De gedichten des Vaderlands van Babs Gons
Inhoudsopgave
er zou een gedicht moeten zijn
(NRC, 10 november 2023
Geschreven in het kader van de de Dag voor de Mantelzorg)
er zou een gedicht moeten zijn
over een vrouw die elke ochtend
haar man uit bed haalt, hem wast en voedt
een vrouw wier handen behendig een scheermes
over de stugge, gekreukelde huid halen
handen die weten wanneer een deken
over de benen gelegd moet worden
over een dochter die tijdelijk haar intrek heeft genomen
in het ouderlijk huis om haar moeder twee keer per dag
om te kunnen draaien en haar vingers zachtjes te masseren
als ze zich benauwd voelt
en die de foto’s van haar moeders verleden
vast op volgorde heeft gelegd
over een man die dagelijks anderhalf uur fietst
om zijn partner op te zoeken
met tassen vol plastic bakjes met diens lievelingseten
over een partner die altijd met een oor wakker slaapt
wiens geliefdes ademhaling het ritme van zijn nacht slaat
over een zoon die van de wekelijkse ritjes naar de apotheek
een uitje maakt
er zou een gedicht moeten zijn voor eenieder
die in dauw en donker in kleine en grote uren
het leven van een ander omsluit uit liefde uit noodzaak
het leven van een ander omringt met warmte, met zorg
soms als een last soms als een zegen
voor de vrouw die
elke ochtend haar man uit bed haalt, hem wast en voedt
een gedicht dat eindigt als een warme deken om haar heen
nadat ze hem ’s avonds weer terug naar bed heeft gebracht
Personeelstekort
(NRC, 22 september 2023
Geschreven bij de inauguratie als Dichter des Vaderlands)
we komen tekort
verliezen een stad
vragen ons af hoe we thuiskomen
hoe nader tot onze geliefden te komen
een college, een ingreep
minder treinen minder trams
op het traject richting OLVG
een verbod op verlof
een nacht zonder eerste hulp
ook op mijn post
een personeelstekort
in mijn linkerborst
ergens in het laatste jaar
is schaarste schade geworden
de OK-medewerker deelt orders uit
aan niemand die het hoort
de verpleegkundige verontschuldigt zich
ik heb geen mensen
ook hier in de taal
kom ik handen tekort
en komen de woorden
wellicht te laat
voorrijden
de tijd staakt hier zo af en toe
moedigt aan om met minder
meer te doen
we zullen mislopen, stranden
dan weer vertragen
en hopen dat we in ieder geval
op tijd zijn om onszelf
te begroeten bij thuiskomst
Wie zijn we morgen
(NRC, 1-2 juli 2023
Geschreven bij de start van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden)
we stellen ons graag de vraag
wie we geweest zouden zijn
zouden we in het verzet hebben gezeten
waren we abolitionist geweest
held
toezichthouder of toeschouwer
verstotene van het menszijn
gevangene van de tijd?
zouden we rijstzaden hebben meegesmokkeld
in rijen strak ingevlochten haar
geheime boodschappen verborgen hebben
in de vouw van onze doeken
in drumritmes en liederen
in de stille taal van ondergronds protest?
aan welke kant van de geschiedenis
zouden we ons bevinden?
zouden we ons hebben geschikt
naar wat de tijd van ons verlangde
waar de klasse ons toe dwong
waar de huid ons toe veroordeelde?
wie zouden we geweest zijn
te midden van
bloeiende plantages
onderdeks of bovendeks
driftig navigerend
over golven
over grenzen
van continenten
en waardigheid
leeg gebleven pagina’s
maken ons lichamen
van onvertelde verhalen
bij gebrek aan kennis
geven we verre voorouders
een hart
of een hakbijl
maar wie zijn we nu
wie zijn we morgen
met dit verleden dat zich voor ons uitstrekt
wie zijn we achter de komma
de kleinkleinkleinkinderen van
hoe schrijven we onszelf
in dit volgende hoofdstuk
met hoeveel armen en met
welke woorden zullen we het verleden
uit de schaduw trekken
in de ogen kijken
en omhelzen?
vraagt een gedeelde geschiedenis
niet ook om het dragen van elkaars pijn
van elkaars welvaart
om de erfenis te verdelen?