Remco Campert: biografie
Biografie in jaartallen
1929 Geboren op de Hooikade in Den Haag (28 juli 1929) als zoon van dichter Jan Campert (1902-1943) en moeder Joekie Broedelet (1903-1996)
1932 Scheiding ouders; Woont officieel bij zijn moeder, maar grootouders zorgen vaak voor hem
1941 Verhuist met moeder naar Huidekoperstraat 23 te Amsterdam
1942 Woont in bij bevriende familie Moody in Den Haag (later in Epe)
1943 Overlijden vader (in concentratiekamp Neuengamme)
1945 Terugkeer met moeder naar Amsterdam; Begint aan het Amsterdams Lyceum, maar maakt het niet af; Schrijversdebuut in het schoolblad Halo
1949 Eerste bezoek aan Parijs
1950 Tweede bezoek aan Parijs; Leeft samen met Rudy Kousbroek in Hotel Beauséjour aan de Rue Lacepéde, later in appartementen; Oprichting tijdschrift Braak (met Rudy Kousbroek); Uitgave debuutbundel Ten lessons with Timothy (in eigen beheer)
1951 Publiceert eerste commerciële gedichtenbundel (Vogels vliegen toch)
1952 Trouwt met Freddy Rutgers
1953 Ontvangt Reina Prinsen Geerligprijs (voor Berchtesgaden); Accepteert regeringsopdracht voor een lang gedicht (Het huis waarin ik woonde); Publiceert eerste verhalenbundel (Eendjes voeren)
1954 Redacteur van Podium (tot 1955)
1955 Ontvangt Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam (voor 'Gedicht met een moraal')
1956 Ontmoet Fritzi ten Harmsen van der Beek; Verhuist naar Blaricum waar Campert bij Fritzi inwoonde; Publiceert eerste verhalenbundel voor kinderen (Lodewijk Sebastiaan); Ontvangt Jan Campertprijs (voor Met man en muis en Het huis waarin ik woonde)
1957 Trouwt met Fritzi Hamsen van der Beek; Redacteur van Tirade
1958 Ontvangt Anne Frankprijs (voor Vogels vliegen toch); Scheidt van Fritzi ten Harmsen van der Beek; Verhuist naar Amsterdam
1960 Trouwt met Lucia van de Berg; Woont in Amsterdam aan de Bloemgracht; Geboorte eerste dochter Emanuela
1961 Publiceert eerste roman (Het leven is verrukkelluk)
1963 Geboorte tweede dochter Cleo
1964 Verhuist naar Antwerpen naar de Gounodstraat 15
1966 Verhuist (alleen) terug naar Amsterdam; Woont samen met galeriehoudster Deborah Wolf; Eerste verfilming van zijn proza (Het gangstermeisje)
1969 Werkt als redacteur bij De Bezige Bij (tot 1979)
1970 Redacteur van Podium (tot 1979); Publiceert enkele jaren geen poëzie
1971 Publiceert verzamelde verhalen (Campert compleet)
1974 Redacteur van Gedicht (tot 1977)
1975 Schrijft columns in Haagse Post (tot 1983)
1976 Werkt als presentator en adviseur van Poetry International; Publiceert verzamelde gedichten (Alle bundels gedichten)
1979 Ontvangt P.C. Hooft-prijs (voor zijn hele oeuvre)
1980 Woont niet langer samen met Deborah Wolf
1984 Schrijft columns in De Volkskrant
1985 Schrijft Boekenweekgeschenk (Somberman's actie)
1987 Ontvangt Cestoda-prijs (voor zijn moeiteloze beoefening van het Nederlands)
1989 Maakt theaterprogramma (met Jan Mulder tot 1995)
1996 Trouwt met Deborah Wolf; Wisselt columns in De Volkskrant af met Jan Mulder (tot 2006)
1999 Schrijft Boekenweekessay (Familie-album, met Jan Mulder)
2000 Weigert benoeming tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
2004 Publiceert verzameld werk (De gedichten; De verhalen; De romans en novellen)
2011 Ontvangt Gouden Ganzenveer (voor zijn inzet voor het geschreven woord in Nederland); 'Nederland leest' verspreidt gratis exemplaren van Het leven is vurrukkulluk
2013 Samenwerking met dochter Cleo Campert (fotoboek De ziel krijgt voeten)
2014 Genomineerd voor AKO Literatuurprijs (voor Hotel du Nord); Ontvangt Gouden Schrijfmachine
2015 Ontvangt Prijs der Nederlandse Letteren (voor gehele oeuvre)
2022 Overlijdt in Amsterdam (4 juli 2022)
Levensloop van Remco Campert
Op 28 juli 1929 werd aan de Hooikade in Den Haag Remco Wouter Campert geboren. Zijn vader was de dichter Jan Campert en zijn moeder, Joekie Broedelet, was actrice. Toen Remco drie was, scheidden zijn ouders en vertrok zijn vader. Door haar werk als actrice moest Broedelet haar enige kind vaak alleen thuis laten. Gedurende zijn schooltijd ontwikkelde Remco zich tot een frequent spijbelaar. Hij maakte zijn middelbare school niet af en wilde al gauw schrijver worden. Hij ontmoette Rudy Kousbroek en al snel raakten ze bevriend. Via het tijdschrift Braak dat ze in 1950 samen oprichtten, leerde Remco Campert ook andere dichters kennen, zoals Lucebert, Simon Vinkenoog en Hugo Claus, allemaal jonge dichters die samen bekend zouden worden als 'de Vijftigers'.
Campert woonde afwisselend in Parijs, Blaricum, Amsterdam en Antwerpen totdat hij in 1966 besloot zich definitief in Amsterdam te vestigen. Hij trouwde vier keer. In de jaren vijftig leefde hij samen met Fritzi Harmsen van Beek. Hun buitenhuis in Laren werd dé ontmoetingsplek voor schrijvers en dichters. Dit ging gepaard met exorbitante feesten waarbij veel alcohol genuttigd werd. In 1958 besefte hij dat het tijd werd om te vertrekken, omdat hij niet toe kwam aan schrijven. Vervolgens schreef hij zijn eerste roman: Het leven is vurrukkulluk (1961). Dit boek werd keer op keer herdrukt en behoort tot één van de literaire klassiekers van Nederland.
Remco Campert is niet alleen romancier, maar ook columnist, vertaler, kinderboekenschrijver en bovenal is hij dichter. In 1950 debuteerde hij met zijn dichtbundel Ten lessons with Timothy. Deze bundel gaf hij uit in eigen beheer en probeerde hij zelf in de straten van Parijs te slijten. Zijn officiële debuut verscheen in 1951 en droeg de titel Vogels vliegen toch. Vanaf dat jaar verscheen er regelmatig een nieuwe dichtbundel. Aanvankelijk schreef hij naast zijn gedichten veel korte verhalen; later ontstaan ook romans.
Campert en de Vijftigers
De beweging van de Vijftigers die na de oorlog ontstond, wilde zich afzetten tegen de bestaande kunstopvattingen. Ze vonden de poëzie te gekunsteld en ze misten de spontaniteit die kunst met zich mee zou moeten brengen. Er ontstond experimentele poëzie die aan geen enkele regel gebonden was. Verder wilden de Vijftigers met hun nieuwe kunst het verlangen naar een nieuwe maatschappij aanwakkeren.
Het is lastig om Campert als échte Vijftiger te zien, omdat zijn werk op veel vlakken afwijkt van de gedichten die de rest van de groep publiceerde. Zijn gedichten hebben een veel romantischere toon dan bijvoorbeeld de gedichten van Lucebert en Kouwenaar. De lichamelijk-zintuiglijke taal die het werk van de Vijftigers kenmerkt, werd door Campert veel meer gebruikt als manier om het thema liefde uit te werken. Hij wilde met de taal niet de uiterste expressieve mogelijkheden verkennen, maar vooral de taal benutten voor zijn eigen thematiek. Zijn taalgebruik oogt lang niet zo experimenteel als dat van de rest van de Vijftigers. Opmerkelijk is wel dat Camperts gedicht 'Te hard geschreeuwd?' altijd wordt aangehaald als voorbeeld van de manier waarop de Vijftigers zich wilden afzetten tegen hun voorgangers. Camperts poëzie is misschien moeilijk vergelijkbaar met die van de Vijftigers, maar de groep heeft wel een zeer grote rol in zijn leven gespeeld. Hij schaarde zich in de voorhoede van de beweging voor poëzievernieuwing en sloot in die tijd vriendschappen voor het leven.
In de jaren zestig ontwikkelde Camperts poëzie zich in een meer realistische richting. Het schrijven van romans had duidelijk invloed op zijn poëzie. De gedichten werden prozaïscher en daarmee vervaagde enigszins het verschil tussen zijn proza en poëzie. Het door elkaar heen lopen van genres kwam in die tijd vaker voor bij Campert. In 1965 was hij bezig met het schrijven van de roman Het gangstermeisje en tegelijkertijd schreef hij al het script voor de verfilming.
Nevenactiviteiten van Campert
Na zijn eerste twee productieve decennia, publiceerde Campert in de zeventiger jaren maar weinig poëzie. Hij zei hier zelf over:
Ik had er geen zin meer in. Tegen het schrijven voelde ik een fysieke afkeer. Ik dacht er wel aan, maar ik werd geteisterd door een verlammende twijfel. Het schrijfvuur ontbrak, ik vroeg me af of ik ook de tweede helft van mijn leven met schrijven moest vullen. Geen schrijver ontkomt aan zo'n crisis.
(Dütting, 1983, p. 56)
Er verschenen wel enkele bibliofiele uitgaven en verzamelbundels, maar geen nieuwe dichtbundels. Campert had echter wel heel veel nevenactiviteiten, zoals zijn redacteurschap bij Uitgeverij De Bezig Bij en zijn betrokkenheid bij Poetry International. Bovendien begon hij halverwege de jaren zeventig met het schrijven van columns.
Vanaf 1989 betrad Campert meerdere malen het toneel om voor te lezen uit eigen werk. Dit deed hij vaak samen met Jan Mulder en Bart Chabot. Hieruit vloeide ook het latere samenwerkingsverband tussen Campert en Mulder uit voor de gezamenlijke columns CaMu in De Volkskrant. Vanaf het begin (1996) oogstten Campert en Mulder veel succes met deze columns, ze werden dan ook ieder jaar gebundeld en uitgegeven.
Vanaf de eeuwwisseling nam de stroom publicaties alleen maar toe, ondanks Camperts gevorderde leeftijd: in 2009 vierde hij zijn tachtigste verjaardag. In een interview met NRC Handelsblad (12 juni 2010)zei Campert:
Ik denk nog altijd: ik moet veel doen, want wat ik gedaan heb, stelt weinig voor. Nee, dat is geen valse bescheidenheid: tegenover jezelf ben je niet valselijk bescheiden.
In 2004 verscheen er voor het eerst in veertien jaar weer een roman van Campert. Het boek Een liefde in Parijs (2004) werd lovend onthaald. Volgens verschillende critici was dit een veelbelovende aanzet voor nieuw materiaal. Die voorspelling is dan ook uitgekomen en bijna jaarlijks publiceerde Remco Campert vervolgens een proza en poëzie.
Prijzen en onderscheidingen
Campert ontving talrijke onderscheidingen voor zijn werk. Zo ontving hij in 1956 de Jan Campertprijs voor Met man en muis en Het huis waarin ik woonde. De belangrijkste prijs ontving hij in 1979, toen zijn complete oeuvre bekroond werd met de P.C. Hooft-prijs. In 2000 wilde men Remco Campert benoemen tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, maar hij weigerde omdat zijn opvattingen over de monarchie hem niet toestonden een Koninklijke onderscheiding te aanvaarden. In 2011 kreeg Campert de Gouden Ganzenveer voor zijn inzet voor het geschreven woord in Nederland. In 2015 volgde de Prijs der Nederlandse Letteren voor zijn gehele oeuvre.