De gedichten van Judith Herzberg, 1961-1962
Judith Herzberg debuteerde in mei 1961, op 26-jarige leeftijd, in Vrij Nederland met het gedicht ‘Wijzelf en onze planten’. Tot aan het verschijnen van haar eerste bundel Zeepost in 1963 publiceerde zij poëzie in Vrij Nederland, Hollands Weekblad en in Tirade.Na haar debuut bleef Herzberg met enige exclusiviteit poëzie publiceren in de tijdschriften Barbarber, Tirade, De Revisor, Maatstaf, Het Liegend Konijn, De Gids en Raster.
Vrij Nederland
Op 6 mei 1961 verscheen in Vrij Nederland het titelloze gedicht dat begint met de regel ‘Wijzelf en onze planten zijn het enige’. Later zou dit gedicht verschijnen in Zeepost met de titel ‘Wijzelf en onze planten’.
Wijzelf en onze planten zijn het enige
toevallige in dit huis. De rest is allemaal
zo bedoeld als het is, zo niet door ons, dan
toch ooit door iemand, die bij voorbeeld vond
dat het vierkant moest zijn, of van katoen.
Hier is niets aan te doen.
[...]
Soms zie ik je gezicht dat iemand toelacht
onverwacht, door dik spinrag van armen
met glazen en hoofden en spijlen.
In dit gedicht zijn al meteen een aantal opvallende elementen te vinden die later als kenmerkend voor Herzberg zullen doorgaan. Zo is er de vergelijking met het dierlijke wezen, hier een kat. In deze vergelijking blijkt de affectie en bewondering voor het dierlijke leven. Aan de andere kant is er de frustratie dat er in het volwassen leven altijd mensen zijn die je beoordelen. Deze frustratie leidt uiteindelijk tot gelatenheid. Dit is een terugkerend motief in het werk van Herzberg.
Op 17 juni 1961 verscheen in Vrij Nederland het gedicht met de titel 'Kleine vossen', dat de ondertitel 'Hooglied II, 15' draagt. Dit gedicht zou later zonder titel en ondertitel worden opgenomen in Zeepost, met de beginwoorden 'Het zijn de kleine vossen'. Op 10 maart 1962 verscheen in Vrij Nederland het gedicht 'Uit de hoogte', dat later met de beginwoorden 'Hoe hoger de dohlen' zou worden opgenomen in Zeepost en bijna een jaar later, op 2 maart 1963 verscheen het gedicht 'Park'. Ook dit gedicht werd (wel met titel) opgenomen in Herzbergs eerste bundel.
Hollands Weekblad / Hollands Maandblad
In Hollands Weekblad verscheen op 18 oktober 1961 een kort verhaal, 'Ontmoet'. Later dat jaar, op 29 november, verschenen 'Soldaat' en 'Navy Blue', de enige gedichten die Herzberg vóór Zeepost publiceerde, maar niet in een bundel opnam. 'Soldaat' is een atypisch gedicht binnen Herzbergs oeuvre: niet vaak worden gebeurtenissen uit de oorlog met zulke duidelijke woorden als 'soldaat', 'geweer' en 'gewond' beschreven.
Eerst is er altijd het geweer dat
gepoetst moet en vertroeteld worden,
[...]
Dan komt de keer dat, na het ontbijt
hij hangend boven, liggend op zijn buik
drie smalle jongens en wat blaadjes raakt.
Omdat hij zelf gewond had kunnen worden
krijgt hij later, verdwaasder, de ridderorde.
Wellicht is het een bewuste keuze geweest dat juist dit gedicht niet verscheen in Zeepost, waarin in geen enkel gedicht in directe bewoordingen aan oorlogsdaden wordt gerefereerd.
In 1963 werd Hollands Weekblad omgedoopt tot Hollands Maandblad. In het maartnummer van dat jaar verscheen het titelloze gedicht met de beginregel 'Wij staan naakt achter de lijn', geschreven bij de dood van Sylvia Plath op 11 februari 1963. Dit gedicht werd later met de titel 'Gedachten' opgenomen in Zeepost.
In mei van hetzelfde jaar schreef Herzberg in Hollands Maandblad een recensie, 'Autobiografisch woordenboek', over de gelijknamige dichtbundel van J.A. Emmens.
Tirade
In Tirade publiceerde Herzberg voor het eerst in het maartnummer van 1963, en wel met zes gedichten: 'Hardop voelen', 'Deut. 20', 'Winters Bethulië', 'Commentaren', 'Katje' en 'In het Wilde Weg'. Al deze gedichten verschenen met dezelfde titel in Zeepost. Alleen 'Commentaren' kreeg de toevoeging 'op het Hooglied'.
In het decembernummer van 1963, daags na het uitkomen van Zeepost, verschenen de eerste twee gedichten die vier jaar later pas in bundelvorm verschijnen, als onderdeel van Beemdgras: 'In een boek' en 'Over wanhoop van dingen'. Beide gedichten werden in Tirade nog zonder titel gedrukt. Een derde gedicht van Herzberg dat in dit nummer werd gepubliceerd is het gedicht dat aanvangt met de regel 'Zie maar wat wij gaandeweg verzamelen'. Dit gedicht werd niet opgenomen in een bundel.
Barbarber
Na het verschijnen van Zeepost publiceerde Herzberg ook in het literair tijdschrift Barbarber van J. Bernlef, G. Brands en K. Schippers. De dichters van Barbarber zetten zich af tegen de poëzie van de Vijftigers en toonden meer interesse in de alledaagse werkelijkheid. Zodoende staat het 'barbarberisme' ook bekend als neo-realisme. Dit idee sluit aan bij Popart, de kunststroming die zijn hoogtijdagen vierde in de jaren zestig.
Daarnaast werden de Barbarber-dichters geïnspireerd door de collagetechniek van Dada. Dit blijkt het meest uit de zogenaamde ready-mades. Dat zijn 'gedichten' die bestaan uit een tekst die al bestaat, zoals een advertentie, een krantenartikel of een opgetekend gesprek op straat. Een dichter licht deze tekst uit de gewone werkelijkheid, neemt deze op in een bundel, of tijdschrift en daardoor wordt het kunst. Tot aan september 1971 publiceerde Herzberg in Barbarber veertien gedichten, waaronder ook enkele ready-mades, zoals de volgende twee, die werden gepubliceerd in november 1964:
Ik heb zo'n last van dubbel zien dokters
En:
Voorbeeld van gezinsbedrijf: varkensfokker
De Bruine kan met flink werken alles wel aan. "Sommige mensen", zegt hij, "begrijpen niet dat ik er nog tijd af kan nemen en eens een half uur met de armen over elkaar naar mijn varkens kan staan kijken".
Enkele van de Barbarber-gedichten werden opgenomen in Beemdgras, maar de meeste publicaties van Herzberg in dit tijdschrift zouden niet in een bundel verschijnen.