De gedichten van Eva Gerlach, 1979-2000

Vooromslag van Eva Gerlach, Verder geen leed (1979)

Verder geen leed (1979)

In 1979 verscheen Verder geen leed, de debuutbundel van Eva Gerlach. De bundel werd zeer enthousiast ontvangen. Het werk werd bekroond met de Van der Hoogtprijs en bewonderaar J.B. Charles was zo onder de indruk van haar werk dat hij met enkele medebewonderaars de J.B. Charles prijs creëerde louter en alleen om een prijs aan Eva Gerlach toe te kunnen kennen. De bundel bestaat uit 7 secties, die titelloze gedichten bevatten.

Het gelukzalige gevoel dat teweeg wordt gebracht door het manoeuvreren van een modelvliegtuigje komt wreed tot een einde in het voorlaatste titelloze gedicht van de sectie 'Tiger moth'.

Zelfbouwmodel op schaal, dat ik liet dansen

vanwaar ik stond: uit halve loopings bracht

ik het in tonneau, mijn hart sprong op als ik zag

hoe het zonlicht de felgele lak deed glanzen.

Mijn Tiger Moth, die mussen in kon halen.

Op honderd meter raakte hij in een vrille.

Ik zag hem als een dor blad omlaagspiralen

naar het akkerland, waar hij aan stukken viel.


(p. 14)

Vooromslag van Eva Gerlach, Een kopstaand beeld (1983)

Een kopstaand beeld (1983)

De bundel Een kopstaand beeld (1983) heeft als motto het uit de Carmina Burana afkomstige 'Nunc in scutello iaceo et volitare nequeo'.Het verwijst naar een ooit prachtige zwaan die zwart geblakerd en goed doorbraden betreurt dat hij nooit meer zal kunnen vliegen. In het gedicht 'Turdus iliacus' wordt een milde persiflage gegeven van de beschrijvingen uit ornithologische handboeken. De ik-figuur ziet een koperwiek zitten op een grasveld. Waakzaam, maar niet waakzaam genoeg.

snavel, die later zijwaarts op de keukenvloer lag,

wormloos. Raadsel voor katten, verstijvende dode

koperwiek; 'witte wenkbrauw, koperrode

snavel en oksel. Zingt vaak zachtjes in koor

in de boomtoppen, trekt vanaf half oktober,

wanneer men de scherpe trekroep, een afdalend schor

ii, 's nachts veelvuldig boven het stadsgewoel hoort.'


(p. 16)

Vooromslag van Eva Gerlach, Dochter (1984)

Dochter (1984)

Net als in haar eerdere bundels bestaan de gedichten in Dochter (1984) steevast uit 8 regels. Waar de gedichten in de eerste bundel vrijwel steeds uit 2 kwatrijnen bestonden en de 8 regels in de tweede bundel redelijk vrij verdeeld leken, bestaat de opbouw van de gedichten in Dochters strikt uit 5 regels gevolgd door 3 slotregels. In de hele bundel is slechts plaats voor één thema: het kind.

Meeuwen, de hoge, glijdende vooral,

hun rust, hun zeldzame bestuurbaarheid,

jagen haar op sinds zij hun hemelwijd

zoeken vertaalt in de voetlange straal

van cirkels die ik met haar moet beschrijven

tot donker toe.

(p. 29)

Vooromslag van Eva Gerlach, Domicilie (1987)

Domicilie (1987)

In de bundel Dochter speelt jeugd, kind-zijn en kijken naar kinderen een hoofdrol. In de bundel Domicilie die 3 jaar later verscheen in 1987 beschouwt Eva Gerlach vooral de dood. In 3 x 24 gedichten probeert Gerlach de onomkeerbare dood van geliefden terug te draaien, herinneringen te bewaren en de dood te accepteren. In het allereerste gedicht van de bundel, '7.00', lijkt acceptatie van het onvermijdelijke echter nog ver weg.

Wat lig je stil hart, een mens schrikt ervan.

Weet je waarom. Toen je dood was en ik

je hand losliet lag je ook zo, je wang

opzij en van je vlecht wat losgeraakt

wit naast je hals waarin het niet meer slikte.

Wees niet bedroefd nu ik je wakker maak.


(p. 9)

Vooromslag van Eva Gerlach, De kracht van verlamming (1988)

De kracht van verlamming (1988)

Herinnering is ook het thema van de bundel De kracht van de verlamming (1988). De confrontatie tussen jeugd en dood komt pijnlijk naar voren in het gedicht 'Niet, niet'. De 'ik' wenst vurig dat het 'haar op zijn hoofd dat aan mij denkt' niet verloren gaat.

Die in de zandbak zegt

zo vaak ik aan je denk je naam

en raakt mij aan en legt

schepje en zandvorm neer en doet

alsof zij tegen wind en weer mij roept.

Ik roep terug, niet jou

want in de donkere kast

waar ik je opgesloten houd,

zou je mij toch niet horen

hoe ik ook tegen angst en afstand in

roepen en roepen zou


(p. 10)

Vooromslag van Eva Gerlach, In een bocht van de zee (1990)

In een bocht van de zee (1990)

De titel van de bundel In een bocht van de zee (1990) verwijst naar een citaat uit Tsjechovs Drie zusters, dat tevens als motto voor de bundel gekozen is. In het gedicht 'Met droge voeten' krijgt de 'ik' van haar bedpartner het advies om niet zo te rennen in haar slaap. Gewoon weglopen is beter.

Ik rende water door, gleed uit en viel.

Hou je benen bij je, zei iemand, diep

in slaap naast mij, je schopt me, slaap toch. Sliep

en rende. Nergens water te bekennen.

Gleed uit, viel. Hij naast mij

werd wakker, hielp mij overeind,

klopte mijn kleren af.


(p. 19)

Vooromslag van Eva Gerlach, Wat zoekraakt (1994)

Wat zoekraakt (1994)

In 1994 verscheen Wat zoekraakt, Eva Gerlachs zevende bundel. Ook deze bundel werd goed ontvangen; zij ontving er de Jan Campertprijs voor. Subtiliteit is een veelgenoemde kwaliteit in het werk van Gerlach. In het gedicht 'Buiten schot' zorgt een nauwelijks merkbare verdraaiing van het perspectief voor een humoristische wending. Terwijl de 'ik' naar een 'fameuze ruzie' bij de buren luistert, kan een fietsendief ongestoord zijn gang gaan.

Onder het schreeuwen

van jij en jij, draven op trappen en gooien

met allerlei spullen dacht ik nog dat ik een soort

morrelen hoorde, iets als het rijden van dunne

wielen achter in het straatje, een fietspomp

rustig gehanteerd. Iemand die 's nachts

weggaat op een tochtje, ik lag er

kalm als een kind naar de dingen van grote mensen

naar te luisteren. Zij naast ons

keerden zo te horen hele kasten om, het zou

wat op te ruimen geven morgenochtend,

als wij bezig waren ongehaast,

trommeltjes achterop, naar school te fietsen.


(p. 30)

Vooromslag van Eva Gerlach, Kruim (1996)

Kruim (1996)

Bij uitgeverij Herik verscheen in 1996 Kruim, een bundeltje met 12 gedichten van Eva Gerlach. De gedichten worden verlucht door evenzovele los ingeplakte reproducties van schilderijen en prenten van Co Westerik. In het gedicht 'De Overtuin' wacht een ongeduldig gezelschap dat zin heeft in thee op een onverstoorbare plantenliefhebster, die opgaat in haar bezigheden en haar omgeving vergeet.

Zij veegt de sneeuw weg van de stenen bij de

planten, leest hun afgebroken namen. Wij

roepen dat zij mee moet komen, damp

slaat uit onze monden neer; zij blijft

daar zitten op haar hurken, veegt en leest.

Wat maakt het haar uit dat wij ouder, weg-

genomen worden als een zak vol vuil,

lopen willen eer wij as zijn onder

haar voeten. Zij heeft tijd en plaats, haar huid

trekt strak terwijl zij lettergrepen morst

als zaden op de sneeuw, maar zij moet mee -

Doornappel, Bilzen-, Vingerhoedskruid steken

hun dorre armpjes naar haar uit


(p. 25)

Vooromslag van Eva Gerlach, Alles is werkelijk hier (1997)

Alles is werkelijk hier (1997)

In 1997 verscheen Alles is werkelijk hier, een bundel waarin werk van de Tsjechische fotograaf Vojta Dukat becommentarieerd wordt door gedichten van Eva Gerlach. Het gedicht 'Cochabamba' completeert een foto van mannen die aandachtig op straat de voortgang van een bordspel volgen. Alleen een knulletje lijkt de fotograaf op te merken en kijkt enigszins achterdochtig recht in de camera.

Kijk, ze staan allemaal

zo van je afgedraaid

dat ze al zijn verdwenen

voor je ze ziet - alleen

hij in het midden met zijn

kale smoel naar je toe

zit gevangen voorgoed,

opgezet in verhaal.

Stukken klaar om te slaan.

Ergens hier ontbreek ik,

liep, bleef steken en viel.

Samenhang van de ziel

uitgerekt tot voorbij je

lichaampje dient zich aan

als de werkelijkheid.


(p. 29)

Vooromslag van Eva Gerlach, Niets bestendiger (1998)

Niets bestendiger (1998)

In 1998 verscheen de bundel Niets bestendiger, waarin het gedicht 'Het stille strand' een idyllisch familietafereeltje oproept. Aanvankelijk onbegrip leidt tot grotere zelfkennis bij de 'ik'. De kinderen hebben geen belangstelling voor inktvisruggen die door de 'ik'-figuur enthousiast verzameld zijn:

kalkachtig schuim, gestold, geen spoor van mantel,

zak of armpje, waar je ook begon.

We stapelden ze op, liepen als obers

zwaar beladen langs de branding naar de

kinderen te wenken dat ze moesten

komen maar geen sprake. Lieten zich door

golven hoger dan ouders meenemen, gleden

krijsend de schepen na, kleren zoek onder bergjes

opwaaiend zand verweg. Flarden los schuim

als je ze zag, hun witte

springende ruggen. Daar stonden we met onze handen

vol ontuig dat zij nooit verlangd, gevraagd,

gekozen of van ons, toen dat nog kon,

als neiging tot behoud begrepen hadden.

(p. 35)

Vooromslag van Eva Gerlach, Hee meneer Eland (1998)

Hee meneer Eland (1998)

In 1998 waagde Eva Gerlach zich op nieuw terrein met de publicatie van een dichtbundel voor kinderen, Hee meneer Eland. Deze zeer goed ontvangen eerste bundel kindergedichten werd bekroond met een zilveren griffel en met de Nienke van Hichtumprijs. Het juryrapport bij deze laatste prijs benadrukt dat de gedichten die 'bedrieglijk eenvoudig' ogen bij uitstek geschikt zijn voor kinderen. 'Maar tegelijkertijd is die eenvoud schijn en dat maakt de bundel ook fascinerend voor volwassenen. Er staat meer dan er staat, de gedichten zijn raadselachtiger, geheimzinniger, griezeliger vaak ook [...] dan ze in eerste instantie lijken.' In het gedicht 'Draak' komt er steeds als het 'ik-kind' kwaad of bedroefd op bed ligt te huilen een verschrikkelijke draak langs het raam vliegen:

en ik doe het raam open.

O Draak zeg ik kom bij mij er is geen gevaar.

Hij komt mijn kamer in gekropen met zijn

vreselijke klauwen ieder zo groot als een hand

en wij omhelzen elkaar en dansen de dans

die Draken dansen in tijden van oorlog en hij

schiet ervandoor, een brand in de nacht en ik kijk

hem na, misschien dat ik weer naar beneden ga.


(p. 11)

Vooromslag van Eva Gerlach, Voorlopig verblijf (1999)

Voorlopig verblijf (1999)

In 1999, precies 20 jaar na het verschijnen van Eva Gerlachs eerste bundel Verder geen leed (1979) vond haar uitgever De Arbeiderspers het moment gekomen om een verzamelbundel uit te geven van haar werk: Voorlopig verblijf. Gerlach koos zelf de 75 gedichten die opgenomen werden in dit overzichtswerk. Een deel van de gedichten werd voor deze bundel in min of meerdere mate bewerkt. De nadruk van de gekozen gedichten ligt vooral op haar oudere werk; toch is er al duidelijk een ontwikkeling waarneembaar van korte, regelmatige dichtvormen (twee kwatrijnen bijvoorbeeld) naar een lossere vorm, zoals die vooral in de laatste afdeling van de bundel voorkomt. Het gedicht 'Opdracht', afkomstig uit Een kopstaand beeld (1983), is een voorbeeld van een achtregelig gedicht in drie strofen van respectievelijk drie, drie en twee regels.

Onthoud: een laan in juni. Gezeefd licht

streept ons zomerse goed, huiverend staan

wij naast Verzorgingshuis De Bloemenkamp.

Laat vader bij het instappen voorgaan.

Hij is weer bang en krijgt zijn mond niet dicht,

maar laat het er niet uitzien als een kramp:

wanneer de bus ons langs de Weteringen

voert, moet het lijken of hij zit te zingen.


(p. 27)

Vooromslag van Eva Gerlach, Solstitium (2000)

Solstitium (2000)

De in 2000 verschenen gedichtencyclus Solstitium ontstond in de zomer van 1999 tijdens een tocht die Eva Gerlach maakte door de Schotse Eildon Hills bij Melrose. De bundel vormt een eerbetoon aan de dichteres bij gelegenheid van de toekenning van de P.C. Hooft-prijs 2000 voor Letterkunde. Marianne Aartsen verzorgde de illustraties. De gedichten van Eva Gerlach worden vaak gekenmerkt door haar poëtische visie op haar eigen kijken en waarnemen. In Solstitium neemt zij de lezer aan de hand tijdens een wandeling. Het Latijnse citaat in het volgende fragment in sectie '12' ('Als Jezus komt, gaat de schaduw terug') is volgens de inleiding te vinden naast de zuidingang van de oorspronkelijk 12de eeuwse, in de 15e eeuw herbouwde abdij van Melrose, ongeveer op het punt waar circa 1000 v. Chr. de tegenoverliggende berg tijdens het wintersolstitium zijn verste schaduw wierp.

Loop naar het dorp, het plein,

vind wat gebouwd in later jaren dood

verjagen moest, het fijn gesneden beeld

waarbij geschreven staat Cum venit Jes.

sequax cessabit umbra. Daar waar

het scherp geheven werd, de schaduw kromp

verlaat de bladzij geluidloos

(p. 31)

In het als '13' genummerde gedicht in Solstitium komt de gedachte voor die met enige regelmaat terugkeert in het werk van Gerlach: dat je om dingen te onthouden het beste maar zoveel mogelijk kunt vergeten.

Om nu te weten wat er is gebeurd

moet je vergeten wat je hebt gezien.

Alles hier waar je stond nog staat en verder

bergafwaarts het dorp in is voorbij. Misschien

als je naar huis loopt dat je onbedoeld

niets meer herkent. Moment. De sponning voelt.


(p. 33)