De gedichten van Mark Boog, vanaf 2011

Vooromslag van Mark Boog, Maar zingend (2013)

Maar zingend (2013)

In 2013 verscheen de bundel Maar zingend. De bundel is opgebouwd uit zeven afdelingen, waarin we de soms melancholieke ironie uit De encyclopedie van de grote woorden terug zien, bijvoorbeeld in de tweede strofe van het gedicht 'Verder niets':

  Er is altijd wat te zeggen

voor gewoon maar doorgaan,

de schrale plekken vrolijk negerend -

In de vierde strofe komt dit terug:

Vrolijk negerend! Zo gaan wij door het leven,

zo gaan wij voor elkaar

door het vrolijke leven.


(p. 11)

In het gedicht 'Niet' onderzoekt Boog wat elkaar kennen eigenlijk betekent. De eerste drie strofen:

Elkaar dan niet te kennen,

ineens. Of al heel lang: altijd.

Niet, het gaat hier om niet.

Sommigen zeggen dat dat,

precies dat, het essentiële moment is,

het moment 'niet',

dat het daarom gaat.

Het is misschien niet eens mogelijk om elkaar te kennen. Dat is waar het volgens 'sommigen' in het gedicht om gaat: een klein nirwana in de werkelijkheid. Maar Boog trekt in de laatste strofe wel de conclusie dat men dan kennelijk graag pratend aan dat moment voorbij gaat. Beter zou dan zijn: te zwijgen.

Maar dat is wat sommigen doen: praten,

altijd maar praten.

Muziek in een lift.

Hadden ze gelijk, ze zouden zwijgen.


(p. 28)

De vierde afdeling heet net als de bundel 'Maar zingend', in deze afdeling staat ook het gedicht 'Onooglijk maar zingend' dat de titel leverde. In dit gedicht is een krekel instrument en muzikant ineen. Boog gebruikt in 'Onooglijk maar zingend' een werkwoord en een spreekwoord op een bijzondere manier, namelijk 'na-apen' en 'zoals de ouden zongen piepen de jongen'. De laatste vier van de zeven strofen:

Schijnbaar willekeurig. Het gestemde instrument

en de muzikant: wie is wie? Wie wil wie?

De oude krekel zoals de jonge zingt.

Net echt! Dat het lijkt! Eet van de open aap

het brein, wórd de aap, maar zing als

een nachtegaal, zing als een krekel. Aap na.

Het is niet erg rechtvleugelig te zijn, langsprietig,

het is heus niet erg. Ga open als de dag,

een warenhuis vol indrukken. Onooglijk

maar zingend, een krekel zingt. Vanwege

de korte duur. Omwille van het vuur.

De oudgeworden krekel zingt.


(p. 40)

Ook in een ander gedicht raadt Boog de krekel aan te zingen, juist omdat hij bijna onhoorbaar is: 'Vanwege de korte duur'. Het leven is te kort omniette doen waarvoor je geschapen bent.In de afdeling 'Naast iedere wieg' beschrijft Boog allerlei gebeurtenissen uit de kindertijd, bijvoorbeeld in het gedicht 'Verhoudingen'. Een fragment:

Het krimpen van het raadsel,

doel van vele eindeloze jaren leren,

is een koude aangelegenheid, die rillingen

over het ontluikende lijf jaagt

alsof er al niet genoeg rillingen zijn.

(p. 57)

De titel van de afdeling 'Avondvullende glassoorten' is een regel uit een gedicht van Hans Faverey in de bundel 'Gedichten 2' (1972). In het gelijknamige gedicht van Boog zijn de mensen onschadelijk gemaakt, omdat ze altijd voor de televisie hangen, voor de 'avondvullende glassoorten':

Nu de mens onschadelijk is gemaakt,

avondvullende glassoorten,

vragen wij ons af waarmee wij

de vrijgekomen ruimte moeten vullen.


(p. 76)