Rijmkroniek des Vaderlands
Rijmkroniek des Vaderlands: De opkomst van de Republiek (2005)
In 2005 werd Driek van Wissen verkozen tot tweede officiële Dichter des Vaderlands. Nog in datzelfde jaar verscheen het eerste deel van de Rijmkroniek des Vaderlands, een geschiedschrijving in rijmvorm, die Van Wissen schreef in samenwerking met dichter Jean Pierre Rawie. Twee jaar na het eerste deel, dat de ondertitel De opkomst van de Republiek draagt, verscheen in 2007 het tweede, De Gouden Eeuw. Hoewel Van wissen in 2009 zijn Dichterschap des Vaderlands overdroeg, zat er nog een derde deel in de pijpleiding. Dit derde deel, Van Willem III tot Willem III, verscheen postuum voor Van Wissen, die in mei 2010 overleed.
De Rijmkroniek des Vaderlands beschrijft de canonieke Nederlandse geschiedenis, zoals deze ook in 'schoolboekjes' te vinden is. Zoals de titel aangeeft,hebben de dichters hiervoor een klassieke geschiedverhalende dichtvorm gekozen, namelijk de kroniek. Zoals men van Rawie en Van Wissen gewend is, heeft het dichtwerk een strak rijmschema gekregen. Het is geschreven als een doorlopend geheel, in gepaard rijm,slechts af en toe onderbroken door witregels. De kroniek heeft een bijzondere verteller, namelijk Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem-Alexander, die zijn dochter Amalia de verzen voorleest bij het slapen gaan. Zo stelt hij persoonlijk het vaderlandse historisch bewustzijn veilig:
Maar aan de universiteit
is men de draad volledig kwijt
die ons verbindt met wat er was.
En ook op school en in de klas
heeft men geen weet van het verleden
en dat is nou precies de reden
dat ik jou hierin onderricht
terwijl je in je bedje ligt.
Wat er gebeurd is in ons land
zal ik vertellen aan de hand
van dit voortreffelijke boek
dat op mijn nederig verzoek
gemaakt is door Jean Pierre en Driek:
De Vaderlandse Rijmkroniek.
(deel 1, p. 5-6)
Rawie en Van Wissen geven wel hun eigen draai aan het format van de kroniek. Ze gaan lichtvoetig en vrijzinnig om met de geschiedenis uit de schoolbanken. Juist omdat de lezer de verhaalde geschiedenis waarschijnlijk al op school geleerd heeft, kunnen de dichters de zaken vrijelijk versimpelen of verdraaien. Zodoende houdt hun blauwbloedse verteller er dan ook overdreven patriottische sentimenten, een sterk pro-protestantse houding en een dik aangezette koningsgezindheid op na. Daarnaast spelen de dichters met de prinselijkheid van hun vertelstem en verkennen ze de grenzen van het koninklijk decorum door de kroonprins tal van politiek incorrecte uitspraken in de mond te leggen. In deel 2 vertrouwt de kroonprins zijn dochter bijvoorbeeld toe:
En hier, ondanks mijn officiële
staatkundige onschendbaarheid,
wil ik sub rosa aan je kwijt
(het blijft tenslotte entre nous)
dat ik dat eenwordingsgedoe
hier in Europa niet zie zitten.
Dat Fransen, Duitsers, Belgen, Britten
eenzelfde lijn ooit zouden trekken
is toch te zot en van de gekke!
Want ondanks alle goeie wil
blijft er een wereld van verschil.
Wat hebben Tsjechen en Slowaken
bijvoorbeeld met elkaar te maken?
Of Zevenburgers met Roemenen?
Straks staan de Turken nog voor Wenen
wanneer je ze een vinger geeft!
Blij dat Prins Bernhard niet meer leeft
die onze natie indertijd
nog van de Moffen heeft bevrijd;
daar kwam geen vreemde aan te pas!
(deel 2, p. 11)
Natuurlijk is de stellingname ironisch: Prins Bernhard was zelf een 'vreemde' Duitser, Zevenburgen is een regio in Roemenië, en Tsjechen en Slowaken woonden nog niet zo lang geleden samen in Tsjechoslowakije. Dit soort speelse ironie is typisch voor de vertelstem die Rawie en Van Wissen in de drie delen van de Rijmkroniek des Vaderlands voeren.
Niet in de laatste plaats komen bij dit soort terzijdes ook de stokpaardjes van Rawie en Van Wissen voorbij. Zo wordt Groningen,thuisstad van de beide dichters, met opvallend veel glorie beschreven. Ook heeft de kroonprins, net als de dichters, een kritisch en precies gevoel voor taal, zo blijkt als hij vertelt hoe hij bij zijn anonieme deelname aan de Elfstedentocht werd herkend:
Toch mocht ik door naar Bartlehiem,
zij het niet langer anoniem,
maar zogenaamd incognito.
Alleen die Fries zei dat niet zó,
hij had het over incogníto
en zijn collega's idem dito.
Ik heb ze maar gecorrigeerd,
want deze uitspraak was verkeerd
en van je fouten leer je van.
(deel 1, p. 75)
Over dit soort recentere voorvallen vertelt de kroonprins tussen de geschiedenislessen door. De hoofdmoot van de kroniek, echter, bestaat uit de gerijmde verhaling van de vaderlandse geschiedenis, Van Willem van Oranje tot aan koning Willem III.
Het eerste deel van de kroniek draait, zoals de ondertitel ook aangeeft, om de Nederlandse onafhankelijkheidsstrijd. De centrale figuur hierin is natuurlijk Willem van Oranje, stamvader van het Nederlandse koningshuis.Want, vertelt de kroonprins:
Met hem begint, naar men wel zegt,
onze geschiedenis pas echt.
(p. 13).
Voordat het deel evengoed eindigt met de aanslag op Willem van Oranje's leven, wordt uitgeweid over de vier vrouwen van de stadhouder, zijn zoons Maurits en Frederik Hendrik en de verschrikking van de Spanjaarden. Neem Filips de Tweede, dieRawie en Van Wissen, met de stem van de kroonprins, als volgt omschrijven:
Hij was, nog voor het woord bestond,
fijn als gemalen poppenstront.
Ik doe hier objectief verslag
van 's mans karakter en gedrag
(p. 18)
Uiteraard stonden Van Oranje en de zijnen volgens de verteller met de opstand volledig in hun gelijk. Dit legt de kroonprins verder uit, aan de hand van anekdotes over de watergeuzen en het beleg van achterenvolgens Alkmaar, Leiden en Haarlem, waarbij onder meer Kenau Simonsdochter Hasselaer bijzondere aandacht krijgt:
Ze droeg een flinke snor ten teken
dat er met haar niet viel te spotten
en liep de hele tijd met potten
met pek en stookolie te sjouwen,
die zij als voorman van de vrouwen
vanaf de muren ledigde.
(p. 64)
Die potten pek en olie zijn misschien historisch bekend, maar een wat vrijere en volksere variant van haar heldendom is leuker, lijken de dichters te vinden:
Zo las ik onlangs de vertelling
hoe zij de Spaanse commandant
Don Frederik met eigen hand
de pluimen van zijn muts af schoot.
Oké, hij was dan wel niet dood,
want vrouwen kunnen niet goed mikken,
maar het was toch wel even schrikken!
(p. 64)
Waar de geschiedenis politiek incorrecte grapjes toelaat, maken Rawie en Van Wissen daar gretig gebruik van.
Rijmkroniek des Vaderlands. De Gouden Eeuw (2006)
De geschiedenis die in het tweede deel verteld wordt begint met Prins Maurits, die met Johan van Oldenbarnevelt een 'dreamteam' (p. 20) vormde, aldus de veeltalige verteller, met de prins als strateeg en van Oldenbarnevelt als man van de gelden.Samen waren zij met de Engelsen verantwoordelijk voor het wegvagen van de Spaanse 'Armada Invincible' en met hun aanmoediging om te gaan kaperen varen maakten ze Piet Heins beroemde beslaglegging op de Spaanse zilvervloot mogelijk. De zeevaart, die de Gouden Eeuw zijn economische enculturele stimulans gaf,wordt natuurlijk geprezen, hoewel de kroonprins zijn reserveringen heeft over de handel in slaven. Sterker,
en misschien was zelfs volgens mij
destijds die hele slavernij
in wezen niet zo'n goed idee,
al deden wij er wel aan mee.
(p. 34)
Door middel van understatement en ironie weten de dichters ook de meer gevoelige momenten in de vaderlandse geschiedenis met dezelfde lichtheid te behandelen. Bovendien kan de verteller zo ook zonder meer trouw blijven aan zijn Oranjesentimenten.
Aan anekdotes uit de Gouden Eeuw hebben de dichters geen gebrek. Natuurlijk passeert de ontsnapping van Hugo de Groot de revue en ontbreekt ook het poolavontuurvan Willem Barentszen schipper Jacob van Heemskerck op Nova Zembla niet.Dit soort verhalen zetten Rawie en Van Wissen dan weer af tegen de hedendaagse werkelijkheid, vaak met komisch effect. Zo botst het gegeven dat 'over opa' Bernhard zich inzette 'als Boss - van het World Wildlife Fund' nogal met de werkelijkheid van Nova Zembla:
Maar voor Van Heemskerck was zo'n fonds
een lelijk struikelblok geweest:
als je de keus hebt of zo'n beest
jou opeet dan wel andersom
dan ben je wel een beetje dom
wanneer je voor het beest zou kiezen!
(p. 47)
Nonchalant komt er met de frase 'een beetje dom' nog een referentie voorbij aan Prinses Máxima's beroemde uitspraak.
Rijmkroniek des Vaderlands: Van Willem III tot Willem III (2010)
Het derde deel van de Rijmkroniek des Vaderlands draait om de totstandkoming van het Koninkrijk der Nederlanden zoals het vandaag bestaat. Het bestuur van van Lodewijk Napoleon ontbreekt natuurlijk niet,temeer omdat hij van Nederland een koninkrijk maakte, wat de kroonprins op zich'een juiste keus' (p. 52) vindt.
Al was de dynastie ook fout
(ze waren niet van Duytschen bloet)
het plan was in essentie goed.
Wel, Lodewijk zag ook wel in:
een koning of een koningin
behoort van vreemde smetten vrij
te wezen zoals ik en jij.
(p. 52-53)
Met de verheffing van stadhouderschap naar koninkrijk kan de telling van volksvertegenwoordigers overnieuw beginnen, waardoor de lage landen opnieuw een Willem Ikennen.
Willem de Eerste was de eerste
die als verlichte heerser heerste
over het Noorden en het Zuiden,
wat hij uiteindelijk verbruide,
zodat hij ook de laatste was.
Maar dat vertel ik later pas
als we bij 1830 zijn.
(p. 57)
Dat Willem I ook de laatste verlichte heerser over het Noorden en het Zuiden was, heeft te maken met het feit dat in het bovengenoemde jaartal de zuidelijke gewesten vande Nederlanden zich afscheidden van het Noorden. Nadat men in Brussel naar een opera was geweest '(waarin opstandig zaad gezaaid / en luidkeels oproer werd gekraaid)' (p. 66) en de straat op ging, woei de opstand ook over naar andere zuidelijke steden. Zelfs Jan van Speijk, kapitein van''s lands kannonneerboot nummer 2' krijgt de Belgen er niet meer onder:
Zijn schip, bemand met honderd man
(zeg maar gerust met honderd helden),
dreef stuurloos op de Westerschelde
en kwam steeds meer aan lagerwal.
Nu wou het akelig geval
dat woedende Antwerpenaren
die door Van Speijk beschoten waren
(zeg maar gerust bekanonneerd)
nog vóór het schip was aangemeerd
probeerden om aan boord te springen.
Van Speijk, die de ontwikkelingen
met lede ogen gadesloeg,
was wel zo oud en wijs genoeg
om aanstonds door te hebben dat
zijn laatste uur geslagen had,
tenzij hij zich zou overgeven...
"Neen," sprak Van Speijk, "nooit van mijn leven,
vergeet het maar, over mijn lijk!"
Ja, dat was helemaal Van Speijk
die, toen hij deze woorden sprak,
zijn bolknak in het kruitvak stak.
(p. 73-74)
Aangezien Generaal Bernhard Johan Dibbets de stad Maastricht wist te behoeden voor het rode gevaar, is Limburg nog wel Nederlands, waarmee het Koninkrijk der Nederland grofweg de vorm kreeg die het tegenwoordig heeft. Dan rest alleen nog het opstellen van een grondig hervormde grondwet, door 'een soort commissie' waarin onder meer Johan Rudolph Thorbecke zat. In het kader van het grote aantal revoluties elders in Europa stond Koning Willem III, bij wie de kroonprins dan is aanbeland, toch maar een deel van zijn macht af aan het parlement.
En ook al bleef hij een verklaarde
en koppige conservatief,
hij nam het min of meer voor lief
(al bleef hij zich privéverzetten
beperkt te worden door de wetten.
Maar ach, het volk zat er niet mee:
het zag een Pater Patriae
in hem, een beste Bestevaer...
Nou dáár waren ze mooi mee
klaar...
(p. 95)
Aangekomen bij de tweede Willem III uit de ondertitel ronden Rawie en Van Wissen met dat woordje 'klaar...' de vertelling van de kroonprins toepasselijk af. Ook deel 1 en 2 eindigden de dichters zorgvuldig met respectievelijk 'einde' en 'uit'. Want zo hoort dat bij een verhaaltje voor het slapen gaan. Ook als je van koninklijken huize bent.