De gedichten van K. Michel, 1989-2003
Ja! Naakt als de stenen (1989)
K. Michel (Michael Maria Kuijpers) schreef al vroeg in verschillende literaire tijdschriften, zowel proza als poëzie. Tijdens zijn studententijd gaf hij samen met studiegenoot en collega-dichter Arjen Duinker het tijdschrift Aap Noot Mies uit, dat in zijn vierjarig bestaan 30 keer verscheen. Sommige gedichten daaruit verschenen in 1989 in zijn debuutbundel Ja! Naakt als de stenen. Hij gebruikte voor zijn publicaties inmiddels het pseudoniem K. Michel.
In die tijd behoorde Michel tot een groep jonge dichters die zichzelf 'De Maximalen' noemden en die zich verzetten tegen de starheid en onverschilligheid die ze zagen in de dichtkunst van (onder andere) Van Deel en Kusters. De groep streefde naar straatrumoer en realiteit in gedichten en gebruikte daarvoor meer 'open' vormen van poëzie - 'lyriek uit het volle hart', zoals Pieter Boskma de stijl karakteriseerde. In het debuut van Michel klinkt de dynamiek die de Maximalen voor ogen hadden duidelijk door. De tweede afdeling, 'De namen zijn blauw', bevat een gedicht waarin 'de dichter' wordt aangesproken op een manier die typerend is voor de bundel:
Dichter!
Kam je haar, poets je schoenen!
Trek je innerlijk aan!
We gaan de wind een hand geven.
We gaan de horizon begroeten.
Zoveel te zien! Zoveel te doen!
We gaan de taal van de vogels leren.
We eten het zand van de tijd.
We blazen de wereld als een glas.
Ja! De namen zijn adem.
Het licht is een vogelkreet.
De waarheid is een fabel.
(p. 40)
Het enthousiasme van de dichter uit zich in korte, heldere zinnen en veelvuldig gebruik van uitroeptekens. De aanmoedigende toon wekt de indruk dat de schrijver - met de onbevangenheid van een blij kind - niet kan wachten om zijn ideeën aan de lezer kenbaar te maken:
Aya!
Het is alles of niets!
Houd op met rekenen
Pak je valies
Laat de melancholie, het huis
Je agenda, de kat, de schulden achter.
(p. 36)
De dichter gebruikt ook de imperatief wanneer hij zichzelf toespreekt en goede raad geeft over zijn levenshouding:
Wees redelijk. Schaam je.
Beter je leven.
En:
Volg het gezond verstand.
Spaar en presteer.
Luister naar je geweten.
Zoals ijzer ijzer scherpt
zo scherpt het je wezen.
(p. 14)
Alle wonden zullen helen, besluit hij berustend. Het idee dat het leven en de consequenties van je daden niet altijd te overzien zijn, is een thema dat vaker voorkomt in deze gedichtenbundel. Bijvoorbeeld in 'Jeugdherinneringen', waarin hij zich ervaringen van vroeger voor de geest haalt. De dichter beschrijft hoe hij als kind naar 'grote mensen' keek en hen nooit begreep. Ze vertelden rare verhalen en hadden het altijd te druk om naar hem om te kijken:
Tante Tía bijvoorbeeld:
Ooo wat leuk. Maak er nog maar een. Ik ben zo terug.
Je moest altijd voor jezelf zorgen.
(p. 21)
Wanneer je iets leerde, zoals lezen of de telefoon opnemen, ging het 'per ongeluk', zegt de dichter. Uit het gedicht spreekt zijn ergernis aan het gedrag van de volwassenen van toen: ze bedachten regels en bouwden alles vol:
Uiteraard niet over nagedacht.
Te druk om de baas te spelen.
Na een opsomming van milde frustraties trekt hij de heldere conclusie:
Toestanden.
Absoluut geen beschaving.
(p. 22)
In sommige gedichten is tussen de regels door een glimp op te vangen van de filosofische inslag van de dichter. De invloed van zijn studie filosofie is vooral te merken als het gedicht over twijfel en vertwijfeling gaat:
Je denkt dat je hoofd zwaar is
van het filosoferen.
Je denkt dat je knieën kraken
door het gewicht van de tijdgeest,
dat je maag van streek is door je onbewuste.
(p. 18)
De dichter probeert zichzelf ervan te overtuigen dat hij moet ophouden met piekeren over alle vermoeiende verplichtingen en de hectiek van bestaan. Hij vraagt zich af of hij er zelf - als dichter die kracht put zijn poëzie - niet door geraakt zal worden. Schrijven houdt ook isolement in, concentratie en al dan niet tijdelijk afgesneden zijn van vrienden en familie:
Kan ik dit dragen? Overzie ik de gevolgen van die daad?
Waarom ben ik uitverkoren, ik, een simpele dichter
Is dit het begin van het einde, moet ik de rest van mijn leven
doorbrengen in deze onzekere nacht
bang om in slaap te vallen, bang om het dromend uit te spreken
wachtend op de morgen, wachtend op een teken
wachtend op een besluit
(p. 37)
In 'In de academie' probeert een leerling een alternatief te formuleren voor de eeuwenoude filosofische opvattingen over de ontastbare geest en de diepere betekenis daarvan. De spreker wijst op de vormen van de dingen die zichtbaar zijn aan de oppervlakte:
Erkenning en rijkdom doen niet meer ter zake
Voor schaamte is nu geen plaats
Het licht wacht
De waarheid is hier
(p. 26)
Michel onderzoekt het leven en maakt daarbij gebruik van beeldende fragmenten en spreektaal.
De vlakte
is een droge zonnebloem
De stad in de verte
Een witte doos.
(p. 31)
En:
Een glazen schaal met water
staat in het midden van het balkon
In de stilte van de ochtend
Tussen groen en blauw
(p. 35)
Zowel in de manier waarop hij zijn observaties opschrijft, als in de keuze van zijn onderwerpen zijn opvallende overeenkomsten te vinden met Octavio Paz (1914-1998), de Mexicaanse dichter wiens werk Michel ook heeft vertaald in Het vuur van iedere dag (1990):
Zwart de hemel
Geel de aarde
De haan verscheurt de nacht
Het water staat op, vraagt naar de tijd
De wind staat op en vraagt naar jou
(Het vuur van iedere dag, p. 15)
En:
Straal van licht: een vogel
zingend op het terras
In de bergen en valleien
van je lichaam breekt de dag aan.
(Het vuur van iedere dag, p. 62)
De natuur in al haar vormen inspireert beide dichters. Deze fascinatie voor water, wind en licht blijkt ook uit de reisbeschrijvingen in het derde deel van Michels debuut, 'De weg van het water'. Hij schetst een reis door de Zwitserse bergen:
Gigantische massa's ijs, steen en klei
die je in het donker
op de tunnel voelde drukken
en die je eenmaal in het licht
hoog en majestueus achter de auto zag oprijzen.
Even later gaat het over de bijdrage van de mens aan vormgeving van het landschap:
Steden in een vlakte van nevel
Beschavingen die worden gesticht en uitgewist
Koepels, torens, paleizen en bibliotheken
Hier en daar
Alles in beweging
(p. 51)
Boem de nacht: gedichten (1994)
Voor zijn tweede bundel, Boem de nacht (1995) ontving K. Michel de Herman Gorter-Prijs.
De gedichten zijn over het algemeen langer dan die in zijn debuut en zijn stilistisch gezien in dezelfde traditie geschreven. Opvallend is de aandacht voor details uit het dagelijks leven:
De avondhemel een blauwe meloen
met glinsterende sterrepitjes
Het woord melodie
Twee warme regenbuien
Een open bestelauto vol rodondendrons
Drie fietsen scheef tegen een paal
leunend in een kluwen van sloten
(p. 23)
Ook maakt hij gebruik van reclameteksten, zoals 'tuinmeubelkussenbewaartas' en 'stoomstrijkijzer met snoeroprolmogelijkheid' en last hij fragmenten uit gesprekken in:
'Bent u getrouwd' vraagt een meisje uitnodigend
'Hoezo' mompel ik, 'dat is toch persoonlijk'
'Hebt u een eigen huis, een titel misschien, en zo ja
gebruikt u een creditcard en bestelt u mail order
wel, dan geheel gratis deze speciale aanbieding'
'Goedemorgen juffrouw' zeg ik en leg de hoorn neer
(p. 48)
Soms worden de realistische beschrijvingen plotseling onderbroken en vindt er een onverwachte wending plaats. Michel schuift en speelt met taal, bijvoorbeeld in het gedicht 'In het donker'. Daarin geeft hij een schets van een zwangere vrouw die met haar man in een kamer zit. Het vredige tafereel verandert wanneer er ruzie onstaat over de naam van het kind en in de regels daarna wordt de situatie onwerkelijk. Het is een circusact:
De man spat met water
Zij staat op en stampvoet
Ondertussen zoek ik in de moes
van mijn lichaam naar een weerbare vorm
Dan holt een troep dwergen de piste binnen
Het zand stuift op tot op de derde rij
Schreeuwend over eten en gegeten
worden, lopen de twee naar de uitgang
(p. 13)
Deze situatie heeft iets geestigs, maar andere gedichten laten de schaduwzijde van het bestaan zien. Zonder het met zoveel woorden te zeggen, beschrijft hij een meisje met een eetstoornis. Het begint met een curieus beeld:
Toen ze klein was
is haar moeder als een boemerang
het hiernamaals ingezeild
(p. 18)
En dat bleef niet zonder gevolgen:
Bij thuiskomst verschanst ze zich
met de telefoon achter de televisie
en belt al haar vriendinnen af
Tegen middernacht wapent ze zich
met witte wijn en modebladen
Later in de keuken wordt ze bezocht
door het gevoel dat het niet haar
handen maar die van de moeder zijn die
door haar lichaam heen de koelkast leeggraaien
(p. 19)
De thematiek van dit gedicht is tekenend voor de ideeën die in de bundel naar voren komen. Nacht en duisternis zijn elementen die vaker terugkeren. Ook het verband dat wordt gelegd tussen de gemoedstoestand van het meisje en het het verlies van haar moeder op jeugdige leeftijd, wijst op een maatschappelijke visie van de auteur:
Naarmate mijn leven zich ontrolt
en ontbindt in steeds grilliger patronen
ontvang ik dit soort signalen des te
gretiger; souvenirs van een vergane
samenhang; de suggestie dat om de hoek
het geluk wacht op een botsing
Complexe processen: als ik op blote
voeten over de tegels naar het balkon
loop, begint mijn neus te niezen.
(p. 26)
Hij wil door middel van zijn poëzie waardevolle relaties ontdekken in een chaotische, onbegrijpelijke wereld. 'Het is in ieder geval zo dat ik', schrijft hij:
op mijn kamertje zat, mijn zolderkamertje
en er helemaal geen gat meer in zag
en mij wintermaandenlang het hoofd brak
over de stofstorm van nieuwsfeiten
en het alomtegenwoordige gebrek aan visie
En:
Maar de deuren van de waarneming
werden niet gereinigd, een toekomstverschiet
toonde zich niet en van een scherping
van de utopische blik was geen sprake
laat staan dat ik de wereld in een zandkorrel zag
(p. 51)
Maar zelfs in gedichten die in eerste instantie serieuze zaken tot onderwerp hebben, gebeurt het zelden dat het kenmerkende komische element ontbreekt. De stemming in het bovenstaande gedicht slaat om:
Ook ik ging naar het strand en lag als een bladgroente
in de zon en verloor het hele probleem uit het oog
Tot ik 'vouw de deksel dubbel' las
'en knip aan elke kant acht inkepingen
Vouw de deksel weer open en knip
het middelste stuk van de vouwlijn door
Rek nu de beide zijden uit, et voilá'
(p. 51-52)
Wat met overpeinizingen begint, eindigt met een ongewoon voorval. De vriendin van de ik-persoon maakt een doosje smeerkaas open ('waaraan ik een bloedhekel heb') en daaruit dwarrelt een stukje papier met een tekst die hij aan haar voorleest:
Wed met je vrienden dat jij je hoofd
door het dekseltje van een doosje
La vache qui rit kunt steken
(p. 52)
Het gedicht 'Volgens de overlevering' bestaat uit 11 grappige verzen, die kort een vreemde gebeurtenis beschrijven:
Op de bewuste ochtend
zat een kip te broeden
in een openstaande motorkap
Een hond stond te zeiken
tegen de zonnewijzer
Even later was het beeldje
van Venus aan de beurt
Soms bestaan de gedichten ook enkel uit een losse opmerking, die raadselachtig blijft en bevreemdend werkt:
Als later op de dag
de bel gaat
staat er een deur
voor de poort
(p. 37)
En in deze gedichten schuwt Michel geen flauwe woordspelingen:
Op weg om een schildersladder
in de hens te steken
want dat is een gebruik
uit jongste tijden
dat eigen is aan eigenaars
(p. 42)
In lachen uitbarsten is - aldus de dichter - de beste benadering van problemen.
Dat brengt geluk
(p. 42)
Waterstudies (1999)
Ook Michels derde bundel, Waterstudies: gedichten (1999), viel in de prijzen. Hij ontving hiervoor zowel de VSB Poëzieprijs als de Jan Campert-Prijs.
Het eerste gedicht kan gelezen worden als een motto voor de hele bundel. Verkapt en in onverwachte beelden geeft de dichter 'vuistregels' voor het leven:
het ruikt naar iets dat ooit
tijdens een oud spelletje werd verstopt
En:
Dus zeg ik deze nieuwe dag
tegen het gezicht in de scheerspiegel
stop met graven als je in de put zit
wees bereid au & ja te zeggen
(p. 7)
Opnieuw worden de gedichten in deze bundel gekenmerkt door een - soms schijnbaar chaotische - opeenvolging van heldere associaties: een antwoord op een onbegrijpelijke en verbrokkelde werkelijkheid.
Uren later lichten
in de ochtendschemering
de sanseveria's op
Een rij groene chorusgirls
die één been hoog de lucht in gooien
(p. 16)
Maar dan is eerder in het gedicht al het woord 'theatrale' gevallen. De wereld als voorstelling, kortom. In andere gedichten beschrijft Michel de complexe werkelijkheid aan de hand van voorvallen uit het dagelijks leven en losse gedachtespinsels. Door zijn bondige schrijfstijl wekt hij de indruk dat er logische verbanden zijn:
Om regen te maken, een boom
een huis, muziek, een droom
zijn meerdere elementen vereist
En in de sporen van schichtige dieren
rond een modderige drinkplaats
schitteren 's nachts ontelbare sterren
(p. 18)
De dichter laat een voorkeur zien voor merkwaardigheden - opmerkingen van wetenschappers en filosofen zoals 'wolken zijn laaghangend fruit' - en zet daar de uitingsvormen van een beeldend kunstenaar tegenover:
En de schilder zwijgt en ziet
hoe de zon door de wolken breekt
en het licht als een zeilsteen even ketst
op de vleugels van een meeuw
klein en verloren in het overvolle vlak
boven de uiterwaarden van de Waal
En zijn hand legt geestdriftig
dat moment vast voor zolang het
de lijnen lukt niet te vervagen
(p. 19)
De gedichten van Michel herinneren soms aan de 'ready-mades' uit de tijd van Barbarber. Alsof het een krantenbericht betreft, beschrijft hij een 'konvooi van felgekleurde speelgoedbeesten' in de oceaan dat wordt gadegeslagen door onderzoekers:
Door de beestenboel op drift te volgen
hopen de oceanografen hun computermodellen
voor het zeegedrag te kunnen verfijnen
Volgens stromingsdeskundige Curtis Ebbesmeyer
lopen de beesten bij dit experiment geen enkel gevaar
'Ze zijn veerkrachtig en kunnen zelfs
de zwaarste ontberingen doorstaan'
(p. 31-32)
Uit de verantwoording blijkt dat het gedicht is gebaseerd op een oud bericht in NRC Handelsblad, maar de dichter geeft het wetenschappelijk project een onverwacht menselijk tintje. De dieren verplaatsen zich met acht kilometer per uur:
In dat tempo zal hun ijselijke tocht wel vijf jaar duren
voor ze op de Ierse en Britse stranden rust zullen vinden
(p. 31)
Michel haalde voor deze bundel niet alleen inspiratie uit krantenartikelen, een tentoonstelling en reisverslagen, maar hij gebruikte ook Indringend lezen, een leerboek met een leesmethode voor poëzie:
Voor regel 12 hebben we
een interpretatie,
die misschien aanvechtbaar is.
Het zich neerwerpen naast de spin
zou kunnen zijn
het weer aannemen
van de foetale houding van vóór de geboorte
(p. 25)
Het vijfde en laatste vers van 'Indringend lezen volgens dr. Drop' is eenvoudig en een beetje pesterig:
Vertel nu het gedicht in je eigen woorden na.
(p. 26)
De invloed van taal op de werkelijkheid is niet alleen in dit gedicht een belangrijk thema. Het niet begrijpen van de werkelijkheid hangt volgens de dichter samen met hoe teksten gelezen worden. In het gedicht 'Het Leidse manuscript van Aldhelm' schrijft hij:
Me the wet plain, wondrous cold
Zo begint het raadsel uit de negende eeuw
The woof is not wound about me,
nor have I the warp: prachttaal
waarvan ik nagenoeg niets begrijp
Zelfs de oplossing (mail coat) ontgaat me
desondanks word ik bekropen door het akelige
gevoel dat de tekst mij wel begrijpt
(p. 41)
In een gedicht over het tweede vers uit Genesis 1 werkt de dichter het idee uit dat taal een oude werkelijkheid in een nieuwe vorm tot leven kan roepen:
Als je het hardop herhaalt
zie je landschappen zich ontvouwen
een novemberse zandplaat in de Waddenzee
de desolate vlaktes ten zuidoosten van Glen Coe
en ga je turf ruiken, leisteen
twee adelende hazen in de schuur
De Hebreeuwse klanken, 'tohoe wa bohoe', geven het onvoorstelbare aan:
het begin voor het begin, een toestand zo oer
dat mijn buitenwijkverbeelding slechts
tekortschietende vergelijkingen voorhanden heeft
(p. 9)
Michel gaf zelf in een interview aan dat het hem er niet om gaat een uitspraak te doen over de werkelijkheid, maar dat hij speelt met woorden en beelden, waarbij de lezer soms onverwacht verzeilt raakt in lastige kwesties:
Afhankelijk van de legenda
kan kortom alles een kaart zijn:
handpalmen, oogirissen, moedervlekken
en de vertakkingen in de plooien
van een opengewoeld bed
Zo blijkt als de slaper
eindelijk is wakker geschud
ook lang na het ontwaken
'waar ben je?' de vraag
(p. 40)
De dichter probeert zelf antwoord te geven wanneer de helderheid van het moment het toelaat:
Uren later aan de rand van de stad
met de flatgebouwen in de rug
spreek ik het rommelige veld toe
en de eerste sneeuw: 'Nu ben ik hier'
(p. 41)
De lichtvoetigheid waarmee Michel schrijft, relativeert intussen grotendeels de ernst van de vragen:
De beste analyses van het expressievraagstuk
zijn zingend onder de douche ontstaan
(p. 44)
Ten slotte constateert hij luchtig:
De kunst is om zo snel te vallen
dat je voorbij jezelf vliegt
en nog net op tijd bent
om jezelf op te vangen
(p. 45)