Monsieur de Bougrelon

Jaar: 1927

Auteur: Jean Lorrain (1885 - 1906)

Kunstenaar: Adrien Étienne Drian (1885 - 1961)

Uitgeverij: Les Éditions d'Art Devambez

Monsieur de Bougrelon, vooromslag

Het fin-de-siècle in Parijs wordt gemarkeerd door schandalen en opzienbarende gebeurtenissen: het Panama-schandaal, de zaak Ravachol, Dreyfus, de brand in de Bazar de la Charité, de wereldtentoonstelling van 1900. Dat is ook het Parijs waarin zich meer dan twintig jaar de Normandiër Paul Duval ophield. In de literatuur werd hij bekend als Jean Lorrain. Deze kleurrijke figuur, een 'dandy de la perversité' met een voorkeur voor zeebonken en sjouwerlieden kon er niet genoeg van krijgen schandalen te verwekken. Hij was evengoed thuis in gemene kroegen als in de salons, tussen schuinsmarcheerders, verslaafden, duivelaanbidders en spiritisten en modegekken. Over zijn avonturen schreef hij scandaleuze stukken in allerlei periodieken. In zijn verhalend proza schreef hij die kronieken nog eens dunnetjes over. Zijn stijl werd beïnvloed door idolen als Barbey d'Aurevilly, Huysmans en de Goncourts en hun 'style artiste'.

In 1892 reisde Lorrain via Spanje naar Algerije en Tunesië. Dat jaar koos hij ook een route noordwaarts die hem naar Londen voerde en vervolgens naar Amsterdam. Vijf jaar later zou hij die ervaringen gebruiken voor zijn roman Monsieur de Bougrelon (in het Nederlands vertaald als Denkbeeldige genietingen). Deze roman begint met een evocatie van het water dat in Nederland alomtegenwoordig leek, met name in het 'Venetië van het noorden', Amsterdam: 'dat is al maar water, en wit met zwart geverfde huizen, één en al raam, met gebeeldhouwde puntgevels en kanten gordijnen; zwart en wit, dat zich in het water spiegelt'. Hij bezingt de noordelijke volkeren in mineur: 'Overigens is de Hollandse man vrij lelijk en de Hollandse vrouw lijkt op hem'.

Amsterdam

Lorrain begint zijn verhaal in stormachtig Amsterdam met een mooie Franse binnenkomer: twee heren dwalen door Amsterdam en laten musea en dergelijke bezienswaardigheden links liggen, want ze kennen de stad. Ze raken geïntrigeerd door de naam van een café, Café Manchester, en bevinden zich aldus op pagina 4 al in een hoerenkast. De dames zijn er lelijk en lief, en het 'vreedzame en huiselijke Hollandse binnenleven'ligt er kleurrijk bij; de dames drinken in hoog tempo jenever en bier. Maar daar gaat het natuurlijk niet om. Het gaat om Meneer Bougrelon, die het café binnentreedt en die ons beschreven wordt als 'dat ingesnoerde, opgemaakte lijk met z'n strikje'. Hij biedt zich aan als gids voor de beide Fransmannen. Bougrelon blijkt in het kielzog van een vriend naar Den Haag te zijn gekomen (die vriend moest vluchten vanwege een duel). Later is Bougrelon blijven hangen in Amsterdam.

Na het eerste hoofdstuk verdwijnt Amsterdam al gauw naar de achtergrond. Het is het decor voor wandelingen, die eigenlijk in de verbeelding plaatsvinden: Bougrelon vertelt zijn herinneringen aan vouwenveroveringen, adellijke genoegens en vriendschappen. Hij loopt snel langs de meesterwerken in het Rijksmuseum om af te dalen naar de kelders met de kostuumzalen, die hij vergelijkt met sarcofagen: 'die spoken hebben hun lijkwaden van fluweel en zijde achtergelaten', zegt hij, maar daarin schuilen 'kussen, waanzin, liefde en tranen'. Voor een lunch met verse schelvis neemt hij de heren mee naar een zeemanskroeg: de kajuit van een pakketboot achter het Centraal Station. Hier vertelt hij het verhaal van de kuise Barbara die door haar bediende werd vermoord, of preciezer: aangegeten. Haar pupillen vindt hij terug in de ogen van een poedel in Monnikendam. 'Denkbeeldig genot', dat is de hoofdzaak: 'Hypothétique luxure'. Kort wordt Fodor bezocht en wordt de Zeedijk even genoemd, net als Zaandam en Haarlem, maar snel keert het verhaal terug bij de herinneringen van Bougrelon, met wiens fantasie pelsmantels en inmaakpotten veranderen in kunstwerken. Hij verdwijnt om een druilerige hoek, even plotseling als hij kwam, maar de heren zien hem nog één keer terug in een zeemanskroeg, op het podium, met een viool onder zijn kin.

De illustrator

Monsieur de Bougrelon verscheen in 1897, aan het eind van Lorrains leven en hoewel hij er enige roem mee oogstte was er iets tweeslachtigs aan zijn status van journalist met artistieke ambities. Hij gebruikte zonder schroom eenzelfde tekst (ook van anderen) verschillende keren. Zijn romans waren collages van eerder verschenen artikelen en kronieken. Na zijn dood werd het Bougrelon-verhaal enkele malen in geïllustreerde edities uitgebracht. In 1928 illustreerde A. Brodovitch de tekst met fascinerende houtsneden die door het kubisme zijn aangeraakt. Een jaar eerder publiceerde Éditions d'art Devambez een kloeke editie met 16 kleurenetsen van Adrien Étienne Drian in een oplage van 407 exemplaren. Voor dezelfde uitgever illustreerde Drian ook La canne de jaspe van Henry de Régnier (1924). Devambez was een gerenommeerde uitgever, wiens boeken door een andere uitgeverij (Georges Crès) vanaf 1923 werden gedistribueerd. Door de economische malaise stortte de markt voor geïllustreerde werken in, maar André Devambez opende vervolgens een eigen galerie, waar nog korte tijd luxe uitgaven werden gepresenteerd. Zelf schilderde hij ook:genrestukjes.

De illustrator van de Devambez editie, Drian, maakte portretten en werkte voor het theater en voor tijdschriften, zoals La gazette du bon ton en Femina. De kleurenetsen voor dit boek tonen zijn specialiteit (vrouwenfiguren) maar een enkele keer: er is één illustratie waarop beroemde schilderijen van vrouwen zijn afgebeeld.. Zoals in de meeste edities van *Monsieur de Bougrelon *speelt Amsterdam in de illustraties een ondergeschikte rol, hoewel het hier meevalt: er zijn stadsscènes met grachten en trapgevels, er zijn natuurlijk molens en zelfs heraldische wapens. Ook de figuren uit het boek springen bont aangekleed naar voren: Bougrelon, het aapje van Barbara en de opgedirkte poedel. En in hun kostuum genaaide adellijke jagers op herten worden als centauren afgebeeld.

Monsieur de Bougrelon, colofon

Bibliografische beschrijving

Beschrijving: Monsieur de Bougrelon / Jean Lorrain ; ill. de 16 eaux-fortes orig. en coul. grav. par Drian. - Paris : Les Éditions d'Art Devambez, 1927. - [142] p. : ill. ; 28 cm

Drukker: R. Coulouma (Argenteuil) La Roseraie (Parijs)

1e uitgave: 1897

Oplage: 407 exemplaren

Exemplaar: Nummer 161 van de 250 op Arches Boekbinder: Schrijen (Sittard)

Bibliografie: Bénézit 4-735 ; Carteret IV-244 ; In liefde verzameld 105 ; Mahé II-701 ; Prout II-27-03

Aanvraagnummer: Koopm A 112

Literatuur

  • Paul van Capelleveen, Sophie Ham, Jordy Joubij, Voices and visions. The Koopman Collection and the Art of the French Book. The Hague, Koninklijke Bibliotheek, National Library of the Netherlands; Zwolle, Waanders, 2009
  • Paul van Capelleveen, Sophie Ham, Jordy Joubij, Voix et visions. La Collection Koopman et l'Art du Livre français. La Haye, Koninklijke Bibliotheek, Bibliothèque nationale des Pays-Bas; Zwolle, Waanders, 2009
  • Philippe Jullian, Jean Lorrain ou Le Satiricon 1900.Paris, Fayard, 1974
  • Jean Lorrain, Monsieur de Phocas suivi de Monsieur de Bougrelon. Paris, Union Générale d’Éditions, 1974
  • Georges Normandy, Jean Lorrain intime.Paris, Michel, 1928
  • Phillip Winn, Sexualités décadentes chez Jean Lorrain. Amsterdam, Rodopi, 1997