De geschiedenis van Leopolds verzamelde gedichten
Verzen (1912)
Tussen 1893 en 1912 publiceerde Leopold regelmatig gedichten in De nieuwe gids, kennelijk zonder bedoeling om die ooit in een boek te bundelen. Wel verscheen in 1910 een van zijn gedichten in een separate uitgave: 'Oinou hena stalagmon'. Het boekje in zeegroen omslag werd in Rotterdam gedrukt op Hollandsch Van Gelder-papier door de firma Benedictus in een oplage van wellicht 5 tot 10 exemplaren. Dit gedicht verscheen vervolgens in het Gedenkboek De nieuwe gids 1885- 1 October -1910. Leopold noemde dit gedicht zijn 'Sapfo' ; hij was er achteraf niet bijzonder tevreden over.
Uitgever W.L. Brusse, die in 1904 Leopolds Stoïsche wijsheid uitgaf, probeerde naar eigen zeggen herhaaldelijk de dichter te bewegen tot publicatie van een bundel, maar dat had geen resultaat (Sötemann, 1983a, p. 81). Collega-dichter P.C. Boutens (1870-1943) dwong hem echter tot uitgave. De precieze toedracht is onbekend. Waarschijnlijk heeft Boutens in het voorjaar van 1912 aan Leopold gevraagd of hij diens gedichten mocht uitgeven. Leopold raadpleegde Brusse hierover en op 1 mei 1912 spraken Boutens en Leopold over een uitgave, waartegen hij dus kennelijk niet meer gekant was. Boutens noteerde daarover destijds (in een brief aan Arij Prins): 'Hij heeft nog geen besluit genomen. De moeilijkheid is, dat hij zijn eigen werk niet meer de moeite waard vindt. Hij is ook wat doovig, en heeft iets ijselijks afgestorvens over zich. Na vijf minuten wilde hij weer wegloopen' (Sötemann, 1983a, p. 81).
Boutens beweerde dat Leopold hem toezegde er nog eens over na te denken. Expliciete toestemming ontving hij niet, maar dat weerhield Boutens er niet van voorbereidingen te treffen. Leopold werkte aan deze uitgave - een privé-uitgave waarvoor Boutens als uitgever optrad - niet mee en meldde wellicht in een laat stadium dat hij van uitgave afzag. Boutens zocht de teksten bij elkaar en vroeg drukker Eduard Verbeke in Brugge om een prijsopgave die deze op 20 juni stuurde. Op 7 juli 1912 al waren prijs en papier afgesproken en beloofde de drukker spoedig proeven te sturen. Het boek werd gezet uit de letter Caslon. Ook proeven zag Leopold niet. Er is een proef bewaard met correcties van Boutens. Niet alleen verbeterde hij de spel- en zetfouten die in De nieuwe gids-publicaties waren geslopen (hij liet er 4 staan), ook bracht hij eigenhandig veranderingen in de gedichten aan. Boutens liet bijvoorbeeld de groepstitels weg (zoals 'Zes Christus-verzen' en 'Scherzo'), zodat de lezer in de Bibliografie achterin moest nakijken welke gedichten bij elkaar horen. Ook voegde hij komma's toe of liet ze weg en in totaal pleegde hij zo 72 ingrepen - zonder hierover met Leopold overleg te voeren. De meeste correcties werden door Leopold voor zijn eigen latere uitgave overgenomen.
De bundel Verzen werd - waarschijnlijk - eind september 1912 gedrukt in 80 exemplaren. In november werden in verschillende partijen exemplaren gebonden - zeker 21 exemplaren in een perkamenten band - en de uitgave raakte snel uitverkocht. Leopold ontving al eerder een pakketje met 6 exemplaren - ingenaaid in een omslag - van het boek en schreef Boutens op 16 oktober 1912 een bedankbrief. Over de boekverzorging schreef hij dat die 'bij een eerste inzien mij bizonder smaakvol voorkomt. Ook Uwe welwillende woorden vooraf wensch ik U mijne erkentelijkheid te betuigen' (Sötemann, 1983a, p. 87). Ook anderen ontvingen ingenaaide exemplaren van Boutens, zoals Jacobus van Looy, in wiens exemplaar Boutens een opdracht schreef boven de datum: '17 Oct. 1912' (dit exemplaar is nu in de Koninklijke Bibliotheek). Het boek werd door Willem Kloos besproken in zijn literaire kroniek in De nieuwe gids, door Johan de Meester in de NRC en het werd door Carel Scharten genoemd in De gids. Al met al een karige ontvangst.