Elly de Waard en de kritiek

Kritiek, 1978-2004

Toen Elly de Waard in 1978 debuteerde- zij was toen 38 -met de bundel Afstand was de kritiek verdeeld en dat is die altijd gebleven. Het werk werd door Rein Bloem in Vrij Nederland van 16 december 1978 betiteld als 'te emotioneel' en door R.L.K. Fokkema in Trouw van 3 februari 1979 als 'met te weinig afstand geschreven'. Maar Adriaan Jaeggi schreef (in Het parool van 15 maart 2002) over de bundels vanaf Furie (1981). Zijn oordeel was: 'romantische poëzie vol passie en vurige verlangens die op barokke wijze hun uitweg zochten uit het lichaam'.

Over het eerste deel van de cyclus Eenzang (1992) schreef Guus Middag op 9 oktober 1992 in NRC Handelsblad lovend: 'Eenzang sluit aan bij het stramien van Een wildernis van verbindingen: een lange reeks, een vorm die vrij genoeg is om zich een enkele inzinking of ontsporing te kunnen permitteren en genoeg afstand tot de aanleiding. Allerlei particularia blijven hier achterwege'. Over vorm en taalgebruik schreef hij:'Het ware loszingen van de aanleiding voltrekt zich in de vorm, in het vermogen om niet alleen de gebeurtenissen, maar ook de taal de eigen wil op te leggen. Veel komt hier aan op souplesse, het behendig kappen en draaien aan het eind van de regel, het niet al te opzichtig verdoezelen van het rijm en het beteugelen van al te wilde beeldstapelingen, waarvoor De Waard van oudsher een voorkeur heeft. En op het vinden van een toon die mooi het midden houdt tussen al te alledaags zuchten en al te gekunsteld dichten. Er zijn in Eenzang veel sterke regels te vinden waarin een onderstroom van somberte in een heldere en bijna opgewekte toon gevangen wordt'.

Ad Zuiderent (Trouw, 2 juli 1992) vond daarentegen dat de dichteres haar talent verspilde doordat zij haar 'grootste kracht het visuele beeld' niet consequent uitwerkte in haar gedichten. Ook adviseerde hij De Waard:'de kunst van het verzwijgen en het suggereren te beoefenen'.

Eenzang twee, het ikst(1993) werd genomineerd voor de VSB-Poëzieprijs. Over deze bundelschreef Peter de Boer in Trouw op 17 februari 1994 dat die op hem te 'direct' overkwam. Maar hij oordeelde ook: 'De Waard hanteert geen eindrijm en enjambeert dat het een lieve lust is, zodat haar lange, soepele volzinnen moeiteloos over een waar stroomgebied van strofen mogen uitwaaieren. Deze losse, "vloeibare" versvorm weet zij met behulp van een uitgekiende ritmiek en akoestische subtiliteiten (een perfecte dosering van half- en kwartrijmen bij voorbeeld) voor een al te ongedifferentieerd uitdijen te behoeden. Ook het veelvuldig toegepaste stijlmiddel van de herhaling (van woorden, maar ook van identieke zinstructuren) geeft aan haar ogenschijnlijk ongehinderd voortstromende verzen de nodige structuur mee. Het is dus niet zo dat Elly de Waard haar gevoelsontladingen en observaties zomaar op het papier smijt. Op formeel niveau houdt ze haar hoofd er goed bij en hardop gelezen blijkt haar poëzie een onvermoede muzikale meerwaarde te bezitten'.

Rob Schouten was inVrij Nederland van 10 februari 1996 minder enthousiast: hij ergerde zich aan het 'plechtstatige en zichzelf myhologiserende taalgebruik' van Hetzij, eenzang drie (1995).

Over Van Cadmium lekken de bossen (2002) leek Adriaan Jaeggi in Het parool van 15 maart 2002 bijna tegen zijn zin enthousiast: 'er staat heel veel in dat me niet bevalt, maar voor veel gedichten ben ik gevallen. Zelfs De Waards portret van het Hollands vrouwendom, waarin ik niets herken [...] bracht een soort melancholiek verlangen in mij boven'.

Kritiek, 2005-heden

Paul Gellings was in De stentor (10 november 2005) enthousiast over Proeven van moord. Hij schreef: 'Indrukwekkend aan deze gedichten is dat het geen lyrische pamfletjes zijn geworden, maar volwaardige verzen, rijk aan beelden en gedachten, die ondanks de historische context waarnaar ze verwijzen niet gauw zullen dateren. Maar er valt een nog bredere betrokkenheid te bespeuren in 'Proeven van moord', daar waar het bijvoorbeeld gaat over het huidige Nederland, een land dat in het gedicht 'Hedendaags' in al zijn archeologische diepte beschreven wordt, zonder dat de dichteres het hier en nu loslaat.'

'Ik lees in directe en vooral indirecte zin, dat De Waard er op uit is "zeldzame momenten", of dat nu in de natuur of in de liefde is, in taal vast te leggen.' Dit schreef Johan Reijmerink over De aarde, de aarde op Meandermagazine.net (21 februari 2013). Over de uitwerking was hij niet positief: 'De Waard komt nauwelijks voorbij de werkelijkheid die ze beschrijft. Natuurlijk moet het daarover gaan, maar ze roept met haar poëzie niet een volledige wereld op, zonder een begin en een einde, zoals in een verhaal, waarbij je alle besef van tijd en ruimte vergeet. Haar taal sprankelt niet, roept veelal geen verwondering wakker.' Reijmerink vond echter wel uitzonderingen: 'Een gedicht dat enige vormvastheid en een nimmer eindigende horizon heeft, is het gedicht 'Aan Ingrid Jonker (1933-1965)'. Hierover oordeelde hij: 'De wederopstanding van Jonker door en in dit vers maakt dit gedicht voor mij bijzonder, naar vorm en inhoud.'

Het is opvallend dat de landelijke dag- en weekbladen niet of nauwelijks aandacht besteden aan de latere bundels van Elly de Waard.