Ramsey Nasr en de kritiek
Ramsey Nasrs carrière begon in de theaterwereld, maar breidde zich al spoedig uit naar de literaire wereld. Nasr publiceerde vanaf 2000 met regelmaat dichtbundels. In 2009 werd hij voor de loop van vier jaar benoemd als Dichter des Vaderlands.
Ook publiceerde hij in 2001 een novelle: Kapitein Zeiksnor en de twee culturen, maar de tekst kon dienstdoen als theatermonoloog en was dan ook voorin voorzien van 'Nuttige legenda', om aan te geven dat stukken tekst 'met nadruk en brullend' dan wel 'aarzelend' of 'met vertraging' moesten worden uitgesproken. Voor zijn theaterwerk ontving hij onder andere de Mary Dresselhuysprijs, de Taalunie Toneelschrijfprijs en een nominatie voor de Louis d'Or. Tevens schreef en bewerkte hij opera- en operette-libretto's. De jury van de Mary Dresselhuysprijs schreef: 'Niet alleen is hij een begenadigd toneelspeler, hij is ook een veelbelovend dichter'.
Van Nasrs hand werden vier gedichten opgenomen in de toonaangevende bloemlezing van Gerrit Komrij (uitgave 2004), namelijk: 'Le sacre du printemps & Pierre Boulez', 'Maak mijn moeder', 'Domme Julia' en 'Richtingwijzers'. Deze gedichten kwamen alle vier uit 27 gedichten & Geen lied.
In Elsevier (4 maart 2000) roemde Jan Paul Bresser vooral het melodieuze in de gedichten uit 27 gedichten & Geen lied van Ramsey Nasr: 'Hij voegt zich met een zeker gemak, lijkt het, in het poëtisch universum. Hij vindt in veel van zijn gedichten een ritme dat het klassieke metrum, bijna als vanzelfsprekend, verbindt met een eigentijdse verstaanbaarheid. Maar het is vooral het melodieuze dat opvalt. Het lied is terug, het zingt in zijn gedichten, die vooral over niet vast te houden liefde gaan. De dichter is een zanger. En natuurlijk, af en toe eindigt het vers in sjablonen en rijmt lied nog op verdriet. Maar dat stoort niet, want het zijn twee sleutelwoorden van zijn poëzie'.
In Vrij Nederland schreef Rob Schouten (17 juni 2000): 'Nasr gedraagt zich als een oude, orgelende klankgod van vroeger, die zich niet laat weerhouden door vermeende wetten van alledaagse communicatie. Deze dichter spreekt zich uit met de gedrevenheid van een ziener die zijn innerlijk kenbaar wil maken'. En: 'Dit is poëzie die bij mooi of slecht weer ouderwets mooi wil klinken en rijmen, en het meest verbazingwekkende is dan ook de vrijwel volstrekte absentie van understatement en scepsis. Wij horen de geest van Roland Holst en Boutens, groot en vergeten'.
Over het tweede deel van Onhandig bloesemend, 'dichter liefde' schreef Piet Gerbrandy in De volkskrant (7 mei 2004): 'De kern van de bundel, een zestien gedichten tellende reeks onder de riskante titel 'dichter liefde', is echter ronduit schitterend. Hier weet Nasr het onhandig bloesemen tot virtuositeit te verheffen, door schijnbaar teugelloze lyriek krachtig naar zijn hand te zetten' en: 'Deze poëzie fonkelt en bruist, zwelgt in tierlantijnen die vervolgens weer genadeloos worden afgeserveerd en durft woorden als 'ziel' en 'hart' in te zetten zonder dat het belachelijk wordt'.
Over 27 gedichten & Geen lied was Gerbrandy iets minder te spreken, maar met de tweede bundel maakte Nasr het, in zijn ogen, weer helemaal goed: 'Zijn in 2000 verschenen debuutbundel bevatte nogal wat typische adolescentenpoëzie, maar met Onhandig bloesemend bewijst hij een dichter van formaat te zijn'.
Mijn nieuwe vaderland. Gedichten van crisis en angst (2009) werd door de kritiek over het algemeen positief ontvangen. Nasrs engagement stond meestal centraal in de analyse, zoals bij Janita Monna in Trouw: 'hij houdt de Rooms-Katholieke kerk, de staatssecretaris van cultuur, de 'gewone burger' een grote, glimmende spiegel voor. Soms is hij venijnig, dan weer geestig, soms lichtvoetig, dan ronkend en cynisch' (19 november 2011). Ook in het Haarlems dagblad wordt de nadruk gelegd op Nasrs uitgesproken mening: 'In zijn gedichten en opiniestukken, verzameld in Mijn nieuwe vaderland, trekt hij ten strijde tegen gekken en dwazen, tegen leugenaars en meelopers, tegen sjoemelaars en barbaren'. Dit heeft nut volgens de recensent, want: 'Altijd doet het ertoe wat hij te zeggen heeft' (9 december 2011). In de recensie van Merijn Schipper op de website 8weekly wordt ook de driedeling van Nasrs bundel onder de loep genomen: 'Mijn nieuwe vaderland bestaat uit drie delen. Het eerste gaat over onze hang naar vrijheid. Het tweede buigt zich over de Nederlandse cultuur. Het derde en laatste deel bestaat uit 'Het hemelse leven', een lang gedicht over de relatie tussen kunst en politiek' (5 december 2011). Schipper vindt deze driedeling geslaagd: 'De poëzie van Nasr zindert'.