De gedichten van Judith Herzberg, 2001-2007
Laika
In 2001 verscheen bij Uitgeverij Clavis het prentenboekje Laika. Het bevat een verhaal in dichtvorm dat bedoeld is voor kinderen. De uitgave bevat vierentwintig ongenummerde pagina's en is geïllustreerd met tekeningen van Paul Verrept. Laika werd geschreven ter gelegenheid van de oprichting van theatergezelschap Laika.
Laika vertelt het verhaal van de hond Laika die ontdekt dat hij is kwijt geraakt door zijn baasje als hij door de mensenmassa loopt:
Bij het grote station
waar alles vandaan rijdt
en alles naartoe rijdt,
daar stond hij stil
en hij dacht:
'Ik ben kwijt.'
(p. 10)
Het verhaal vervolgt vanuit het perspectief van het baasje dat op datzelfde station Laika zoekt:
Op het grote station
waar alles vandaan rijdt,
en alles naartoe rijdt,
daar stond eens een man.
(p. 12)
De baas roept luidkeels zijn hond en uiteindelijk komt Laika aangerend, waarop de man boos reageert, maar eigenlijk vooral blij en opgelucht is:
'Stom beest,' zei de man (hij was blij).
Maar goed voor de hond
dat hij dat niet verstond.
(p. 22)
Soms vaak
Judith Herzbergs elfde bundel is getiteld Soms vaak. De eerste druk verscheen in november 2004 bij uitgeverij De Harmonie. De bundel bevat zesendertig gedichten.Eerder, op 25 januari 2001, verscheen in een eenmalige oplage de bundel Staalkaartter gelegenheid van de tweede Landelijke Gedichtendag. Dertien van de vijftien gedichten uit Staalkaart zijn opgenomen in Soms vaak. Het gedicht 'Alles wat denkbaar is' verscheen in 2008 opnieuw, in de bundelHet vrolijkt. (Het enige niet herdrukte gedicht uitStaalkaart is'Ik dacht niet'.)
Soms vaak begint, zoals veel van Herzbergs bundels, met het titelgedicht, 'Soms vaak':
Een bok staat
bij gebrek aan berg
vaak bovenop
zijn hok.
(p. 5)
Het gedicht lijkt een les te zijn voor mensen: we hoeven niet allemaal groots en meeslepend te leven. Je kunt ook in kleinere sociale kring laten zien dat je van waarde bent.
Herzberg schrijft soms maatschappelijk geëngageerde gedichten, zoals 'De bomen van de Overtoom', dat gaat over het 'eigenwijs beheer' van stad en natuur. Het kappen van de bomen aan het Overtoom in Amsterdam vindt Herzberg een trieste gebeurtenis:
Houten wonden. Het niet
af – kunnen – blijven
onze zonde.
(p. 10)
In Soms vaak zijn ook veel gedichten over liefde en ouderdom te vinden. In 'Mussen' relativeert Herzberg haar eigen ouderdom:
Als ik oud ben, echt oud, niet als nu,
(p.12)
Het gedicht eindigt met de vraag of zij later net als haar ouders Thea en Abel in alle rust mussen kan voeren:
en zijn er nog
mussen die ik dan kan voeren
zoals op dat bankje Abel
en Thea dat deden
in het Weteringplantsoen?
(p. 12)
Het gedicht 'Behoedzaamheid' wordt genoemd in de VPRO-documentaire Bijna nooit, Judith Herzberg door Saskia van Schaik, wanneer Herzberg laat blijken dat zij heel behoedzaam is in wat zij van haar eigen leven wil laten zien, altijd beducht voor een verkeerde interpretatie.
Behoedzaamheid is iets anders dan voorzichtig
behoedzaam is twee handen als een koepel
boven iets kostbaars. Je kunt het net niet zien
maar het is iets van waarde, raad je.
(p. 24)
Het kwatrijn 'Raad' werd geschreven voor een kussensloop van Stichting Plint:
Komt Klaas Vaak vaak
veel te laat? Dan:
niet op hem gewacht!
Goedenacht.
(p. 27)
De titel 'Raad' is een typerende titel voor sommige van Herzbergs gedichten: vaak geeft ze levenslessen, zonder daarbij moraliserend te worden.In 'Abstract' verwoordt Herzberg haar poëtica. Zij laat zien dat zij dingen wil beschrijven en onthullen alsof je ze voor het allereerst ziet, abstract en zonder associaties. Daarna komt:
Het leren dat het ene
half achter het andere – weg
en toch heel is. Verborgen en
opeens! Tevoorschijn komt
de allereerste grap, de meest
verbazingwekkende, het schrik-
aanjagendst ogenblik, waar
schateren de oplossing voor is.
Maar eerst, zegt zij, is alles
nog abstract.
(p. 36)
Het slot van het gedicht roept het gedicht 'Wat zij wilde schilderen' van de gelijknamige bundel in gedachten op:
En dat, zegt zij
Dat eerste ogenblik
Dat schilder ik.
(p. 36)
Dit in taal 'schilderen' van unieke momenten, komt terug in Herzbergs gehele oeuvre.
Herzberg laat vaak zien hoe genuanceerd taal kan zijn. In het slotgedicht 'Ja' toont zij de nuances die er in het woord ja bestaan:
Niet het jaha van moeders die zich vervelen
Niet het ja van oja goed want bijna vergeten
Niet het ja van wees maar gerust
(p. 44)
Het 'ja' in dit gedicht is dat van een man die zijn vrouw antwoordt, zoals blijkt uit het begin van het gedicht:
Hij loopt met iets zwaars voor haar uit.
Zij blijft staan.
Zij roept, van de straat, hem iets na,
hij, terwijl hij een huis binnengaat,
een kort 'ja'.
(p. 44)
Eerst wordt beschreven wat deze 'ja' niet is, maar in de laatste zin komt de karakterisering in positieve zin:
Maar een dag-in dag-uit ja
Een ja ten overvloede.
(p. 44)
Judith Herzberg leest Zijtak
In 2007 verscheen Judith Herzberg leest Zijtak, een luister-cd met bijbehorend tekstboekje. De uitgave bevat voornamelijk gedichten die eerder in Soms vaak en Bijvangst verschenen: van de tweeënzeventig gedichten komen de laatste achtendertig uit deze bundels. Paginering in het tekstboekje ontbreekt, maar de gedichten zijn zoals de cd-tracks genummerd. Ook staat per gedicht aangegeven hoelang de voordracht op de cd duurt. Dat varieert van 10 seconden tot 1 minuut 46 seconden.
De eerste vierentwintig gedichten werden niet eerder gepubliceerd, behalve de gedichten 'Target' en 'Aan de bewakers in bijvoorbeeld Zeist', die respectievelijk in het tijdschrift Raster en in Vrij Nederland verschenen.'Aan de bewakers in bijvoorbeeld Zeist' stelt gewetensvragen aan mensen die in asielzoekersuitzetcentra werken. Na de eerste twee strofen gaat het gedicht over van verleden naar tegenwoordige tijd:
Brandt niet de sleutel
waarmee u 's avonds hun cel
op slot doet in uw hand?
(nr. 9)
Het gedicht eindigt met de vraag of deze bewakers geen traumatische ervaringen hebben overgehouden van hun werk:
Bent u nooit bang
Dat u ook zelf ooit
In een gevang belandt –
Heet dat gevang dan
misschien Gruwelijke Spijt?
(nr. 9)
Naast typisch Herzbergiaanse gedichten over dood, gemis, angst en liefde, komt ook het belang van intiem menselijk contact naar voren in de nieuwe gedichten in Zijtak, zoals in het zeventiende, titelloze, gedicht:
Wij wisten niet, toen wij nog lange
brieven schreven
op papier, dat wij de laatsten waren
die nog op die manier van elkaar hielden
met langzaam overdachte woorden
die we meenden.
(nr. 17)
Ook valt op dat het gedicht 'De spion', dat het slotgedicht van de bundel Bijvangst is, in het tekstboekje van Zijtak de laatste strofe mist. Hierin wordt verteld hoe de spion in dit gedicht een gebrek aan sociale gebondenheid heeft moeten ervaren als gevolg van zijn beroep (net als de mensen die geen brieven meer schrijven wellicht). De treurnis van zijn leven spreekt uit de laatste twee regels:
Soms word ik midden in de nacht
nog opgewonden opgebeld.
'De trein staat in de bergen stil'
ik zeg: 'Verkeerd verbonden' wil
niets meer weten van geweld.
Op deze vuilnisbelt groeit
zelfs geen distel.
(Bijvangst, p. 56)