De Blauwe Schuit: Chassidische legenden (2)

Van alle projecten die De Blauwe Schuit ondernam, was de 'Chassidische legenden' het langstdurende, meest ingewikkelde en uiteindelijk meest bevredigende voor de drukker en kunstenaar H.N. Werkman. Hij werkte eraan tussen 1941 en 1944.

De tweede 'suite' verscheen in januari 1944. De eerste was tussen augustus en december 1942 gereed gekomen (zie Chassidische legenden (1)). Bij de eerste suite hebben we aspecten belicht zoals de relatie met de Joodse cultuur, de ontmoetingen met auteur Martin Buber, het complexe drukproces en de eerste kopers van de uitgave. Bij deze tweede suite gaan we in op de typografische keuzes, de relatie tussen prenten en teksten en de opbouw van de uitgave.

Samenstelling van de 'suite'

Elke suite van prenten is gelegen in een grote map, een portefeuille van grijsbord met linnen rug en linnen flappen. (Oranje linnen voor de eerste map, blauw voor de tweede.) De prenten hebben een groot formaat: 50,9 bij 33 cm en zijn maar aan één zijde bedrukt. Ook bevatten beide portefeuilles een los tekstboek dat iets kleiner is uitgevallen: 48,9 bij 33,3 cm.

Op de voorzijde van de mappen zijn twee etiketten met illustratie aangebracht; ook de tekstboekjes hebben voorop een afbeelding van kunstenaar/drukker Hendrik Werkman. Dit zijn steeds eenvoudige versies van enkele prenten. Die van het tweede tekstboekje correspondeert bijvoorbeeld met de prent voor 'Het feest der vergeving', waarvan de tekst in de vertaling van Henkels luidde:

Een witte straal schoot langs de oogen van den rijken man. Daar stond hij in zijn huis en hield de klink van de kamerdeur vast. De gasten waren er en wieschen hun handen voor den maaltijd.

En, legt Henkels uit: 'druk nu de klink neer, de deur gaat open, het feest der vergeving begint en alles is nieuw geworden.'

Inleidingen door Henkels

De tekstboeken beginnen met een algemene inleiding (één pagina) door dominee August Henkels. In het eerste deel schreef hij daarbij over de sfeer van de Chassidische legenden:

Men moet, als men zich verdiept in de mystiek dezer legenden, de sfeer rondom bedenken: kozakken-vervolgingen, opeenhoping van oud en jong in het nauwe ghetto, voortdurende vrees en angst die allengs het geheele leven van het volk in banden sloeg.

Dan maakt de dominee een curieuze vergelijking met andere legendarische vertellingen:

Hier is niets van de ijle en vervoerde natuurgenieting der Franciscus-legenden te bespeuren, evenmin is er de betooverende onwerkelijkheid van de arabische Duizend-en-één-nacht.

Voor de tweede suite schreef Henkels - terwijl hij was opgesloten in St Michielsgestel - een inleiding over de drukkerij van de 'schilder' Werkman:

En hier ontstond opnieuw, de legende van den Baalschem, misschien een hoogtepunt in het werk van twintig jaren en in elk geval een belangrijk keerpunt voor den schilder zelf.

Structuur van de teksten van Buber en Henkels

Behalve die inleidingen bevatten beide tekstboeken voor elke prent één toelichtend tekstblad.

Het feest der vergeving (tekst)

Die begint met een volgnummer en titel van de prent; daarna een introductie in de linker bovenhoek; en dan is er de hoofdtekst waarin die linkerhoek is uitgespaard. Die hoektekst is tweeledig: eerst is er de titel van de oorspronkelijke legende in de vertaling van Martin Buber, daarna een kort citaat dat de inspiratie voor de prent vormde.

De hoofdtekst is een zeer vrije vertaling en samenvatting van de betreffende legende zoals die door Buber werd gepubliceerd in zijn bundel Die Legende des Baalschem. Voor drie van de vier verschillende soorten teksten - prenttitel, titel legende en citaat - koos Werkman zes verschillende corpsen van de letter die iedereen in die tijd uit de schoolboekjes kende, namelijk de Hollandsche Mediaeval. De tekst van de legende zelf werd gedrukt in de Egyptienne.

Om de structuur van de pagina voor de lezer in één oogopslag duidelijk te maken gebruikte hij niet alleen verschillende letters en corpsen (lettergrootte), maar ook drukte hij de hoofdtekst in zwart en de rest in blauw. Het herinnert aan de manier waarop in de tijd van ontstaan van de chassidische legenden (de zeventiende en achttiende eeuw) heilige teksten en commentaren daarop werden vormgegeven.

Werkmans favoriete legenden

De volgorde van de prenten in een suite en de verdeling over de twee suiten is niet gebaseerd op de chronologie van het ontstaan van de prenten, maar op de volgorde van de verhalen in het boek van Martin Buber. Sommige legenden gaven Werkman al bij eerste lezing inspiratie voor meerdere beelden, zoals Der Werwolf (De weerwolf). De eerste suite bevat twee prenten bij die legende. Maar Die vergessende Geschichte (De vergeten geschiedenis), ook een van zijn favoriete legenden, leverde voor dezelfde suite maar één prent op.

Ook zijn derde favoriet gaf hem één prent in en die kwam terecht in de tweede suite: Das dreimalige Lachen (Het driemalig lachen). De titel van de prent bij deze legende heet 'De Sabbat der eenvoudigen' en is prent 8 van de tweede suite (de tekst heeft nummer 18).

De Sabbat der eenvoudigen

Martin Bubers verhaal is een raamvertelling. De Baalsjem bereidt zich met zijn leerlingen voor op de Sabbat. Plotseling begint hij te lachen en dat gebeurt drie keer achter elkaar. Ná de Sabbat vragen de leerlingen waarom. Hij laat een koets voorspannen en ze rijden een hele nacht naar een andere plaats. Daar vraagt de Baalsjem aan boekbinder Sabbatai zijn verhaal te doen.

Dan begint het verhaal in een verhaal. De oude verarmde boekbinder vertelt dat hij op een vrijdag geen geld meer had voor het sabbatsmaal en zelfs niet voor kaarsen. Hij ging naar de synagoge om te bidden. Zijn vrouw was geïnstrueerd niets van anderen aan te nemen. In zijn afwezigheid ruimt zij het huis op, vindt een oud en kostbaar kledingstuk, verkoopt de knopen die van zilver en goud waren gemaakt en kan daarna alle benodigde spullen aanschaffen. Als de man naar huis komt, ziet hij licht en vreest hij dat zijn vrouw toch geld van anderen heeft aangenomen. Hij zegent de wijn en vraagt daarna pas wat er gebeurt is.

Hij denkt dat God zijn gebed verhoord heeft. De vreugde straalt van zijn gezicht en dat van zijn vrouw. Dan neemt hij haar bij de arm en de twee arme oude mensen dansen rond in hun kamertje. Na de maaltijd herhaalt zich dat twee keer en alle keren lachen ze van geluk.

De Baalsjem legt zijn leerlingen uit dat hij daarom drie maal heeft gelachen: de vreugde was als een hulde aan God en hij zag de hemel meedansen met deze twee 'oude harten'.

H.N. Werkman, 'De Sabbat der eenvoudigen' in Chassidische legenden, suite 2, prent 8 (1942-1944) (detail)

Werkmans sabbat

Werkman heeft de eenvoudige kamer abstract weergegeven: achteraan de tafel met de kandelaar en met - voor de balans - één stoel; vooraan is het dansende paar afgebeeld.

Hij werkte met sjablonen (voor de figuren), met de inktroller (voor de kleurenvlakken die als ondergrond dienen), maar ook tekende hij met de roller de rode vlammen van de kaarsen en gebruikte hij zetmateriaal van de drukkerij voor de zwarte omlijning van de tafel.

Die lijnen zijn ook te zien onder de voeten van het dansende echtpaar.

Laatste drukwerk: colofon

Toen het drukken van alle prenten bijna gereed was, merkte Werkman dat hij nog geen colofon had ontvangen. August Henkels stuurde hem dat op 15 december 1943. Meteen werd de tekst ervan gezet. Dat zetwerk liet Werkman over aan de zetter/drukker en dat was zijn enige assistent Wieberen Bos (1897-1972). Die, schreef Werkman aan Henkels, 'heeft nu al zoo vaak jou handschrift onder oogen gehad maar met sommige woorden weet hij geen weg (luidelijk bijv. waar eindelijk staat). Ik begrijp niet hoe men zooiets kan zetten, misschien omdat er in een volgende regel gesproken wordt over "luiden". Enfin vergeef het hem.' (brief van 16 december 1943).

In alles betoonde Werkman zich een praktische vormgever en drukker. De titels van de legenden liet hij niet in één corps zetten, maar hij gebruikte drie verschillende formaten van de letters, naar gelang de titel langer of korter was: corps 48, corps 36 en corps 28, ook als dat heel zichtbaar op twee tegenover elkaar liggende pagina's was. Voor de Duitse titels van de legenden koos hij twee verschillende formaten.

Na de correctie was de oplage dan vlak voor Kerst bijna gereed. Begin januari was Werkman nog doende met de verzending van de mappen, maar het was lastig werken: vanwege de winter was het laat licht en vroeg donker, en vanwege de oorlog moesten de ramen verduisterd worden zodra er binnen licht werd aangestoken - vaak zag Werkman daar maar van af. Ook de kachel brandde vaak niet en Werkman maakte soms korte dagen in de drukkerij.

Maar, schreef hij aan Henkels:

Het is een heel werk geweest; ingespannen en zonder ophouden is er aan gewerkt. Maar het was boeiend en ontspannend tevens. Nu het af is kan ik er op terugzien als een stuk van mijn leven als 't ware. Ik acht mij gelukkig dat ik dit heb kunnen volbrengen, al zullen er ook wel aanmerkingen op gemaakt worden.

[Auteur van deze bijdrage: Paul van Capelleveen]

Copyright

© De teksten van Martin Buber worden hier gereproduceerd met exclusieve toestemming van The Marsh Agency namens The Estate of Martin Buber.

Beschrijving van BS33

[Martin Buber], Chassidische legenden. Een suite van H.N. Werkman. [Tweede suite.] [Met: inleidende teksten door F.R.A. Henkels], [Druksels: H.N. Werkman]

[12] pagina's, ingenaaid in omslag (489x333 mm), [10] losse bladen platen (509x330mm), in portefuille, 511x343 mm

December 1943 (druk) - januari 1943 (verzending)

Letter: [Tekstboek:] Halfvette Hollandsche Mediaeval (corps 48: titels (inl., 11-14, 19); corps 36: titels (15-18); corps 28: titel (20); corps 24: titel citaten (12-13, 16, 19-20); corps 20: titel citaten (11, 14-15, 17-18); corps 16: citaten); Egyptienne (corps 12: verklaringen en titel van colofon; corps 9: tekst van colofon); [Etiket/portefeuille:] Iris (corps 72: titel), Smalle Halfvette Antieke (corps 48: ondertitel)

Oplage: 20.

Papier: lompenpapier (tekstbladen), bruin gevergeerd pakpapier (omslag van tekstbladen), onbekend papier (prenten); naturel tekstpapier (titeletiket op portefeuille)

Colofon: 'Colophon De tien bladen van dit tweede deel der Chassidische legenden, een suite van H.N. Werkman, werden door hem met de hand gedrukt in November en December 1943, naar schetsen en ontwerpen die tot stand waren gekomen in de maanden Juni, Juli en Augustus van dat jaar. Elk blad werd genummerd en gesigneerd door den kunstenaar. De plaquette bevat een impressie van den schilder in zijn werkplaats, de zinsneden uit den tekst der legenden van Martin Buber die rechtstreeks in betrekking staan tot de bladen, en een commentaar daarop, geschreven door een schipper van De Blauwe Schuit. Deze plaquette werd reeds gedrukt in het late najaar van 1942. Het geheel werd vereenigd in een portefeuille, ontworpen door den schilder en versierd met een titelvignet. Van dit tweede deel werden 20 exemplaren gemaakt. De opdracht voor het werkstuk werd gegeven door De Blauwe Schuit. [Uitgeversmerk]. No. [gedrukt cijfer].'

Literatuur

  • Groninger Museum, Werkman Archief [Online].
  • F.R.A. Henkels, Logboek van de Blauwe Schuit. Groningen, 1982.
  • Reilen en zeilen van de Blauwe Schuit. De brieven die August Henkels tussen 1939 en 1944 schreef aan mede-schipper Ate Zuithoff. Utrecht, 1997
  • Hans van Straten, Hendrik Nicolaas Werkman. De drukker van het paradijs. Amsterdam, 1963
  • H.N. Werkman, Het complete oeuvre. Rotterdam, 2008
  • Hendrik Nicolaas Werkman, Brieven rond De Blauwe Schuit (1940-1945). Nijmegen, 2008.
  • Ate Zuithoff, Hendrik Werkman en De Blauwe Schuit: herinneringen van een schipper. Utrecht, 1995.