De gedichten van Driek van Wissen
De match Luteijn-Donner (1976)
Driek van Wissen debuteerde met de bundel De match Luteijn-Donner: een schaakcursus in twee maal twaalf sonnetten (1976) die hij samen met Jean Pierre Rawie schreef.
Rijmkroniek des Vaderlands (2005-2010)
Jean Pierre Rawie schreef de Rijmkroniek des Vaderlands samen met Driek van Wissen. Het eerste deel van deze vaderlandse geschiedenis in rijmvorm, met als ondertitel 'De opkomst van de Nederlandse Republiek' verscheen in 2005. In 2007 en 2010 volgden hierop een tweede en derde deel, respectievelijk De Gouden Eeuw en Van Willem III tot Willem III.
De Rijmkroniek des Vaderlands beschrijft de canonieke Nederlandse geschiedenis, zoals deze ook in 'schoolboekjes' te vinden is. Zoals de titel aangeeft,hebben de dichters hiervoor een klassieke geschiedverhalende dichtvorm gekozen, namelijk de kroniek. Zoals men van Rawie en Van Wissen gewend is, heeft het dichtwerk een strak rijmschema gekregen. Het isgeschreven als een doorlopend geheel, in gepaard rijm,slechts af en toeonderbroken door witregels. De kroniek is rijkelijk geïllustreerd met portretten en tekeningen die vergeten personages of situaties toelichten. Ook is er een bijzondere verteller, namelijk Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem-Alexander, die zijn dochter Amalia de verzen voorleest bij het slapen gaan. Zostelt hij persoonlijk het vaderlandse historisch bewustzijn veilig:
Maar aan de universiteit
is men de draad volledig kwijt
die ons verbindt met wat er was.
En ook op school en in de klas
heeft men geen weet van het verleden
en dat is nou precies de reden
dat ik jou hierin onderricht
terwijl je in je bedje ligt.
Wat er gebeurd is in ons land
zal ik vertellen aan de hand
van dit voortreffelijke boek
dat op mijn nederig verzoek
gemaakt is door Jean Pierre en Driek:
De Vaderlandse Rijmkroniek.
(deel 1, p. 5-6)
Rawie en Van Wissen geven wel hun eigen draai aan het format van de kroniek. Ze gaan lichtvoetig en vrijzinnig om met de geschiedenis uit de schoolbanken. Juist omdat de lezer de verhaalde geschiedenis waarschijnlijk al op school geleerd heeft, kunnen de dichters de zaken vrijelijk versimpelen of verdraaien. Zodoende houdt hun blauwbloedse verteller er dan ook overdreven patriottische sentimenten, een sterk pro-protestantse houding en een dik aangezette koningsgezindheid op na. Daarnaast spelen de dichters met de prinselijkheid van hun vertelstem en verkennen ze de grenzen van het koninklijk decorum door de kroonprins tal vanpolitiek incorrecte uitspraken in de mond te leggen. In deel 2 vertrouwt dekroonprins zijn dochter bijvoorbeeld toe:
En hier, ondanks mijn officiële
staatkundige onschendbaarheid,
wil ik sub rosa aan je kwijt
(het blijft tenslotte entre nous)
dat ik dat eenwordingsgedoe
hier in Europa niet zie zitten.
Dat Fransen, Duitsers, Belgen, Britten
eenzelfde lijn ooit zouden trekken
is toch te zot en van de gekke!
Want ondanks alle goeie wil
blijft er een wereld van verschil.
Wat hebben Tsjechen en Slowaken
bijvoorbeeld met elkaar te maken?
Of Zevenburgers met Roemenen?
Straks staan de Turken nog voor Wenen
wanneer je ze een vinger geeft!
Blij dat Prins Bernhard niet meer leeft
die onze natie indertijd
nog van de Moffen heeft bevrijd;
daar kwam geen vreemde aan te pas!
(deel 2, p. 11)
Natuurlijk is de stellingname ironisch: Prins Bernhard was zelf een 'vreemde' Duitser, Zevenburgen is een regio in Roemenië, en Tsjechen en Slowaken woonden nog niet zo lang geleden samen in Tsjechoslowakije. Dit soort speelse ironie is typisch voor de vertelstem die Rawie en Van Wissen in de drie delen van de Rijmkroniek des Vaderlands voeren.
Niet in de laatste plaats komen bij dit soort terzijdes ook de stokpaardjes van Rawie en Van Wissen voorbij. Zo wordt Groningen,thuisstad van de beide dichters, met opvallendveel glorie beschreven. Ook heeft de kroonprins, net als de dichters, een kritisch en precies gevoel voor taal, zo blijkt als hij vertelt hoe hij bij zijn anonieme deelname aan de Elfstedentocht werd herkend:
Toch mocht ik door naar Bartlehiem,
zij het niet langer anoniem,
maar zogenaamd incognito.
Alleen die Fries zei dat niet zó,
hij had het over incogníto
en zijn collega's idem dito.
Ik heb ze maar gecorrigeerd,
want deze uitspraak was verkeerd
en van je fouten leer je van.
(deel 1, p. 75)
Over dit soort recentere voorvallen vertelt de kroonprins tussen de geschiedenislessen door. De hoofdmoot van de kroniek, echter, bestaat uit de gerijmde verhaling van de vaderlandse geschiedenis, Van Willem van Oranje totaan koning Willem III.
Deel 1: De opkomst van de Nederlandse Republiek
Het eerste deel van de kroniek draait, zoals de ondertitel ook aangeeft, om de Nederlandse onafhankelijkheidsstrijd. De centrale figuur hierin is natuurlijk Willem van Oranje, stamvader van het Nederlandse koningshuis.Want, vertelt de kroonprins:
Met hem begint, naar men wel zegt,
onze geschiedenis pas echt.
(p. 13).
Voordat het deel evengoed eindigt met de aanslag op Willem van Oranje's leven, wordt uitgeweid over de vier vrouwen van de stadhouder, zijn zoons Maurits en Frederik Hendrik en de verschrikking van de Spanjaarden. Neem Filips de Tweede, dieRawie en Van Wissen, met de stem van de kroonprins, als volgt omschrijven:
Hij was, nog voor het woord bestond,
fijn als gemalen poppenstront.
Ik doe hier objectief verslag
van 's mans karakter en gedrag
(p. 18)
Uiteraard stonden Van Oranje en de zijnen volgens de verteller met de opstand volledig in hun gelijk. Dit legt de kroonprins verder uit, aan de hand van anekdotes over de watergeuzen en het beleg van achterenvolgens Alkmaar, Leiden en Haarlem, waarbij onder meer Kenau Simonsdochter Hasselaer bijzondere aandacht krijgt:
Ze droeg een flinke snor ten teken
dat er met haar niet viel te spotten
en liep de hele tijd met potten
met pek en stookolie te sjouwen,
die zij als voorman van de vrouwen
vanaf de muren ledigde.
(p. 64)
Die potten pek en olie zijn misschien historisch bekend, maar een wat vrijere en volksere variant vanhaar heldendom is leuker, lijken de dichters te vinden:
Zo las ik onlangs de vertelling
hoe zij de Spaanse commandant
Don Frederik met eigen hand
de pluimen van zijn muts af schoot.
Oké, hij was dan wel niet dood,
want vrouwen kunnen niet goed mikken,
maar het was toch wel even schrikken!
(p. 64)
Waar de geschiedenis politiek incorrecte grapjes toelaat, maken Rawie en Van Wissen daar gretig gebruik van.