komen. Het werd een menora.

Zuithoff viste bij zijn bezoeken aan de drukkerij wel eens iets uit de prullenmand. Het is dan ook aan hem te danken dat we nu beschikken over enkele van de sjablonen voor de uitgave. Het éne sjabloon voor de voorzijde en twee losse sjablonen voor de achterzijde. Eén daarvan voor de kandelaar en één voor de zijarmen. Die voor de andere armen is verloren gegaan. De armen moesten wel apart gerold worden, het sjabloon was anders meteen gaan scheuren. (Ze zijn door het Huis van het boek aangekocht uit de verzameling Zuithoff, via de bemiddeling van Antiquariaat André Swertz).

Ook is er een proef van het omslag bewaard gebleven (nu in de Koninklijke Bibliotheek). Daarop is te zien dat de kandelaar oorspronkelijk veel kleiner zou worden (bijna 9 cm) en dat de vlammetjes nog geel waren. De latere oranje vlammen verschillen allemaal van elkaar, in elk exemplaar.

Productietijd: anderhalve maand

De eerste brief over Sabbatgesänge (soms ook als Sabbat Gesänge gespeld) schreef Werkman op 17 maart 1941; op 1 mei verzond hij alle exemplaren van het voltooide boekje. Dat was zes weken later. Als eerste bekeek hij zorgvuldig de kopij en maakte enkele berekeningen voor het aantal bladzijden, de grootte van de letter en een kostenberekening. Op 21 maart volgen enkele proeven van het omslag, de titel- en een tekstpagina. De titelpagina was niet zomaar typografisch. 'De hoofdregels heb ik over een stukje gaas gedrukt, zoodat ik daarvoor een groote letter die niet te forsch is, kon gebruiken. Die moet ik noodzakelijk op de handpers afdrukken, want op de snelpers is dat onmogelijk.' (De afdruk van het gaas is rond de titel nog goed zichtbaar).

Door ziekte van Werkman eind maart lag het project even stil. Na de eerste week van april kon hij er verder aan werken. Het zetwerk moest in delen gebeuren, omdat Werkman letter te kort kwam voor de toelichting. Die is gedrukt op bladzijden die half zo breed zijn als de andere pagina's (ze zijn met één steek aan het andere katern genaaid). Curieus is dat zowel onder het colofon als aan het slot van de toelichting het vignet van De Blauwe Schuit (het scheepje met de 'schippers') is afgedrukt. Intussen was Werkman bezig aan een nieuw vignet (dat uiteindelijk alleen in de vijfde uitgave van de pers is gebruikt).

De gedichten zijn gezet uit de Egyptienne, de titels van de gedichten uit de Iris en het motto-gedicht op de titelpagina uit de Etienne. De titel zelf is gezet uit een niet gedetermineerde letter.

Na 22 april kunnen de correcties op de proeven worden verwerkt. Op vrijdag 24 april 1941 was het drukken gereed en kon Werkman de omslagen 'achter de kachel' te drogen leggen. Op 1 mei waren alle exemplaren verzonden aan zijn opdrachtgevers.

[Auteur van deze bijdrage: Paul van Capelleveen]

Beschrijving van BS4

[Jehuda Halevi, en anderen], Sabbatgesänge. Keuze en toelichting: F.R.A. Henkels. Druksels: H.N. Werkman.]

8 pagina's, met daaraan genaaid 8 pagina's toelichting, ingenaaid in omslag, 365x245 mm.

Mei 1941.

Letter: Iris, Etienne, Egyptienne, een niet gedetermineerde letter (titel).

Oplage: 60.

Papier: Lichtbruin Kraft-papier, eenzijdig gekalanderd (pakpapier), niet gevergeerd maar met een persing van evenwijdige lijnen (als in BS-2 en BS-25) (voor het omslag); ongekleurd gevergeerd machinaal papier met een opvallende vergure (als het gele papier van BS-2) (voor het binnenwerk); de toelichting is gedrukt op hetzelfde papier, maar dit is grijs getint.

Colofon: 'Colophon Deze bundel “Sabbatgesänge”, een keuze van oude Joodsche Sabbatliederen, werd in opdracht van De Blauwe Schuit gedrukt voor Joden en Christenen in het licht van Paschen 1941 door H.N. Werkman, die ook de teekeningen van het omslag eigenhandig met de drukkersrol vervaardigde. De oplage is beperkt tot 60 ex., die niet in de handel komen en verdeeld worden onder de vrienden van De Blauwe Schuit.'

Literatuur

  • Diewertje Dekkers, Jikke van der Spek, Anneke de Vries, H.N. Werkman, Het complete oeuvre. Rotterdam, Groningen, 2008
  • F.R.A. Henkels, Logboek van De Blauwe Schuit. Amsterdam, 1982
  • Groninger Museum Werkman Archief [online].
  • Hendrik Nicolaas Werkman, Brieven rond De Blauwe Schuit (1940-1945). Nijmegen, 2008