Leven en werk van Herman Gorter, 1864-1927

Jeugd

Herman Gorter was een man van uitersten. Enerzijds zinnelijk en emotioneel, anderzijds op zoek naar een rationele grondslag onder zijn bestaan. Enerzijds een goede vriend en trouwe geliefde, anderzijds een stijfkoppige doordrijver. Een fanatieke sporter, die regelmatig over zijn grenzen heenging. Een levensgenieter, die vaak last had van depressieve buien.

Herman Gorter werd geboren in een domineesgezin in de Zaanstreek. Dat klinkt traditioneler dan het was. Zijn vader, Simon Gorter (1838-1871), was liberaal en humanistisch in zijn opvattingen. Hij leed aan tuberculose, aan het einde van de negentiende eeuw nog altijd een dodelijke ziekte. Omdat het predikantschap hem te zwaar werd, was hij meer gaan schrijven. Simon had een scherpe pen en werd vaste medewerker van De gids en hoofdredacteur van *Het nieuws van den dag *(daarvoor verhuisde het gezin naar Amsterdam). Toen Herman zes was overleed zijn vader op tweeëndertigjarige leeftijd.

Herman Gorter werd opgevoed door zijn moeder, die een pension startte aan de Amstel. Hij logeerde vaak 's zomers bij zijn grootouders in het Friese Balk. Daar was hij volmaakt gelukkig, te midden van de kersenbomen, de dorpjes met hun kerktorens en de ruime luchten met witte wolken. Veel van zijn natuurervaringen hier zouden terugkomen in Mei.

Hij ging naar het gymnasium in Amsterdam en studeerde daarna klassieke talen. Zijn zoektocht naar schoonheid werd door zijn docenten weinig gestimuleerd: 'Ik meende, Mijne Heeren, dat de détails van mijn onderwerp reeds genoeg worden behandeld. Daarvoor zorgen onze professoren en geleerden wel. Als spinnen zitten zij te loeren, midden in hun net, om elkaar het een of ander arm, schitterend Attisch vliegje af te vangen, en als zij het hebben, zuigen zij het alle schoonheid uit, om ons het doode en drooge omhulsel te eten te geven.'(Endt, 1964, p. 52). Zijn voorliefde voor de klassieken verloor hij desondanks niet en hij promoveerde – in tweede instantie, nadat zijn eerste proefschrift was afgewezen omdat het de esthetische opvattingen van de Tachtigers uitdroeg – bij S.A. Naber op een tekstkritiek van Aeschylus.

Sensitivisme

Geïnspireerd door de jonge dichters die inmiddels De nieuwe gids hadden opgericht (later Tachtigers genoemd), begon Gorter in 1886 aan het gedicht Mei te schrijven. Hij staakte al zijn buiten-curriculaire activiteiten om zich geheel op de poëzie te kunnen richten. Zijn moeder, wiens advies hij zijn hele leven zou volgen, had hem aangeraden niet te vroeg te debuteren. Hij besloot daarom pas naar buiten te treden met zijn werk als hij echt iets groots te bieden had. Twee jaar lang werkte hij intensief aan zijn epos en in de zomer van 1888 was Mei af. Het was zoals hij gehoopt had, zijn werk werd an het einde van daar met verbazing en enthousiasme ontvangen door de redactie van De nieuwe gids. De gevestigde literatuurkritiek sabelde Mei een half jaar later overigens neer en ook zijn burgerlijke schoonfamilie konden het dichtwerk niet waarderen. Maar in de twee jaar na het verschijnen van Mei werd hij, als de nieuwe held van de Tachtigers, een prominente verschijning in de kunstenaarswereld in Amsterdam.

In het voorjaar van 1889 pleegt de zus van een van zijn vrienden, de schilder Willem Witsen, zelfmoord door zich te verdrinken in de vijver van het familielandgoed bij Soest. Gorter schreef ter gelegenheid hiervan het indrukwekkende gedicht 'In den zwarte nacht is een mensch aangetreden'. Het oorspronkelijke handschrift is in de nalatenschap van Willem Witsen bewaard gebleven en zo in het bezit van de Koninklijke Bibliotheek gekomen. Zijn jaren met de Tachtigers culmineerden in een bundel met sensitivistische gedichten, die hij de titel Verzen gaf. Het was in eenrecensie van deze bundel Verzen uit 1890 dat Willem Kloos zijn beroemde uitspraak deed: 'In 't algemeen slechts kan men weten, dat kunst de aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie moet zijn' (Kloos, 1891, p. 144).

Deze periode is goed samen te vatten in het beeldend portret dat zijn vriend Aegidius Timmerman schreef over een zeiltocht:'Daar stond hij op zijn sterke gespreide beenen, vast als ijzer, een glimlach om zijn dikke lippen, een blos op zijn frissche wangen, alles open, zijn oogen, zijn hele ziel, zijn blauwe colbertje. "Heerlijk" zei zijn mond,"Heerlijk" zeiden zijn stralende oogen, "Heerlijk" zijn jonge sterke lichaam. Eén stuk hartstochtelijk leven en blijheid en genieten, alles frischheid en koelte en vrolijkheid. Zijn geelen strooien hoedje, woei af van zijn kortgeknipte haren. Hij keek er niet naar om, hij lachte' (Timmerman, 1938, p. 245).

Symbolisme

Gorter kende, zoals veel intellectuelen van zijn generatie, een grote ontwikkeling in zijn denken over mens en maatschappij. Zijn nieuwe overtuigingen kwamen telkens ook in zijn poëzie tot uitdrukking.Na Mei en Verzen volgde Gorters eerste fysieke en mentale crisis. Hij begon te twijfelen aan het gedachtegoed van de Tachtigers en vond zintuigelijke waarneming niet meer voldoende basis voor kunst. Onder invloed van de filosofie van Spinoza ontwikkelde hij zich steeds meer in een symbolistische richting.

Ook in zijn persoonlijk leven veranderde er het nodige. Gorter was al enige tijd verloofd met Wies Cnoop Koopmans, de liefde die in Mei bezongen wordt. Het werd in de ogen van hun omgeving tijd om te trouwen, maar Gorter was terughoudend (niet in de laatste plaats omdat hij een affaire was begonnen met een andere vrouw, Juul Joosten). Hij hield zijn verloofde voor dat zijn dichtwerk altijd voorrang zou hebben en dat hij als dichter aan impulsen onderhevig was, die konden betekenen dat zij niet de enige vrouw in zijn leven zou zijn. Ondanks deze voorwaarden trouwden ze op 17 juli 1890.

Ze verhuisden naar Amersfoort waar Gorter leraar klassieke talen werd. Hij was niet gelukkig als docent en werd als dichter minder productief. Na drie jaar in Amersfoort verhuisden ze naar Bussum. Omdat hij onder de indruk was van de Ethica van Spinoza, besloot hij een Nederlandse vertaling te maken. Zoals veel van zijn generatiegenoten raakte hij overtuigd van de noodzaak van dienstbaarheid aan het absolute, wat zich onder kunstenaars uitte in het streven naar gemeenschapskunst. Deze omslag vond ook in Engeland plaats en werd daar al snel gedefiniëerd als 'meer Apollo dan Dionysius' (Jackson, 1913, p. 57). De Beurs van Berlage was als gesamtkunstwerk het voornaamste wapenfeit in Nederland van deze generatie kunstenaars. De verzen van deze jaren werd in 1897 gebundeld in De school der poëzie, volgens Gorters inleiding zo genoemd omdat de poëzie hem leerde hoe te leven.

Socialisme

In 1897 culmineerde de wens om zich in te zetten voor het algemene belang in een lidmaatschap van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Samen met Henriëtte Roland Holst, die hij in 1893 had leren kennen, was hij jarenlang buitengewoon actief als propagandist voor de SDAP. Bijna dag en nacht was hij in touw en ging hij op de fiets van de ene spreekbeurt naar de andere. Na de overgang naar het socialisme kost het Gorter moeite om de pen weer op papier te krijgen. Het lelijke van de arbeiderswereld waar hij nu voor opkwam inspireerde hem niet.

In 1903 bracht hij opnieuw een bundel uit onder de titel Verzen. Zijn passie voor Ada Prins, een nieuwe liefde, met wie hij een jarenlange verhouding aanging, was een van de inspiratiebronnen. Drie jaar later verscheen Een klein heldendicht. Het zijn allebei werken waarin de combinatie van socialisme en poëzie soms wat gedwongen aanvoelt.

Na 1900 waren er voortdurend leerstellige twisten in de SDAP. In 1909 leidde dit uiteindelijk tot een scheuring. Gorter verloor opnieuw veel vrienden toen hij koos voor de radicale SDP, in plaats van voor de SDAP, die ook via de weg van de democratie probeerde verbeteringen te bereiken voor de arbeiders. Zijn fysieke inspanningen van de afgelopen jaren en de mentale druk van de schisma's in de partij leidden tot een volgende instorting, waardoor hij zich moest terugtrekken uit alle politieke activiteiten.

Naast zijn huwelijk en zijn relatie met Ada Prins, begon hij nu een intense affaire met zijn bijlesleerlinge Jenne Clinge Doorenbos. Zij inspireerde hem tot nieuw dichtwerk. Gorter had de ambitie opgevat om in een nieuw episch gedicht, dat Mei moest overtreffen, de eenwording van natuur en mensheid na de arbeidersrevolutie te beschrijven. In de zomer van 1911 legde hij in Bergen aan Zee de laatste hand aan Pan. In Pan spreekt de dichter zelf. Hij verklaart dat hij van het socialisme het 'gouden ideaal van Schoonheid verwacht'. De titel van de biografie van Herman de Liagre Bohl (uit 1996) is een citaat uit Pan: 'Met al mijn bloed heb ik voor u geleefd, O Poëzie' (Pan, 1912, p. 91).

De inspanning was te zwaar geweest, zeker in combinatie met de extreme sportieve uitdagingen die hij zichzelf stelde (zoals in het vroege voorjaar lange afstanden zwemmen in zee). Hij kreeg een lichte hartaanval en moest enkele maanden rust houden. Hij bleef daarna lichamelijk en mentaal zwak, hij leed aan depressies en 'nervositeit'. De vergelijking met Mei valt zelden in het voordeel van Pan uit. Zijn propagandistisch werk werd meer gewaardeerd. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog schreef Gorter de brochure Het imperialisme, waarvan men zegt dat die door Lenin met een Nederlands-Duits woordenboek in de hand gelezen werd.

De Russische Revolutie van 1917 leidde weer tot een opleving in zijn politieke activiteiten, maar zijn gezondheid ging steeds verder achteruit. Hij kuurde een aantal keer in Zwitserland, waar hij graag ging wandelen.

De laatste keer schreef hij er nog een serie Sonnetten, waar het marxisme maar een zeer bescheiden rol in speelde.

Op de terugweg van deze reis overleed hij in 1927 in Brussel.