Van de eerste drie dichtbundels die Piet Gerbrandy publiceerde, zijn er twee met een literaire prijs bekroond. Geen slechte score voor een dichter die als criticus flink van leer trekt tegen poëzie die hem niet zint.
In kortaangebonden stijl schrijft Gerbrandy gedichten over het dagelijks bestaan; de thema's zijn internationaal en klassiek tegelijk: angst en weerzin.
De titelwoorden van zijn bundels geven al veel prijs: weloverwogen, nors en niet bitter is dit werk dat hij zelf omschrijft als 'een soort cyclopische muren' die zijn opgetrokken om de wereld buiten te sluiten. Hij gebruikt weinig lidwoorden, maakt zinnen niet af, stelt raadsels op, lapt de grammatica aan zijn laars en maakt met deze middelen duidelijk wat hij wil.
Zijn buitenwereld is bevolkt door demonen en heksen, de binnenwereld is het terrein van verleidingen, die het hoofd worden geboden door te schrijven over boezems, masturbatie, wildplassers en chemokarren. En als het om sterven gaat, luidt het advies: sterf als een heer, onopgemerkt.