De gedichten des Vaderlands van Anne Vegter

De vierde Dichter des Vaderlands, Anne Vegter, schreef op gezette tijden een Gedicht des Vaderlands voor NRC Handelsblad, te beginnen met een gedicht op 31 januari 2013 ter gelegenheid van haar benoeming. Met toestemming van de auteur zijn de gedichten ook op de KB-website Nederlandse Poëzie te lezen.

© Anne Vegter

Wilhelmus

(bij het afscheid van Anne Vegter als dichter des Vaderlands, 25 januari 2017)

I

Een volk dat rijk werd op het water

begrijpt wie elders strandt.

De doden zijn niet meer voor later,

de wereld staat in brand!

Verwacht j’ook hulp,

is er een maat aan ’t kwaad,

als jij het bent die moet vluchten?

Hollander zijn is een daad!

II

Verleen je hart een extra kamer.

Zoals Erasmus schreef:

ruimte scheidt de lichamen

maar niet de geesten

status, geloof of afkomst

bestaan vrij naast elkaar.

Geef iedereen toekomst

en maak ons Kikkerland waar!

Mijn armoede

(bij de publicatie van het tijdschrift Quiet 2016, 18 oktober 2016)

Ik wachtte in mijn laatste jurk op het schoolplein.

Een moeder vroeg hoe ik het maakte.

En er was oploskoffie.

Ik werd onzeker, koos geen antwoord

uit angst voor mijn antwoord.

Er is een verband tussen geheugen en openstaande rekeningen.

Mijn zoon was al uit, naar bleek.

Hij had zijn schoenen geruild voor nieuwe spelletjes,

het waren merkschoenen. De opvang was dicht.

Ineens een glimp van God.

Thuis dronk ik online de nacht leeg

in het oneven licht van mijn geleende koelkast.

Weer die wanhoop. Waar moest ik mijn beslissing van betalen?

Ik dacht wat dacht je 'aan den boschvijver'

(naar aanleiding van een verblijf in het atelier van Richard Roland Holst, juni 2016)

‏(voor Jet Roland Holst-van der Schalk)

‏’s nachts in je laken gedraaid mee naar het ven

‏aan je voeten die down in water plonzen modder

‏hey modderbadjetje, permitteer je geweten een pauze!

‏vrolijk op! je zegt eindelijk iets voor mezelf of slaap ik?

‏of moet ik alweer weg? al dat bezoek vind ik stom-

‏vervelend, liefst ben ik alleen met de mensheid of

‏doe haar over op papier; ik heb vuurvliegjes lief gehad

‏en rosa luxemburg (ten slotte was ik sterflijk genoeg)

‏vandaag bij de etos in zundert een vrouw die almaar

‏op je leek, op het kerkepad terug spitte je

‏een spoor uit (handen, hoeven en hakken) maar

‏op het zwemven drijft blinde rosa je droom af

(Anne Vegter: 'In juni 2016 bracht ik een week door in het atelier van Richard Roland Holst, de echtgenoot van Henriette (Jet) Roland Holst-van der Schalk. Ik wilde vooral weten wie zij was geweest. Gastvrouw van talloze kopstukken uit (linkse) politiek, kunstenaars en schrijvers vanaf de twintiger jaren in de vorige eeuw. Ze streed onvermoeibaar voor een beter lot voor de ‘arbeidersklasse’. Ze werd oud en moe. Ze woonde tot haar dood op de Buische Heide, bij Zundert. Het gedicht maakt deel uit van een poëzieroute met gedichten van Jet herself. Deze tekst is voor haar. Ter ontspanning').

Materiaal voor schedelboog, lijn van borst, fallus of kont uit vloeibare klei

(Bij de opening van de tentoonstelling 'Sexy ceramics' in Keramiekmuseum Princessehof, Leeuwarden, 27 augustus 2016)

‏Je makersbewegingen over het breekbare, natte binnenste -

‏buiten raakten mijn vormen jouw tong aan, openden je mond

‏in mijn roos, we bedreven lovescience met de modderige maten

‏van mijn kleivrucht. Kijken is pijnloos nadoen. Toen ik wilde weten

‏wat je vingers weten legde je verhitte dingen in ons bed. Je zei:

‏‘Dickrider, Tietenvaas, Models, Fallen Woman en wij.’ Ik zei:

‏‘Mooie Mensch, Flame, Potential Stillness en wij, sloeries van klei.’

We weten nog niet hoe

(Bij de opening van de nieuwe Waalkade in Nijmegen, 28 maart 2016)

We weten nog niet hoe

snel alles, hoe snel je zicht verandert

tot je bent wat je verandert,

hoe snel het kind zich in je opbergt.

We weten nog niet hoe ver alles,

hoe ver de echo van je zang reikt,

hoe ver je gaat of buigt.

We weten nog niet hoe licht alles -

hoe licht het dragen van je geluk -

hoe licht van details het gewicht -

We weten nog niet hoe vaak alles,

hoe vaak de stad schittert in je ogen,

hoe vaak de liefde een daad is van genot.

'Kijk, de stad drijft langs!'

'Zie je iets?'

'Zei je iets?'

Je tekent een bed op het water.

'Wacht je daar op me?'

We weten nog niet wanneer je een godensprong waagt.

[Anne Vegter: 'Het gedicht is gemaakt i.o.v. Gemeente Nijmegen. Het is een van de bijdragen aan het landelijke project ‘Ruimte voor de Waal’. Het werd op 2e Paasdag 2016 onthuld tijdens de opening van de nieuwe Waalkade. Het gedicht is op de kade aangebracht over een afstand van 600 meter. De brug die het eiland Lent met de kade verbindt heet ‘Lentloper’. Het nieuwe waterrecreatiegebied heet ‘Spiegelwaal’. Over de namen mocht ik meebeslissen').

JC, in zijn naam

(Bij het overlijden van Johan Cruijff, 24 maart 2016)

'geen man is sneller dan de bal'

geen ster reist sneller dan het licht.

geen naam verdwijnt die het

vertelde weer vertelt, verspelt,

verhaspelt. sterft de mens,

verrijst een wens (paaswens).

Het monster van de angst

(Na de aanslagen door IS in Parijs, 14 november 2015)

kom vanavond uit je huizen,

tien keer honderd, duizenden

slecht vanavond alle grenzen

sluit je aan bij al die mensen

die verhalen van hun harten

die op zaterdag verschroeiden

aan de kranten die ontvlamden

in miljoenmiljoenen handen

kom vanavond uit je huizen

tien keer honderd, duizenden

stemmen gaan over pleinen

scherper, luider, groter, kleiner:

om de angst nu af te leren

die ons vreet, ons wil verteren

kom vanavond uit je huizen,

honderden maal duizenden

om dat monster te bezweren

Welkom in Nederland

(Bij de toenemende vluchtelingenstroom uit Syrië en andere landen, 7 september 2015)

Iemand zei geschiedenis zoekt naar evenwicht.

De tellingen hebben ons overtuigd:

mensen en mogendheden in ongelijke mate.

Nu lopen de cijfers langs de wegen van Europa

vol speeksel, vol tranen, vol dringende verwachtingen.

En waar zou jij op hopen als je verhaal, je land,

je stad, je monument, je berg, je dorp, je eer,

je school, je huis, je deken, je matras,

je nachtrust dagelijks aan stukken werd gerukt?

Geschiedenis vindt evenwicht, maar niet vanzelf.

En onze harten slaan de tijd, beng beng,

om het logeermatras te kloppen.

De overkant

(Bij de afsluiting van het parlementaire jaar, 1 juli 2015)

Het begon met grote ontploffingen bij benzinestations in het hele land.

Er werd aan een gecoördineerde actie gedacht.

De grenzen in het noorden, oosten en zuiden zijn gesloten.

Alle verbindingswegen in het midden van het land zijn gebarricadeerd.

In Utrecht brak een grote brand uit.

Een gat met een doorsnede van duizend meter in het hart van de stad geslagen.

De wind stak woedend op, van de aarde recht naar boven.

Gevels breken, de daken reiken scheef over de straten.

Kolommen stof tollen rond tussen de huizen.

Iedereen wordt het zicht benomen.

De mensen bewegen zich tastend, blind tot buiten de stad.

In de grachten drijven lijken.

Er zwemmen honden die zich eraan tegoed doen.

Hier weet niemand wat daar aan de hand is.

Kinderen hebben gezien hoe hun ouders verpletterd werden.

Er liggen mensen onder puin met wonden die niemand verbindt.

Bij de grensovergangen in Groningen en Drente staan kilometerslange rijen tot in de provincie, kinderen, tassen, alles gestapeld in en op auto’s.

Iedereen wil erdoor, iedereen wordt tegengehouden.

In het hele land zouden brandhaarden zijn, wie ze aanwakkerde wordt niet gezegd.

Niemand gelooft in toeval.

Boven Overijssel hangen gaswolken.

Ademen is stikken.

Protocol zegt dat de inwoners van Zwolle ramen en deuren gesloten moet houden.

Welke deuren, welke ramen, welke inwoners.

De mensen willen naar de Waddeneilanden.

Daar zou lucht zijn.

Anderhalf miljoen mensen rennen in dichte drommen.

Mensen vertrappen elkaar om de veerboten vandaag nog te bereiken.

Maar de wegen bestaan niet meer.

Het zijn brede scheuren, greppels vol brokken steen.

De eilanden zijn onbereikbaar, de veerboten varen niet uit.

Alle netwerken zijn uitgevallen.

Staat er nog een ziekenhuis overeind?

Er is een run geweest op de banken.

Wie met grof geld zwaait kan vervoer naar het westen krijgen, naar de kustplaatsen.

Alles en iedereen is in beweging.

De Veluwe staat in brand.

Aggregaten hebben het begeven.

Iedereen rent.

Tussen Delft en Leiden is een groep kinderen op drift.

Het is onveilig voor meisjes.

In de nacht worden ze uit de rijen geplukt.

Er komt geen drinkwater meer uit de kranen, provincie na provincie komt droog te staan.

De noodreservoirs in de duinen zijn gebroken.

Brabanders zouden massaal naar de Rotterdamse havens zijn getrokken,

Op de Maasvlakte doen zich verschrikkelijke taferelen voor.

De geruchtenstroom houdt aan.

Het Rijksmuseum is grotendeels ingestort.

Hoeveel overlevenden er zijn weet niemand.

Uit alle provincies zouden mensen naar de kusten trekken.

Er zeulen nog steeds mensen met hun spullen.

Het schijnt dat de Zeeuwse eilanden geïsoleerd zijn geraakt, delen van dijken zijn weggeslagen.

De eilanden drijven in westelijke richting.

Niemand kan de krachten beheersen.

Er is een onbekende troepenmacht door de oostgrens gebroken.

Het schijnt dat de regels veranderd zijn, maar van welk spel in godsnaam.

Waar is de overheid?

Er zouden tientallen boten klaarliggen om Nederlanders naar de overkant te brengen.

We zijn met duizenden.

Onze boten bezwijken bijna onder het gewicht van de mensen.

Er glijden lichamen over de randen van de boten.

Er keren boten terug.

Met levenden en doden.

Waar is de overkant?

Er is geen overkant.

We drijven verder.

We spoelen over de hele wereld aan.

Niemand zit op vluchtelingen te wachten.

Gelukszoekers.

Zo worden we genoemd.

Placcaet vande Statē generael vande ghevnieerde Nederlanden: : byden welcken, midts den redenen in't lange in't selfde begrepen, men verclaert den Coninck van Spaegnien vervallen vande ouerheyt ende heerschappije van dese voors. Nederlanden, ende verbiet sijnen naem ende zeghel inde selue landen meer te ghebruycken, &c. (Leiden, Charles Silvius, 1581)

De Koning en ik

(Ter gelegenheid van Koningsdag, 27 april 2015)

naar Het Plakkaat van Verlating, 1581

Van wie we zijn? Mooie, goddelijke vraag.

Iemand zei: de tere magie van de monarchie.

zoals iedereen weet, regeert een vorst

over een land bij de gratie gods

Metselwerken, tafelzilver, trompetjes, weg-

verbredingen en dankbaar de scepter zwaaien.

het is zijn taak zijn onderdanen te beschermen

tegen en te vrijwaren van alle onrecht

Mijn hart is als de ster zon voor mensen.

Tussen de leerzame planeten is vrede.

zijn onderdanen zijn niet door god geschapen

om hem slaafs te dienen

Moderne burgers reizen veel. Oude goden

zijn vervangen, een koning is een wacht.

de vorst is er ter wille van zijn onderdanen

- want zonder hen is hij geen vorst -

Dieptevrees? Voedselpakketten waar nodig,

gewoon aan tafel bij verenigingen.

hij dient ze rechtvaardig en verstandig te regeren,

voor hen op te komen en lief te hebben

Zoals je pal staat voor je familie, zo sta je

pal voor je land. Omdat ik een koning ben.

Het geheim van de boekhandelaar

(Ter gelegenheid van de boekenweek, 6 maart 2015)

Je verkoopt boeken maar eigenlijk geef je liefde door

je geeft adviezen maar eigenlijk wijs je op vergezichten

je noemt een auteur maar eigenlijk raad je een verlangen

je wacht op een vraag maar eigenlijk stel je vragen

Je verkoopt boeken maar eigenlijk verplaats je taal

je wijst op de kasten maar eigenlijk zijn het horizonnen

je zegt omzet maar eigenlijk fluister je kapitaalbandje

je noemt een titel maar eigenlijk deel je vleugels uit

Je verkoopt boeken maar eigenlijk vertel je verhalen

je wordt getipt maar eigenlijk ben een lezers lezer

je citeert 'mooi is de menselijke rede, en onoverwinnelijk'

je bent een eiland maar eigenlijk verkoop je lifelines

Erken

(Over aardbevingen en de gaswinning door de NAM in Groningen, 1 maart 2015)

Zeg dit. Zeg: met eigen ogen zagen ze hoe de muren scheurden.

Zo konden ze niet slapen. Ze droegen hun schoenen in bed.

Zeg: met eigen ogen zagen ze hoe de muren scheurden.

Het is koud in het noorden, een onrustige wind waait

vanaf het Wad landinwaarts over ‘t Stad naar Hofstad.

Een knappe wind die Gróningers omver waait.

Maar hun huis is hun huid. Zeg: hun huis is hun huid.

Valt de huid van ze af zijn de mensen naakt als dieren.

En de huizen schudden en de huid valt ze af en de dieren

beven, een mensenstorm steekt op.

Zeg: knappe man die noorderwind

nog keren kan.

Aarde schenkt goud, schenkt gul, onaangedaan,

tot staat en kas en gasgebouw te gulzig aan haar sjorren,

uit haar putten, gas om geld, haar verdelen, haar genieten,

haar onteren, zij als hoer. Zeg: zo begint gedonder!

Als een schuldeloze dader zwijgt het veld,

dan trilt de grond, breekt naar verschoven bodem.

Leegte loert, leegte vlucht. Een huis stort in,

er kan een dode vallen. Duistere avond doemt

boven de velden. Zeg niet: het eerste slachtoffer

is toch nog niet gevallen. Zeg niet: we wachten

met ons eigen offer. Geef gas. Erken. Geef toe.

Neem gas terug. Zeg namens jullie:

het spijt ons namens ons.

Een spoor van zwijgen kronkelt door dit land,

een diepe frons trekt door de aarde.

De middelen

(voor de Dichtkunstkrant, februari 2015)

wat helpt is een wonder,

een zintuig is ook een gunst

wat helpt is een tatouage:

'liefde is de som van gemis'

wat helpt is de zin van een peer

die openscheurt in de pluk

wat helpt is een dwars kind,

het verandert, het begint

wat helpt is de gift van een vriend,

hij likt zijn schitterende hand

wat helpt is een buigende koning,

hij lekt een traan op zijn land

Aanslag op de liefde

(bij de Poëzieweek, 4 februari 2015)

Is dit hoe dood kan gaan, je richt je geweer, je scant

mijn geheugen: de laatste vakantie, de eerste vliegreis,

de beslagen medaille van de laatste vierdaagse: sterven

voor beginners. Je blik houdt schrik en misbaar

samen, je ogen richten een ravage aan in mijn versie

van een mannenhart. Liefde is de som van gemis.

Je graaft een kuil in je naam, het dagelijks bloed

kan er zomaar in verdwijnen, je zegt dat je

geen vrouwen doodt. Iedereen wijst naar je foto,

je hebt het ‘m geflikt. Je wilde ons waarschuwen:

dit is geen gedicht. Je zegt haast vriendelijk dat je

geen vrouwen doodt, maar het loopt wel eens anders,

het blijft mensenwerk. Welke engelen kent je geloof,

in welke woorden kan een verloren god zich nestelen?

Vergeven is gezegd, onmenselijk godenwerk.

O Jules

(Bij de 70ste verjaardag van Jules Deelder, 24 november 2014)

O strak

O pak

O streep

O strik

O strop

O lijn

O vouw

O snit

O bril

O cream

O silk

O peuk

O smoel

O muil

O taas

O toot

O god

O heer

O haan

O hoer

O hel

O ziel

O schoft

O held

O zot

O dwaas

O king

O clown

O lord

O kwast

O freak

O gast

O stuff

O speed

O breeze

O junk

O trip

O coke

O damp

O rook

O jazz

O jam

O drum

O draai

O groove

O stress

O keet

O beng

O rot

O dam

O bom

O war

O graf

O gat

O plein

O hart

O spart

O a

O sport

O ja

O nee

O rood

O wit

O dood

O recht

O raap

O vloek

O zucht

O dicht

O rijm

O ram

O klucht

O kut

O fuck

O ruk

O reet

O shit

O schijt

O stront

O meur

O nacht

O zwart

O drift

O geest

O brain

O flow

O taal

O beest

O pik

O fluit

O punt

O prik

O pen

O tamp

O roe

O deel

O piel

O piem

O stok

O speer

O zwaard

O pees

O eik

O spier

O staaf

O mast

O vlag

O vuur

O lief

O lul

O jules

O jules

Brief van Sinterklaas

(Bij de intocht van Sinterklaas in Gouda, 15 november 2014)

Lieve kinderen,

Op vrijdagavond keken jullie vast naar mijn journaal

maar ikke niet, ik zaagde bomen tijdens het verhaal.

Het waren hele dikke, ja ik zorgde voor geknetter

en wegens excessief gesnurk hoorde ik geen letter.

Ik had, ik zeg het eerlijk, een schandelijke droom

waarvan ik pas bevrijd werd na de laatste boom.

En in die droom waaruit ik met een schok ontwaakte

begreep ik eindelijk wat al mijn knechten raakte.

Dat ik ze heb vernederd, dat was toch niet gewoon?

Ik liet ze voor me zwoegen, dat was de ondertoon!

Dat is toch niet normaal, is dat hun brutoloon

te worden zwartgemaakt? En ik zit op de troon

met jullie lieve kindertjes al op mijn bisschopsschoot

ook zo’n pijnlijk issue, ik word der schaamte rood.

Ik droomde dat ik moreel niet langer stil mag staan

en in moet zien dat het met dit racisme is gedaan!

Ik heb het zelf veroorzaakt uit 'goedertierenheid'.

Maar het slaat om in Nederland, Piet is uit de tijd.

Vandaag zal ik gaan boeten en feest ik voor de rest

verdrietig om veroorzaakt leed in een kogelvrij vest.

Maar op 5 december schenk ik mijn staf aan Sunny

en vier de Pietenvrije Sint, believe me, dat wordt funny!

Voor Gerrit Kouwenaar

(Bij de dood van Gerrit Kouwenaar, 5 september 2014)

We hebben Kouwenaar gekregen om de tijd te verzetten

van ademend stof, zeldzaam zo helder, naar minder dan dood.

We hebben Kouwenaar gekregen om de lamp te verhangen,

om een woord te verzinnen voor het slapende vuur in de pan.

We hebben Kouwenaar gekregen om een voet te verzetten,

het lot van een boom, de avond vergeven, nog één sigaret.

We hebben Kouwenaar gekregen om de stilte te meten,

het landschap te spellen, geblaf van een mondige hond.

Om de dood van de ondode dichter te eren

hebben we Kouwenaar gekregen om de datum te verzetten

en op vrijdag te vertikken dat hij donderdag mocht gaan.

23 juli 2014

(Bij de terugkeer van de eerste slachtoffers van de ramp met vlucht MH 17 van Malaysia Airlines in Eindhoven)

Volgens de dichter Rósewicz begint oneindigheid na het gedicht.

Een ander schreef dat in den beginne het woord, en aan het einde

het lichaam is. In de libelle die een minuut geleden neerstreek

op mijn hand het onverschrokken bewijs van teer en ademend licht.

MH 17

(Bij de ramp van vlucht MH 17 van Malaysia Airlines in Oekraïne)

Twintig keer naar het journaal gekeken en het is nog steeds

waar: zomaar in het web gevlogen van de oorlog van anderen.

Bestaat er in het Russischs ook een woord voor schuld,

woord voor genade, noem het woord dat macht niet duldt:

voor zulke pijn heb je niet eens een woord.

Twintig keer naar het journaal gekeken en het is nog steeds

moord. Je zoekt de weefsels van dit abrupt verhaal. Je vindt

het woord, who cares of het bestaat of niet. Wereldverdriet.

WK 2014

(Bij het niet halen van de finale van het wereldkampioenschap voetbal 2014)

Overigens geen nieuws:

jullie winst gaf ons de verte.

In je knieval boog de schepping

mee als in theater: voor de spelers

ons applaus! (et après nous de kater)

Iemand zei: gaaf op de punt,

vol op de wreef, onderkantje lat,

juweel van een treffer en je bent

geboren met de zon tussen je benen.

Of twee zonnen:één ondergaande

die weer opkomt,één die over je

teleurgestelde lichaam dwaalt.

Trots op de benen van iedereen!

(we blijven toch geen kniezers)

Verliezen is eigenlijk meer iets

voor verliezers.

Kiezen voor het Avondland

(Bij de Europese verkiezingen 22-25 mei 2014, NRC Handelsblad, 21 mei 2014)

Ik was een kind, we speelden Europaatje.

Ik reisde op een blinde kaart .

Mijn twee vingers waren wieken, in de holte

van mijn hand had ik mijn halfzus meegevouwen,

om mijn duim bereikten we haar verre kust.

Ze schreef haar naam in hete grond,

telde gebroken tegels van haar huis,

klom verschrikt over de rotsen terug naar zee.

Er komt een dag waarop de levenden

plaats maken voor de doden. Dan raast

een storm over het water. Angst vaart.

We speeldenOp het nippertje in leven

en gelukje.
O, breek Europa aan

als een bewaakt fortuin!**Open haar slot!

We wiekten hoog boven het continent,

tilden rivieren op, we schudden kathedralen,

we zongen madrigalen over grenzen

en we landden op het schiereiland.

Thuis kroop mijn halfzus uit mijn hand,

we wilden spelen en we kozen Avondland.

Logo 4 en 5 mei

Vier mei

(Bij de dodenherdenking 4 mei 2014, NRC Handelsblad, 3 mei 2014)

We zeiden we werden gescheiden in dierentuinen en bioscopen, in slagerijen.

Je zei na het transport hoorde ik mijn geschreven naam in getallen spellen.

Je zei je fluisterde een regel 'het onnoembare, dat mij niet kan ontvellen'.

We zeiden we hadden geloven, een ongeloof vooraf, een ongeloof tijdens.

We zeiden naakt als de dieren werden we in het bos onze graven ingesneden.

Je zei eerst scheurde mijn ene, toen reikte mijn andere oor tot achter het weten.

Oorlogsrappen

(fragmenten uit te maken oorlogsalfabet voor het tijdschrift ‘t Liegend Konijn, 22 maart 2014)

I

Maar wij waren vrij anderen werkten

ziekenhuisfiguren brandweer krantentypes

als we verongelukten hadden zij werk

het ongeluk moest dan wel groot genoeg zijn

met kerstmis kon school niet verder weg zijn

ons geloof had geen kerst maar kaarsen vonden we okay

in de avond klommen we het dak op van ons huis

iemand noemde vrede een periode

waarin het bij anderen oorlog is.

II

Nieuwjaar stak met oorlogsrappen

een verklaring aan, nul uur nachtnul, stipt

dragon fountain/ dragon damage/ dragon braniac

dode hemel speelgoed rockte

zon en manen over je opengespat gezichtje

door de geile mist rollen jongens jongens iemand strekte je

leest iemand ritste je rug dicht iemand noemde

het eerste uur

die dag waarop het bij anderen vrede is.

Voor Leo Vroman

(Bij de dood van dichter Leo Vroman, 22 februari 2014)

Stond je hier, Leo of wat je bedoelde met licht voor een gedicht terwijl iedereen dacht dat je kwijt was tekende jij landschap: bomen in verspringende verte liefst zonder eigennaam, autonome kunst zei je

dit was het en wij maar geloven dat je mobieltje niet geladen was. Hier kon je zomaar mee als iets: frame, stelsel, tree, zeg maar iets van hout. Je zalft je droge hand met hars, je bouwt dit weirde bos:

boom is kloppende spier, wegen aderen voor reizigers, een kruispunt voor het sterkste lichaam, dat je in weersomstandigheden nam of droeg of liet. Zo dus en hoe (en waar) wil je dat we je vinden

(of niet). Dit is het soort seizoensveld na de wedstrijd -er is een winstalarm-: boshuid kleurt je mooie

moeie opgewekte witte bloedlichaampjes.

Kunstliefde 2013

(Bij het aflsuiten van het jaar, NRC Handelblad, 27 december 2013)

Hollandse huishoudens beginnen aan de deur:

hijgende kranten en blonde zachte bollen

als gedeukte zonnen onder een broeierige lucht.

Dit is een dag om het verschil te maken.

Terug in de kussens, positie nachtkijker en

slapen achter grendels, ooit wakker zonder-

Dit is een dag om kunst te maken. Je kunt

ook je rekening plunderen, een reis naar

Vuurland boeken, een droom afvinken

van de droomlijst, je een paard kopen

voor in huis, iets wat je binnen houdt.

Maar je wilt iets wat vrij maakt, niets

wat je bindt aan het concrete. Mag het

nog wat betekenen, kunst in Nederland?

Dat wat u omringt gemaakt door kunstenaars!

Dixit Ezra Pound: poëzie is nieuws dat nieuws blijft.

Alle kunsten zijn verwant aan de veeltonigheid:

nieuwe muziek uit het nest geroofd van dwaze vogels.

Wat het betekent, poëzie die ons leven

in lijn kan brengen met gevoelens

of abstracter: een schreeuw als vlek,

een eenzaam kruis, de achterkant van voren?

Alle kunst is opgedragen aan de vreugde

(wat Schiller zei), ook als iets mislukt.

Deze, wat Samuel Beckett baarde:

fail again, fail better

Het volgende product is altijd het beste.

Tot enkels op voeten in de schepping

raken je handen aan een beeld

(zelfgemaakt van je projecties).

Concreter wordt het niet, de rest:

toeval, gretige nuchterheid, een hartstocht

en wat het uitdrukt krachtens zichzelf.

Wordt gezocht in Nederland:

kunstliefde. Wat er (nog) over is

vanaf de vindplaats per ommegaande

terugbezorgen aan de kunstenaar

die liefde met liefde bewerkt.

Anne Vegter leest '200 jaar Koninkrijk' in De Ridderzaal, Den Haag, 30 november 2013

200 jaar Koninkrijk

(Bij de viering van het 200-jarig bestaan van het Koninkrijk der Nederlanden, Den Haag, De Ridderzaal, 30 november 2013)

I

Er ligt nog een verhaal op onze schouders.

Met onze vingertoppen tasten we de regels af,

linkerschouder, rechterschouder, kijk

anderen merken het ook:

meermalen hebben in onze dromen

dieren met ons gesproken.

Het is niet erg ze aan het woord te laten.

Ze komen graag met eigen voorbeelden,

ze schrikken van applaus, we herkennen

de dieren: ook wij zouden schrikken

als dieren voor ons klapten.

Hun spiermassa is altijd groter in verhouding.

We aanvaarden dat onze angst op suggestie berust,

dat we onszelf zouden moeten verdedigen

is een groepsreflex van voor de Verlichting.

II

Op een dag kwamen we thuis

in de reële wereld: mierenverkenners,

eierverzorgsters, luizenmelksters,

aanstaande mierenkoninginnen

klaar om ons voor te gaan.

Mannetjesmieren, al haast glimmende karkassen.

Vrouwtjes zorgden niet voor sfeer.

Waarom zouden ze, zei een verkenner,

we zijn doodgoeie dieren die zich een slag

in de rondte werken, dan sterven.

tweehonderd miljoen jaar

runnen we de boel met elkaar,

het bestuur van het rijk is stabiel.

Nee, zei een mierenkoningin,

ons gezag is gemaakt van natuur.

Intrinsieke programmatuur

maakt elke vorm van bestuur

overbodig. Een functie is een lot.

Anderen zeggen toeval,

weer anderen god.

Een mier bladerde door een minuscule bijbel.

Spreuken zes, vers zes tot zeven:

"Ga tot de mier, gij luiaard,

zie haar wegen en wordt wijs."

Dit bericht werd onmiddellijk naar boven doorgegeven.

III

De excursie naar beneden. Geleid

door mierenstad: virtuoze infrastructuren,

regulatie van temperatuur. Zacht gloeiende

kraamkamers. Zandhuisjes met voorraden

tot ver voorbij de winter.

Zaden, mummies, het vuilnis geruimd

voordat het werd gemaakt.

Piepjonge mieren die kort na geboorte

al wisten wat ze later moesten worden.

Hoe gelukkig kun je zijn?

Iedereen is iedereen.

Een mier zong ons in slaap:

niemand kiest, niemand verliest.

Die nacht sliepen we met zand in de oren.

Niemand verkoren, niemand verloren.

Onder onze grond is nog een grond.

Rutger Kopland

(Ter gelegenheid van de onthulling van een borstbeeld van Rutger Kopland in Haren, 20 september 2013) (versie 20 september 2013, website Gemeente Haren(link is external))

Toen je ging / tot je kwam

het kon gebeuren dat geschreven dingen ontevreden werden

toen je ging, ons nurks de rug toekeerden en onvindbaar bleven,

zelfs de grote dingen waggelden toen je ging dachten we, weg.

het kon gebeuren dat we over de ziel zeiden dat die misschien

bleef, onverstoorbaar, niemand kon toch zonder, ander onderwerp,

maar jij bleef weg van wat er kon gebeuren zonder jou: waan

van de dag. we heetten jou de kameraad van alle dingen en de ziel,

man dat we dat durfden. nadat je van een tafel het allertafelachtigste,

van steen het steenste en van onze ziel het allerzieligste omarmde

met armen vol tja taal, konden we zonder je, of zei jij dat mooier,

zei je “mooi, maar dat is het woord niet”, lezen hoe je het verdwijnen

van de dingen, zeg het landschap van de poëzie, verwarmde.

(versie 27 december 2013, NRC Handelsblad)

Rutger Kopland

Het kon gebeuren dat geschreven dingen ontevreden werdentoen je ging,

ons nurks de rug toekeerden en onvindbaar bleven,zelfs de grote dingen

waggelden toen je ging dachten we weg,het kon gebeuren dat we over

de ziel zeiden dat die misschien wel,onverstoorbaar, niemand kon toch

zonder, ander onderwerp,maar jij bleef weg van het gedoe zonder jou:

waan van de dag. We heetten je kameraad van alle dingen,dat we dat

durfden (toen je van steen het hart, van tafel het tafelachtige omarmde

of toen zei je "mooi, maar dat is het woord niet" en hoe je het verdwijnen

verschijnen van de dingen in het landschap van de poëzie ontwarde).

Dadaab

(Geschreven in opdracht van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR ter gelegenheid van Wereld Vluchtelingen Dag, 20 juni 2013)

We zeggen laten we niet naar school gaan, als je naar school gaat

begin je de wereld te begrijpen, dan breekt de pleuris uit.

We zeggen meisjes zijn duurkoop om toekomst mee te betalen

of is de wereld een markt waar je dochters ruilt voor suiker.

We zeggen achter de tenten is een zandweg en de weg is lang

en het zand leidt terug naar de oorlog, waarom zou je gaan.

We zeggen het schieten klinkt in de slaap zo luid als in het

geheugen maar we zijn doof van honger zeggen we en

het tobben zat. Herkent iemand op school de naam Nadifa al,

geboren tussen seizoenen, woede en onschuld, dan breekt

de pleuris maar uit. De meisjes zeggen whatever wij meisjes

zeggen. Onder de zwarte hemel delen we zandlampen uit,

we spellen een handleiding want morgen breken we de tenten af.

Iemand moest zich koning heten / Zelf Máxima zijn

(Bij de inhuldiging van Koning Willem-Alexander op 30 april 2013)

Iemand moest zich koning heten

Ik droomde dat ik jong lag opgerold in vreemd gewaad, ik was bedekt met dieren.

Ik kende nog geen naam van buiten, eigennaam ook kwijt. Kleine hermelijnen zwegen.

Ik droomde letterlijk dat niets op liefde wees, de dageraad kwam ook maar niet.

Ik droomde dit: mijn leven was te ruil, mijn staf keek uit naar eentje met illusies.

Hij koos voor water, ruilde me, ik was het water. Later zei ik iemand moest het doen.

Iemand moest de dijken spoelen, iemand moest de grond verschonen. Iemand moest

de goden Holland tonen. Lotsbestemming was niet echt mijn ding. Toen wilde ik mijn leven

nog eens ruilen. Misschien had Arnon Grunberg zin. Iemand moest het doen.

Zelf Máxima zijn

Wat doe je dan als je leert wat de meisjes de meisjes leren: de vaders vereren,

de moeders verdelen, de jongens bezetten, de wachten verkleden, de zusters

vevelen en leren dat heren de knikkers beheren, vertellen wat rellen is als jij

je joker speelt, in kringen verkeert, de paarden berijdt , de bloemen versnijdt,

illusie illusie verwijt. Wat als de meiden te slim om te mijden, in de kastelen zijn,

wat als de heren niet willen leren dat wat sterk is niet te bezweren is?

Zelf Máxima zijn.

Wat doe je dan met het humeur van de massa, de vallende glazen, de lachende

foto's, de mare van vrijheid, de klappende handen, de vrije geluiden, de zeurende

tulpen, het gelijk van het ongelijk en hoe je de vrouw in de nacht zelf terug mag

vouwen in de koning.

Jan veth, Portret van Albert verwey (1885)

13 april 2013, portret van Albert Verwey, 1885, eerste verdieping entree rechts dan rechts aanhouden

(Bij de heropening van het Rijksmuseum in Amsterdam op 13 april 2013)

De Fyra viel weer uit, het regende nog voor je mail

verstuurd kon. Geeft niet, de tijd rust op je geeuwen:

niet beleefde dichter. Buiten heerst het weer.

Je schreef lijn 5, bedankt. Het kan ook met de 2 tot

aan het Rijks. Weifelen: atrium, toren, tuin en/of

waar jij je blinddates scoort? Kunstenaars, ons soort.

Net echte mensen en van binnen ook

zoals de fijn gekwaste wereld waar je blik wijkt,

licht bedachtzaam schijnt en echt, net jij, Verwey.

Wat woon je zacht in grijs. Ware je mij je ondernam

geen reis terug naar huis. Dit is het huis. Binnen licht

aan wat je van ver zag komen: tijd, geleefd en/of tja

onbeleefd, wat kunst de kunst geeft (weer aan).

Nu wij

(Aan het slot van de Boekenweek, op verzoek van de Stichting Lezen & Schrijven, over laaggeletterdheid, 23 maart 2013)

We lachten zo schel dat we bekend raakten om onze vrolijkheid,

aan ons merkte je niets. We kozen brillen, haastige, we droegen

zweetbeslagen glazen, zagen gezichten noch gezegden, woorden,

letters lazen we maar even niet. We sloegen regels in de wind

van de taal: (hullie zullie of hoe zeg je dat hunnie of laat ook maar).

Moesten we luidop lijstjes lezen, op werk zeiden we niet geweten,

bril vergeten. We wachtten vrolijkheid die zomaar niet kwam. Thuis

zwegen de dingen en de dieren zoals in grotten van voor tekens

van leven. Mensenschrift. Ergens begonnen, toen op drift en nu

doet iedereen het, zeggen ze, maar het alfabet is misschien

niet helemaal eerlijk verdeeld. Waar waren we toen de letters

werden geschud? Is er nog over van de spelling? Mogen wij ook?

Gebed voor iedereen

(Bij de benoeming tot Dichter des Vaderlands en de abdicatie van Koninging Beatrix, 31 januari 2013)

Nog trekt het zich terug als in twee vuisten, reculer pour mieux sauter.

Nog lift het vrolijk mee als op het stuur van een weesfiets, zwenkt uit.

Nog loopt het mee in de optocht van iedereen, het spreekt verdwenen taal.

Nog verstopt het zich in geluidsfragmenten, applaus en partituren.

Nog nestelt het gebed zich in het Nederlands en biedt royaal onthaal.

BENG! KLEDDERRRRR! KLENG!

Een opstelling van stokken en tomaten, stenen uit de straat, de verf.

Tongen die spugen op gebed: “Niet buigen broddah! Strek je op!”

Wereldvreemden die maar wat floepen: “Wie de staat kent, kent zichzelf.”

Nieuwe talen zingen, roepen: “Niks kebed, suster, komt niet koed.”

Daar de mening, hier de uitspraak. Het Laatste Oordeel is bankroet,

roept uit nood en overvloed. Het kruipt door puin en bloeit op stank.

Hecht zich aan honger en verruilt een koninkrijk voor voedselbank,

kijkt, verwart, merkt op. Niet schadevrij, er heerst het schrale tij.

Het lacht en lijdt maar in gelijke mate, dat is de vrijheid van de poëzie.

Bemint een land uit een verlangen naar dat land: gebed laat liefde vrij.

LEVE

majesteit boven dit krachtenveld. Zo’n spiedend oog over de dijk.

Het soort alwetendheid ten dienste van het Crisisrijk. Verheft

in majesteit saamhorigheid tot kunst. Zo dus. O lieve koningin

die levenslang het hele land voorbij zag gaan, nu mag het zomaar,

lekker zomaar in de rij gaan staan.

© Anne Vegter