De Blauwe Schuit: Ein Gebet wider den Türken 1541

Ein Gebet wider den Türken 1541 verscheen midden in de Tweede Wereldoorlog, driehonderd jaar nadat Luther de tekst geschreven had. De vormgeving werd bijna helemaal bepaald door dominee August Henkels

De derde en laatste tekst van Luther die De Blauwe Schuit uitgaf was een gebed, tegen de vijand, of liever tegen het ongeloof dat overal te vinden was volgens Luther: hij verzette zich tegen de verloochening van God in het algemeen, of die nu kwam uit de hoek van de duivel, de wereld, de paus of de Turken ('Teufel, Welt, Papst und Türke'). Henkels zag voor deze tekst aanleiding in 'de farizeesche verstijving' in christelijke kringen en in de 'steeds grooter wordende verbittering waarmee het binnenlandsch verzet moest worden gevoerd'. Dit was één van de zeven Duitstalige publicaties van de uitgeverij.

Voor het omslag: een krijgshaftige Turk

Het eerste wat er in de brieven van de schippers van De Blauwe Schuit over horen is wat August Henkels op 29 mei 1943 schrijft aan Hendrik Werkman. Hij stuurt een compleet 'drukplan' mee. Hij wist precies hoe het eruit moet zien, tot en met Werkmans illustratie aan toe.

August Henkels, Schets (1943) (Stedelijk Museum)

Al eerder, in 1941, na de eerste Luther-uitgave van De Blauwe Schuit, Sendbrief, stelde Henkels een van de 'Turken-preeken' voor, en, schreef hij: 'W[erkman] maakt een paar vervaarlijke Turken op 't omslag'. Als de kopij op 29 mei 1943 wordt verstuurd aan Werkman, levert Henkels een schets van een Turkse krijger.

'Op omslag een krijgshaftige Turk, kromzwaard in de hand, tulband en vroolijke kleuren' (brief van August Henkels aan Hendrik Werkman, 29 mei 1943). Die kleuren worden door Henkels ook aangeduid: paars en groen voor de tulband (Werkman maakt die geel); rose voor het gelaat (bij Werkman: bruin); 'felle kleuren' voor het lijf (dat wordt donkerblauw) en zilver voor het zwaard met een gouden heft (deels overgenomen door Werkman: zilver was moeilijk te krijgen en tijdrovend, dus werd het wit). De houding is wat Henkels wilde, een naar links kijkende soldaat met geheven kromzwaard.

Vanwege 'al die kleurtjes' wordt het een bewerkelijk omslag.

De onderzoekers van het Werkman Archief Groningen constateren: 'Aan kleine overlappingen in het druksel is te zien dat Werkman bij het afdrukken van de sjablonen van boven naar beneden werkte.'

Eerst geel, vervolgens bruin (voor kop en handen één sjabloon), daarna blauw, rood en zwart. Eén sjabloon was nodig voor de snor en de baard; het oog is los daarvan gestempeld. Bij het zwaard is eerst geel, dan wit gerold.

De tulband lijkt met een roller met een kleine omtrek gemaakt te zijn, de omwenteling ervan is zichtbaar als onderscheidende kleurenbaan.

Van drukplan naar uitvoering

Het drukplan van Henkels bepaalde een aantal facetten van de uitgave: formaat, papier, indeling, lettertype, plaats van titel, oplage, datum van verschijnen en omslagillustratie.

Formaat: 'ongeveer als' Bij het graf van den Nederlandschen onbekenden soldaat gevallen in de Meidagen 1940 (BS10). Het werd iets groter, maar dat lag, zoals gebruikelijk, aan het papier dat Werkman kon vinden.

Papier: Henkels koos voor het 'Grove omslagpapier, dat ik laatst bij je zag'. Het werd voor het omslag: rozerood gekleurd zachte dunne karton kwaliteit, onbewerkt. Als binnenwerk werd een lichtbruin gekleurd drukpapier, zwaar verlijmd (als schrijfpapier) gevonden.

Het voorstel voor de indeling is vrijwel geheel overgenomen, met één wijziging: de aantekening van Henkels en het colofon pasten volgens Werkman niet goed op één blad, het colofon werd verschoven naar de binnenzijde van het achteromslag.

Lettertypen

Ook voor de te gebruiken letter deed Henkels voorstellen, maar hierbij hield hij zich op de vlakte.

Henkels schreef bijvoorbeeld dat de titel niet op het omslag moest komen, maar op de eerste tekstpagina: 'niet te klein'. Ook voor de tekst wilde hij een letter zien die 'niet te klein' was. Dat hing samen met het formaat en met de korte tekst.

Na de eerste proef herhaalde Henkels nog eens zijn wens: 'Neem een groote, vette letter en gêneer je niet: - ik denk dat het heel aardig zal lijken. Hoe je de regels afbreekt van die titel, doet er niet zooveel toe.'

De titel zou uiteindelijk de helft van de pagina in beslag nemen.

Hij is gezet uit de halfvette Hollandsche Mediaeval van S.H. de Roos, corps 60.

Voor de tekst dacht Henkels aan een Gotische letter, maar dat stelde hij niet voor aan Werkman, die koos voor de Egyptienne, corps 12, met een ruime interlinie. Voor de tekst van de aantekening en het colofon werd een kleinere Egyptienne geselecteerd (corps 9).

De spelling van deze Luther-tekst is gemoderniseerd en daardoor niet zo eigenaardig als die van Das Windliecht Gottes (1942), waarin elk woord van een nieuwe paragraaf begint met twee kapitalen (ook als het woord maar drie letters is). Hier is het aantal hoofdletters beperkte tot waar ze grammaticaal nodig zijn. Alleen staat ergens 'HERR' in kapitaal (pagina 3) en op pagina 2 berust de vreemde kapitalisering van 'HErrn' waarschijnlijk op een zetfout.

De verregaande bemoeienis van Henkels met de lay-out van de uitgave doet nu wat vreemd aan, maar het was destijds niet ongebruikelijk voor een uitgever om zulke aspecten te bepalen. De Blauwe Schuit was de opdrachtgever en bepaalde de rekeningen. Werkman hield bovendien genoeg vrijheid om zijn druksels te laten aansluiten bij zijn eigen ideeën, of andersom, om in zijn ontwerpen ruimte te laten voor de opvattingen van Henkels en de anderen.

[Auteur van deze bijdrage: Paul van Capelleveen]

Beschrijving van BS28

[Luther], Ein Gebet wider den Türken 1541. [Aantekening: F.R.A. Henkels. Druksel: H.N. Werkman.]

4 pagina's, ingenaaid in omslag, 255x206 mm.

Augustus 1943.

Letter: Halfvette Hollandsche Mediaeval, Egyptienne.

Oplage: 75.

Papier: Rozerood gekleurd zachte dunne karton kwaliteit, onbewerkt (omslag); lichtbruin gekleurd drukpapier, zwaar verlijmd (als schrijfpapier) (binnenwerk).

Colofon: 'Colophon Luther's "Gebet wider den Türken" uit het jaar 1541 werd voor de eerste maal afzonderlijk gedrukt in den zomer van het jaar 1943 door H.N. Werkman in een oplage van 75 ex. voor de vrienden van De Blauwe Schuit.'

Literatuur

  • F.R.A. Henkels, Logboek van De Blauwe Schuit. Amsterdam, 1982
  • Groninger Museum Werkman Archief [online].
  • Hendrik Nicolaas Werkman, Brieven rond De Blauwe Schuit (1940-1945). Nijmegen, 2008
  • Ate Zuithoff, Hendrik Werkman en De Blauwe Schuit. Herinneringen van een schipper. Utrecht, 1995