H.C. ten Berge en de kritiek
De hermetische poëzie van H.C. ten Berge heeft van meet af aan zowel bewondering als weerstand opgeroepen. Vooral de vele verwijzingen die het werk een collage-achtig karakter geven zorgden voor gemengde reacties. In een reactie op de bundel Personages kwalificeerde J.M. Baltus de poëzie van Ten Berge als een die 'appelleert aan weetgierigheid en kennis, die noodt tot herlezing en oriëntering op velerlei gebied' (De Groene Amsterdammer, 29 april 1967). De waardering van Ten Berge’s werk is dan ook tot uiting gekomen in een flinke prijzenkast. In het juryrapport van de Van der Hoogtprijs, zijn eerste prijs, werd expliciet de anonimiteit van de dichter in zijn poëzie geroemd.
Die anonimiteit van de dichter en zijn afhankelijkheid van teksten van anderen was voor sommigen juist een struikelblok. Een kritiekpunt op de veelgeroemde bundel Texaanse elegieën bijvoorbeeld was dat Ten Berge te nadrukkelijk Ezra Pound volgde. Rogi Wieg vatte deze gevoelens later in De Volkskrant samen: 'Zelden zie je in de gedichten van H.C. ten Berge sterke "eigen" regels' (De Volkskrant, 23 december 1988).
Anderen was de noodzaak van een brede belezenheid of tenminste de wil om deze alsnog te ontwikkelen een doorn in het oog. 'Wanneer ik er - met een hele leeszaal naslagwerken tot mijn beschikking en gewapend met een nijdig uithoudingsvermogen - na een dag nog niet in slaag om uit te vinden wat, wie of waar Brassempouy (een van de gedichten van de cyclus) is of ligt, dan schiet dit gedicht, althans voor mij, zijn doel voorbij,' klaagde Riekus Waskowsky al in 1966 (Nieuwe Rotterdamse courant, 13 augustus 1966).