De gedichten van Ivo de Wijs, 1994-heden
Vroege vogels' radioverzen (1994)
In 1994 verscheen de jubileumbundel Vroege vogels' radioverzen, die werd uitgebracht ter ere van het 15-jarig bestaan van het radioprogramma.
In de bundel stonden nieuwe gedichten uit het VARA-programma, opnieuw chronologisch geordend aan de hand van de maanden van het jaar. Een van de januari-gedichten heet 'Verdwalen':
Ik wil verdwalen in het jaar
Voorbij de kou van januari
Voorbij de bloesempracht van mei
Tot in het warmste jaargetij
Verzeilen tussen noord en zuid
Het zonlicht voelen op mijn huid
En haar
Ik wil verdwalen in het jaar
(p. 9)
Of een lied over het voorjaar, wanneer de gierzwaluw, na zijn overwintering in Afrika, weer terug is in Nederland:
Wat zal ik van de gierzwaluw vertellen?
Die ieder voorjaar boven mijn balkon
Het feest viert van de ondergaande zon
Met zacht gekrijs dat wonderwel wil zwellen
Tot luid gegier
Wat zal ik van de gierzwaluw vertellen?
De vogel die de wind kan vergezellen
Hij is weer hier!
(p. 45)
Zondagmorgenverzen (1996)
In 1996 verscheen opnieuw een verzamelbundel: Zondagmorgenverzen. De Wijs dicht vaak over wat hij meemaakt, wat er in zijn directe omgeving gebeurt. Zo schrijft hij in 'Vogelbescherming' over zijn schrijversbestaan en vertelt dat hij heel vroeg op moet staan om het programma Vroege vogels te presenteren:
Gewoonlijk leid ik een kantoorbestaan
Ik zit aan een bureaustoel vastgevroren
Ik schrijf, dat is hoofdzakelijk mijn baan
Maar 's zondags klim ik bij het ochtendgloren
Maar al te graag uit mijn ivoren toren
Mijn vroege vogels dulden geen protest
Daar ga ik, wel wat vaag en ongeschoren
Voor de vogels kom ik fluitend uit mijn nest
(p. 47)
Ivo de Wijs schrijft in sprekende beelden: je proeft direct de sfeer die hij op wil roepen in zijn gedichten:
Dit wordt een zondag voor een wandeling
Een zondag als in achttienhonderdtachtig
Een koetsje rammelt door de straat
Een meisje lacht naar haar soldaat
En de zon in vol ornaat
Schijnt sprookjesachtig
(p. 35)
Op een grappige manier worden allerlei onderwerpen die met het milieu te maken hebben berijmd. Het gedicht 'Schiphol is groot genoeg' is op de wijs van het slotkoor van de Negende Symfonie van Beethoven, 'Alle Menschen werden Brüder':
Nog meer stank en nog meer herrie
Hou maar op: wij zijn het beu
Die milieubaan, getverderrie
Is een ramp voor het milieu
Dus wie net als wij de plannen
Met verbazing gadesloeg
Die zingt: Schiphol hoeft niet groter
Schiphol is al groot genoeg!
(p. 50)
Ook sinds 1994 schreef De Wijs nog allerlei liederen voor uitvoerende kunstenaars als Lenette van Dongen, Jenny Arean en Paul de Leeuw. In Het gaat goed met Nederland werd een overzicht gegeven van alle liedjes die de 'tekstdichter' van 1965-2000 heeft geschreven. Het volgende lied zong Lenette van Dongen in 1994:
Liefje, zeg me dat het goed komt
Zeg dat je me tegemoet komt
Door een wereld die voor altijd zal bestaan
Waar de lucht geurt naar seringen
Waar miljoenen merels zingen
En dolfijnen springen door de oceaan
(p. 299)
Het lied 'De zondag' werd in 1999 gezongen door Paul de Leeuw:
Er is geen zondag meer
Geen alles-mocht-en-alles-kon-dag meer
Ik wil 'm terug, precies als vroeger
Met de warenhuizen dicht
Want ik wil eens per week de eeuwigheid op zicht
Ik wil de zondag terug
M'n zondag terug!
De stilte en het groen
Ik wil de zondag terug, de zondag van toen
(p. 318)
Het lied 'Hype', dat in 1998 werd gezongen door Lenette van Dongen, gaat over de hype van de Spice Girls. Die meidengroep is één grote schijnvertoning, aldus de tekst:
Onafhankelijke grieten
Met girl-power, zegt de groep
En daarna die power slijten
Aan een hoop reclametroep
Girlie-power hier en ginter
Girlie-power zus en zo
En je daarna laten pakken
Door de impresario
Come on: be wise, girls
Don't go for lies, girls
And recognise, girls
The hype you see
Hate the Spice Girls
Just like me
(p. 312)
Het gaat goed met Nederland (2001)
Veel liedjes die De Wijs met de cabaretgroep Kabaret Ivo de Wijs vanaf de jaren zestig maakten, werden verzameld in de bundel Het gaat goed met Nederland (2001). De bundel, samengesteld door Jaap Bakker, bevat een groot aantal liedjes die voor de cabaretgroep zijn geschreven, zoals het volgende uit 1973:
Geef mij je hand
Wij moeten gaan
Want ik weet een land
Ver hiervandaan
Wij maken de reis
Terug naar de bron
Naar het paradijs
Het land van de zon
Daarom geef mij je hand
Wij moeten gaan
Ik weet een land
Ver hiervandaan
(p. 50)
De liedjes zijn vaak grappig, persoonlijk en heel herkenbaar. In veel van de liedjes speelt De Wijs met woorden en met het metrum en de tekst is ruim voorzien van taal- en rijmgrapjes, zoals in dit liefdeslied voor zangeres Nana Mouskouri uit 1978:
Niet ongenaakbaar, onaanraakbaar
Geen fata morgana
Nana Nana Nana Nana
Geen slons, geen sloddervos, geen sloerie
Nana Mouskouri
Onze liefde kent geen grenzen
Echt contact kan zonder lenzen
Van Sebastopol tot Ghana
Nana Nana Nana
Van de Nijl tot de Missouri
Nana Mouskouri
Geen pot, of hooguit bij een pourri
Nana Mouskouri
(p. 106-107)
Of zoals in het lied 'De V' uit 1978, net als de voorgaande liedjes op muziek gezet door Pieter Nieuwint:
Je kent het wel: die kriebel in je benen
Je thermometer stijgt, je hebt geen keus
Je moet naar bed, het voze virus is verschenen
En het jaagt het snot bij liters
Door de roodgeworden gieters van je neus
Je hebt de V
De V
Da's niet zo dodelijk als K en niet zo slepend als TB
Je hebt de V
De V
En als ze zeggen: Zeg MS is stukken erger hoor
Dan zeg je: Ja, dat zal wel wezen, maar de V komt veel meer voor
Je roept met dichtgeknepen strot
En met je lippen half kapot:
Boeder bag ik bet de belkboer bee
Je hebt de V
En er helpt geen medicijn of therapie
Haaaaatsjie
(p. 91)
Het liedje 'Wat een tijd' (1978) gaat over een onderwerp dat nog steeds actueel is: in hoeverre mag je zelf beter worden van het lijden van een ander?
Toen ik die film zag: Soldaat van Oranje
Met Rutger Hauer en Jeroen Krabbé
Leuke jongens, vlotte meiden, wel en wee
En potjandorie voor ons landje op de bres
Heel die opgeklopte, rood-wit-blauwe franje
Ik dacht: Ja hoor, grote God, het is een feit
Het moest gebeuren, die verdomde Duitse tijd
Is uiteindelijk een commercieel succes
(p. 102)
Ivo de Wijs kreeg voor zijn dicht- en radiowerk verscheidene prijzen, zoals de Zilveren Griffel en de Groenman-Taalprijs. Over de verwarring rond alle Nederlandse literaire prijzen schreef hij in 1978 een grappig lied:
Oh, wij zijn stapel op de Nederlandse letteren
Dat is pas proza dat je open haard laat knetteren
We spreken af: we geven ieder jaar met Pasen
De Hella Haasseprijs gewoon aan Hella Haasse
En consequent geven we ieder jaar in juli
De Douwes Dekkerprijs
Aan Multatuli!
(p. 94)
Ivo de Wijs schreef veel liedjes voor anderen, vaak in opdracht. Toch schemert er door die liedjes regelmatig ook iets van de schrijver zelf heen, zoals zijn Brabantse tongval in het lied 'Grappig hè, zo'n zachte g'. Het lied (op muziek van Chris de Koning) werd gezongen door Annemarie Henselmans in 1983 en is opgenomen in de bundel Het gaat goed met Nederland.
Sinds een aantal jaren woon ik in het noorden
Om precies te zijn: ik woon in Amsterdam
Maar ik zal hier niet - ook niet in weinig woorden
Gaan vertellen hoe ik daar in feite kwam
Nee, ik wil uw aandacht vragen voor iets anders
Waarom hoor ik alle dagen, elk moment
Al die noordelijke, stomme Nederlanders
Zeggen: Geestig hè, zo'n zuidelijk accent?
Grappig hè, zo'n zachte g
Eet ge soms gezellig mee
Grappig hè, zo'n zachte g
(p. 261)
Vroege Vogels' jubileumverzen (2003)
Er verscheen opnieuw een jubileumbundel van Vroege Vogels in 2003, ter ere van het 25-jarig bestaan van het programma. In de bundel waren verzen opgenomen die geschreven werden tussen 1999 en 2003 en ze waren geordend naar de seizoenen. Het eerste vers van de afdeling 'Lente' heet 'Liedje' en de Duitstalige regel daarin ('De winter is vergangen') is een toespeling op het oude lied 'Der Winter ist vergangen'.
Zo blazen wij de winter naar de oorden waar hij hoort
Naar Zuidpoolland en Groenland en naar Nova Zembla-Noord
Het koper blinkt en schettert en de maestro slaat z'n slag
Daar gaan we tot Al Fine, tot het eind van deze dag
De winter is vergangen en het feest kan niet meer stuk
Een liedje van de lente
Een liedje van de lente
Een liedje van de lente
En een liedje van geluk
(p. 9)
Het laatste gedicht uit de bundel heet 'Het pad'. Het werd geschreven op uitnodiging van NRC Handelsblad naar aanleiding van een onderzoek over het 'Het ideale gedicht'. De lezers kwamen daarbij met een aantal eigenschappen die dat ideale gedicht zou moeten hebben en verschillende dichters (zoals bijvoorbeeld Gerrit Komrij en Ilja Leonard Pfeijffer) schreven vervolgens een gedicht dat al dan niet aan die voorwaarden voldeed. Het gedicht van Ivo de Wijs eindigt aldus:
En ik liep door
De tijd verstreek
De zomer liet me in de steek
Maar zelfs toen de novemberwind
De bladeren van de bomen sloeg
Heb ik gezongen als een kind
- Er is neerslachtigheid genoeg
Ver achter me zong iemand met me mee
Het oude lied, maar helderder van toon
Ik heb die man herkend
Het was mijn zoon
(p. 118)
Atletische verzen
In 2006 verscheen Atletische verzen. Ivo de Wijs schreef deze bundel samen met zijn neef Theo Danes. Per gedicht wordt met de initialen ThD (Theo Danes) of IdW (Ivo de Wijs) duidelijk gemaakt wie het schreef. Danes is een atleet die verschillende keren nationaal succes heeft gehad bij de tienkamp. Atletische verzen gaat dan ook over alle facetten van atletiek. De verschillende sporten komen veelvuldig aan bod, maar vaak lopen de zaken volledig uit de hand, zoals in '100 meter (B)', waarin een figuurlijk uitspraak opeens heel letterlijk wordt:
Ik heb eens bij de New York Open
De benen van mijn kont gelopen
De benen liepen onverwacht
Een tijd van 10 seconden 8
Maar, teleurstellend, liep de kont
Een tijd van 12 seconden rond
Ik viel, helaas, op deze wijze
Gemiddeld nét niet in de prijzen
(p. 18)
Elk aspect van de atletiek wordt belicht; naast de individuele sporten komen ook zaken als het startschot en het budget aan bod. Welk onderwerp ook besproken wordt, er zijn twee consistente factoren in Atletische verzen: het rijm en de humor. Hoewel, soms valt één van de twee even weg zoals in 'Tegenvaller (ook voor het rijm)':
In verband met mijn meniscus
Train ik niet meer met de kogel
(p. 40)
Enkele gedichten worden begeleid door een minimalistische tekening van Danes, zo ook 'Tegenvaller (ook voor het rijm)' (zie afbeelding). De bundel past qua opzet en inhoud goed bij De Wijs’ eerdere werk. Zo zijn de rijmende gedichten eenvoudig en humoristisch van aard.
De atletiekwedstijden van De Wijs kennen merkwaardige deelnemers. Zo dicht hij over de 5000 en de 10000 meter voor blondjes:
Ik word de nieuwe kampioene
Ik doen geeneens geen hakken aan
Ik loop gewoon op platte schoenen!
(p. 50)
en
Om hoeveel rondjes zou het gaan?
400 meter is de baan
Dan moet ik dus voor deze Spelen
10000 door 400 delen…
Zou dat 250 zijn?
Of 25? Of…
Afijn…
D’r is ook altijd nog een bel
Ik loop wel en dan zie ik wel
(p. 51)
Olympische verzen (2008)
De bundel Olympische verzen (2008) is een vervolg op Atletische verzen en van gelijke aard. Weer reflecteren oom De Wijs en neef Danes op sport, maar dit keer beperken zij zich niet tot atletiek en is het onderwerp de Olympische Spelen.
In 'De start' verwijst De Wijs naar Atletische verzen:
Acht mannen staan te wachten voor de lijn
Slechts één van hen kan straks de snelste zijn
Ze loeren naar elkaar: wie zal het worden?
Ze monsteren de afstand en de horden
Ze bouwen spanning op, de starter laat ze
Nog even staan, en roept dan: 'Op uw plaatsen'
Kalm knielt de saamgebalde energie
De voeten gaan de blokken in… En wie
Wil weten hoe zo'n wedstrijd kan verlopen
Die had ons eerste boekje moeten kopen!
(p. 8)
Daarbij verwijst een voetnoot naar Atletische verzen. Ditmaal maakt De Wijs vaak gebruik van cursieve zinnen boven de gedichten, die als een soort motto het onderwerp van het gedicht aankondigen. Zo staat boven 'De start': 'We gaan hordelopen…'. Boven 'Drie korners penantie (1955)' staat 'We gaan voetballen…'. Dit gedicht grapt over de Engelse termen in het voetbal:
Een smal platsoen dat we herschiepen
In een perfecte voetbalplek
Bij tijd en wijle ging ik kiepen
Maar ik was ook een goeie bek
Het Engels stroomde plompverloren
En magisch onze monden uit
De mooiste kool die ik mocht scoren
Werd niet geteld: ik stond afzuid!
(p. 54)
De woordgrapjes keren in Olympische verzen ook weer veelvuldig terug, zoals in het gedicht over badminton:
Ik ga met jou naar bed
Minton
(p. 12)
De Wijs geeft ook eigenzinnige verklaringen voor het ontstaan van een Olympische sport in het gedicht 'Revolutionair begin' met het motto 'We gaan basketballen…':
Een onbedwingbare blondine
Die bij de Franse gouillotine
De hoofden in een mand zag vallen
Dacht: leuk! Dat gaan we doen met ballen!
(p. 14)
Ook keren de blondjes uit Atletische verzen terug in een obsceen gedichtje getiteld 'Dopingcontrole (blondjes)':
Als ik op doping controleer
Zijn de reacties keer op keer
Ontoeschietelijker en obscener
Toen ik vroeg: Hebt u iets geslikt?
Zei een blond meissie me verschrikt
Dat ze seks had gehad met d'r trainer
(p. 42)
Moeder! Het is Moederdag!: Verzen voor moeders (2009)
Na de sportieve verzen met neef Danes schreef De Wijs over op samen met Judith Nieken gedichten ter ere van Moederdag in de bundel Moeder! Het is Moederdag!: Verzen voor moeders(2009). De bundel werd in opdracht van Uitgeverij Ziederis geschreven.
In deze bundel wordt het fenomeen Moederdag vanuit verschillende invalshoeken belicht. Bijvoorbeeld vanuit de vader in 'Vader blikt vooruit':
Broodjes en croissants bestellen
Met de bloemenwinkel bellen
Wat cadeaus organiseren
Kinderen een versje leren
Witte wijn op koele plek
Strik voor om de kat z'n nek
Moederdag is druk hoor…
Ach
Ik neem wel een papadag
(p. 15)
Of vanuit de belevingswereld van een sjeik:
Het bezit van, zei de sjeik
Honderd vrouwen tegelijk
Heeft een nare consequentie
Ik ben niet zo gauw van slag
Maar de nacht voor Moederdag
Lijd ik vaak aan impotentie
(p. 26)
De gedichten over Moederdag zijn grappig, soms ontroerend en ze rijmen altijd.