De gedichten van Pieter Boskma,1984-1998

Vooromslag van Pieter Boskma en Paul van der Steen, Virus, virus (1984)

Virus, virus (1984)

Pieter Boskma stelde samen met bevriend dichter Paul van der Steen (1950-1991) de bundel Virus virus samen. Het eerste deel daarvan, 'Virus I', werd gevuld door Boskma; 'Virus II' bevatte de gedichten van Paul van der Steen.

Van de illustraties in deze bundel doet de eerste denken aan het schilderij van Munch ('De schreeuw'), andere illustraties refereren aan de sierlijkheid van Japanse prenten. Ook in de gedichten is sprake van Japanse invloeden op de taal en de omgeving. Voor Boskma staan land en taal, Japan en Japans, voor een betere, minder kneuterige omgeving met uitgesproken liefde en passie. In de typografie van het titelloze gedicht dat Holland en Japan met elkaar vergelijkt, is zelfs een halve maan te herkennen. In dat gedicht staat de volgende strofe:

Ik dacht aan mijn vaderland:

ver vierkantje

in zijn duizenddelig grijs.

In de volgend strofe:

Ze reikte me de sake

Sprak wat klankvolle karakters.


(p. [33])

De tegenstelling is groot. Ook in aparte gedichten is dit onderscheid duidelijk te signaleren. Het gedicht 'Holland zondagmiddag' heeft als motto 'En nooit, neen nooit gebeurt / een mooie passiemoord' van J.J. Slauerhoff. Ook uit het betreffende gedicht van Boskma spreekt dat verlangen naar hevigheid, vooral in de laatste strofe:

Soms na een werkdag voor het huis

verbeten naast elkaar gezeten

wordt een schedel wel gespleten

en verkoold in het fornuis:

één verdomt het eeuwig amen.

Maar het wordt steeds weer dag en blijft bij beramen.


(p. [13])

In het gedicht 'Yoeng Poe Tsjoeng' (dat betekent: van geen nut - deze titel werd ook door Slauerhoff al eens gebruikt) komt een passie naar voren, die voor Boskma bij Japan lijkt te horen:

haastige vlamkammen spatten

van zwart massief graniet.

de stem als brandend bloed

galmt boven de sidder van

verlaten atonale vlaktes.


(p. [11])

Blijkbaar is hij zich van de tegenstellingen bewust, want in het gedicht 'Grenzeloos' wil de dichter de grenzen opheffen:

wie spreekt nog van grenzen

in het strekkend licht

dat rose gloeit door een

schemerwaas van mist


(p. [27])

Na de vroege dood van Paul van der Steen in 1991 zou Boskma als medesamensteller optreden bij de uitgave van diens 'verzamelde gedichten': in 1996 verscheen deze bundel onder de titel Van gelijke duisternis. Die titel was overgenomen van een in eigen beheer gestencilde uitgave uit 1982. Van der Steen was behalve dichter ook illustrator voor verschillende uitgeverijen en hij werkte ook voor Het Parool.

Vooromslag van Pieter Boskma, Quest (1987)

Quest (1987)

Het titelgedicht uit de volgende bundel, Quest (1987), is een episch gedicht over een vreemdeling die na vele omzwervingen thuiskomt. De term 'quest' is dubbelzinnig en betekent zowel zoektocht als vraag.

De vreemdeling wordt wakker

op een plas jenever


(p. 70)

en:

Vrienden worden cynisch in de rug geschoten

door de hijgende wisseling van de seizoenen.


(p. 70)

Later:

De vreemdeling tekent een vaderlijke honger

op een letterloze krant waarin

een graat met gele visseogen

als een psalm bestaat.


(p. 71)

Uiteindelijk de thuiskomst:

De vreemdeling komt thuis in de kale vertrekken des vaders.

(p. 72)

En tot besluit:

Op het wankele koord van einde laafde zich de dwaling.

Halfduister dreef een dag van vaderzaadjes op de horizon.


(p. 75)

Een lange reis was een diversiteit aan ontmoetingen en sferen. Bij thuiskomst volgt traditiegetrouw de confrontatie met 'vaderhart' en 'moederoog'.

Als introductie tot het reizen zijn gedichten over relaties en vrouwen te vinden, die er op duiden dat zij voor de 'vreemdeling' aanleiding vormen om de wereld in te trekken. Zoals in 'De wandelaar':

Hij verlaat het huis in scherpe kou. Vijf keer slaat

de torenklok. De schemer valt als op bevel.


(p. 17)

En even verder:

De kelnerin heeft hem verwacht

en ligt in lingerie onthuld om de tap gedrapeerd.


(p. 17)

Er zijn onder andere verwijzingen naar reizen in Italie, Spanje, China en Arabische landen, maar ook naar de fotografie en de camera. In 'Het glas' zegt hij:

aan tafel, zilver maar aardziek

ben ik de zwerver naar het derde oog


(p. 25)

In deze als montages geschreven gedichten komt de dichter zelf af en toe aan het woord, zoals in 'Polaroid poet':

ik maak geen foto's van mijn woorden en

ik kleur niet mee aan ingetogen

beelden zacht en fijn gekneed


(p.28)

Voor hem geen afgeronde gedichten en geposeerde taal. Hier al komt het vitalisme van Boskma's gedichten naar voren: het leven zelf moet er in doorklinken door suggestie, verlangen en extase. Uit het gedicht 'SAPIENS! SAPIENS! (of Het Wijlen Der Piratentijd)', opgedragen aan Paul van der Steen, spreekt weemoed naar een vroeger leven van vriendschap.

Het antwoordloos gebel der torens

luidde een begrafenis

en ook de wind rook naar as


(p. 49)

Verderop:

waarop ik adellijker nog

mijn broek losknoopte want ik had

nu eenmaal het kruis des heren

in mijn jonge jaren moeten eren


(p. 50)

Hij demonstreert een ironische blik op de beeldende kunst en de kopers daarvan:

want de goedkope erotische lijn wist ik

een gier boven het geheim kadaver

dat kunstig leeggepikt en opgezet

prijkte aan menig artistieke wand.


(p. 51)

De bundel besluit met het bij de bundel Virus virus gedeeltelijk geciteerde gedicht over Holland, alleen is de titel nu gewijzigd in 'Epiloog'. Ook het gedicht 'Grenzeloos' verschijnt in deze bundel opnieuw.

Vooromslag van Pieter Boskma, De messiaanse kust (1989)

De messiaanse kust (1989)

Met de volgende bundel, De messiaanse kust uit 1989, werd de toon van de gedichten luchtiger, spottender ook. 'Over de onvoltooide dood' grijpt terug naar het bekende gedicht van dichter J.C. Bloem en de spreekwoordelijk geworden regel 'Denkend aan de dood kan ik niet slapen', waarop Boskma varieert:

Denkend aan de dood janken buiten dreigend de katten.

(p. 16)

Bij jankende katten kan een dichter - wie wel? - niet slapen.

In deze bundel, de tweede bij zijn toenmalige uitgever In de knipscheer, staan ook een aantal prozaïsche gedichten zoals 'HOLLYWOOD BLOEDEND (modern magazine)':

Maar wij, de lange stiltes en de kilte van het bed, hingen altijd uit

het lood. De verraderlijkste waanideeën keerden steeds weer naar

ons terug: hoe de Volmaakte Mens nauwelijks alleen de kroeg

in durfde waar het wemelde van het Grote Geluk en botte

pummels van jagen en buit.


(p. 45)

Boskma probeert in deze bundel meerdere stijlen uit. Zoals in het gedicht 'Nu ik' dat is opgebouwd uit twaalf kwatrijnen, die elk aanvangen met 'ik wil'.

ik wil de nacht en daarin de vrouw die ik niet ken

dan voor die ene nacht:

de juiste vluchtelinge op

de grenzen van de zekerheid.

ik wil voorbij de luchtfoto's der steden op het kabelnet.

ik wil de toorn van mijn omslag werpen in bekken van derdehands goden.

ik wil mijn huid en haar verzilveren in de grijns van het nageslacht.


(p. 22)

Of in het gedicht 'Angst' waar het woord angst in de vijf kwatrijnen in totaal negen maal voorkomt:

Angst is het molmen dat zich aan de mikroscoop onttrekt

En:

Ik zeg: angst is telefoon van ouders die niet arriveerden.

En:

Maar ook zeg ik angst is al het stil en stof daarna.

(p. 24)

Vooromslag van Pieter Boskma, Tiara (1991)

Tiara (1991)

In Tiara, de derde officiële bundel, past Boskma eveneens wisselende vormen toe. De drie onderdelen 'Desertie', 'Perfectie' en 'Clementie' hebben elk een eigen dichtvorm en toon, waarbij drie motto's, van respectievelijk Nijhoff, Prince en Dante zijn gezocht'. 'Desertie' begint met het gedicht 'Verstrikt':

Dan sissen de platanen en je weet dat iets niet klopt.

(p. 11)

De bundel is een zoektocht naar volmaaktheid, soms, zoals in 'Reistijd' met personifiërende beelden:

Een eiland haalt de schouders op,

Eerst grimmig en met tegenzin,

Dan traag oplichtend in de blauwe

Schaar van lucht en water die

Het afknipt van de horizon.

Dan drijft zo'n eiland

Weer voorbij, net als jij,

Net als jij.


(p. 14)

In de afdeling 'Perfectie' zijn de gedichten titelloos. De gedichten zijn geen klassieke sonnetten, maar nemen die vorm wel vaak als uitgangspunt. Een aantal keren komt opvallend rijm voor zoals klankrijm, eindrijm en alliteratie, zoals in de volgende twee strofen:

Er gloeit iets en het is mijn huid

Gevlekt door puur herinneren:

Wij beiden aan elkaar gewaagd

In het diepste van de dwaas

Die brandt en daarom drinkt.

Ik hef het fonkelend kristal en voel

Je bloed 't mijne verdunnen.

Opnieuw begin je traag en koel

Te groeien in mijn kunnen


(p. 47)

Het slotdeel 'Clementie' doet in de aanvang denken aan een litanie, een klaagzang.

De besneeuwde snelweg bij Salzburg

Deed me toch zó aan je denken, of meer:

Aan wat ik over je dacht toen ik hier

Precies een jaar geleden joeg

Langs dezelfde regels


(p. 63)

Hier wordt teruggeblikt op een liefdesrelatie in een sprookjesachtige decor van vakanties in Italië, met als sleutelwoorden: lichaamstaal en overspel. De reiziger probeert terug te vinden wat er was.

Natuurlijk zwijgen de bomen.

(p. 67)

En:

Dalend in de auto naar de kalme waterspiegel,

Denk ik aan de mogelijkheid van geluk.

Het is de liefde voor het denkbeeld,

Vrije stanza's van clementie.


(p. 67)

Misschien openbaart de zin van alles zich pas in een later stadium als alle delen bij elkaar zijn opgeteld in de stanza's van een gedicht dat vergiffenis schenkt. Japan hangt in 'Clementie' aan de muur:

En dan de details: stokjes, kiezels,

Mini-boompje op de bonsai-bergen, te groot

Geschilderde zwaluw in duikvlucht


(p. 73)

Het gedicht zelf is ingesloten tussen beweringen als 'De hardheid breken is denken' en 'De zachtheid lokken is voelen'. De bundel eindigt waar die begon, op de snelweg:

Ik doorkruiste Duitsland op het oog

Van de onthechte, staarde naar de spanningsboog

Van sparren langs de autobahn

En fluisterde je naam tot klankbehang

Zich op de heuvels plakte


(p. 77)

Het klankbehang herinnert vaag aan het 'Innerlijk behang' van de dichter Lodeizen.

Jij werd wie je bent,

Een wond van mijzelf, en de

Nachtelijke schaker, gewend

Te winnen van mijn wakker ik,

Zet je al mat na vijf minuten

Die tot uren duren.


( p. 77)

Vooromslag van Pieter Boskma, Simpel heelal (1995)

Simpel heelal (1995)

De bundel Simpel heelal (uit 1995) begint met een nostalgische terugblik en gaat dan verder in het dagelijks leven van een dorp, met nonnen en normale bezigheden. Er zijn een aantal 'virginetten' in opgenomen.

Deze gedichten hebben kenmerken van het sonnet, met een regeltje meer af en toe, een variabel aantal versvoeten of een klankeindrijm en ze bezingen (het woord zegt het al) de maagdelijkheid:

de kroon is al te lang gekanteld

langs de sokkel, rot in de grond;

de duizend spatten op je stenen mantel

zijn de duizend tanden in mijn mond.


(p. 37)

In de eerste strofe komt de nadruk sterk op de woorden 'rot' en 'in' te liggen, omdat het jambisch karakter van het 'virginet' daar even doorbroken wordt.

Twijfel over het schrijven klinkt door in:

de staat van wording triomfeert

over elk voltooid idee

maar in terloopse momenten

van stilstand twijfelt de vlam

aan de zin van zijn warmte


(p. 64)

Want vooruitgang gaat altijd richting vernietiging, zegt Boskma: 'het zeker weten van de val'. De tweede helft van de bundel wordt geheel gevuld met het gedicht 'Altijd weer dit leven', met een motto van Dylan Thomas: 'Oh as I was young'.

Het is een herdenkingsgedicht voor en over een bevriend dichter, en speelt zich af in een jaar tijd. Regelmatig laat hij de vriend aan het woord, als een bewonderde, een god. Zo deelt hij zijn ervaringen over de dood, herinneringen, ontmoetingen met kunstenaars, over schrijven en lyriek. Maar ook de tweestrijd toont hij en het androgyne van de mens.

Een negenjarig meisje dat uitgroeit tot schoonheid speelt een belangrijke rol.

Maar wat het allerschokkendst was:

mijn beide delen groeiden uit

tot volwaardige helen,

en wij schudden elkaars handen,

tanden stijf opeengeklemd.

Wie van mij zou nu

het zwijgen openbreken

en zijn ware aard verraden?


(p. 109)

De personificaties zijn talrijk, zoals hier:

Ik was de ode zelve,

de vleesgeworden gloed

waaraan ook al Dante

en Vergilius zich brandden,

waar de tong tussen hun tanden

zich bijna op stuk beet.


(p. 117)

Soms denkt de dichter net als Anna Karenina dat hij uit de droom een daad kan laten ontstaan:

Dan onderzocht ik foto's

bij de huiverende vlammen,

voelde de kracht waarmee

hij in de lens gekeken had

door mijn vingers stromen,

en als ik dan de pen nam

schreven zich de woorden neer,

als vanzelf, als van hem


(p. 123)

en dan:

en op een ochtend

viel alles op zijn plaats.


(p. 133)

Het geluk van de verteller welt op, 'losser en losser' en 'brozer en brozer':

wat mijn vriend de dichter

nu gezegd zou hebben:

'God is het stromen

van gift en onthouding,

een arm om de schouder

van blote neuroses,

het bloesemen

dat alle verse rimpels

toch weer draaglijk maakt.[']


(p. 140)

Vooromslag van Pieter Boskma, In de naam (1996)

In de naam (1996)

'Aan O.L.V. van de Wonderdadige Medaille' staat er in In de naam. In deze 'gesproken liedjes'-bundel wordt het begin van een liefde, het vervolg en het einde besproken. Waarna de dichter spot met het geloof waar de voorheen beminde zich toe bekeert. Boskma bedient zich van een directe, eenvoudige taal, maar de regels en de ervaringen zijn in segmenten gehakt, om het sensitivistische van Gorter te benaderen:

Je bent zo stil en zacht dat ik

zo stil dat ik zo zacht en dat

je bent zoals ik soms opeens

en dat van kleuren heel de nacht


(p. 11)

En als de verhouding in het slop raakt door sleur en jaloezie:

Nu het regent regent regent en de bossen dampen

alles eenvoudig, uitdijend, verdrijvend,

alles een oude herinnering, taal

bevrijd van denken en dingen,


(p. 21)

Het is te laat:

Er waren wel gedachten aan hoe alles lopen kon

Wanneer je beter wist van mits en als en ooit.


(p. 40)

En dan is er de directe omkering van het stil en zacht, waarbij de klinkers hetzelfde blijven: deze assonantie verhevigt het effect:

Je bent zo kil en hard dat ik

zo kil en ook zo hard en dat

je bent zoals ik ook opeens

niet langer meer wil zijn.


(p. 62)

De herinneringen blijven komen:

De uren rolden terug van het najaar naar de zomer

waarin hij haar nu herkende, spiernaakt in de branding

op een zinderende julidag, terwijl hij net met Dante

het lakenwitte duin af schreed.


(p. 83)

Maar:

Toen kwam het allertreurigste: zij had

hem eveneens voor een ander aangezien.

Er kwam geen einde aan het ouder worden.


(p. 83)

Net als in de bundel Simpel heelal komt het thema van mannelijk en vrouwelijk dubbelbeeld en de persoonsverwisseling naar voren.

  Op de drempel keek hij nog één keer om

recht in de spiegel aan de achterwand. Ook zij had zich

omgedraaid en in het gelig schemerlicht zag hij hoezeer

zij op hem leek. Zij blies hem zachtjes in de nek:

'En hoe je nu jezelf als mij en mij

als jou daarbinnen weet [']


(p. 89)

Vooromslag van Laura van der Galiën, Zeventien (1996)

Een vrouwelijk pseudoniem: Laura van der Galien (1996)

De bundel Zeventien werd onder het pseudoniem Laura van der Galiën uitgebracht in 1996. Op de achterflap werd vermeld dat de dichteres in 1975 in Frankrijk werd geboren en in 1983 naar Nederland verhuisde. Van een dergelijke fictieve dichteres was in de recente poëziegeschiedenis eerder sprake toen Anton Ent onder het pseudoniem Marieke Jonkman gedichten liet verschijnen.

In de zeven cycli waaruit de bundel bestaat wordt opmerkelijk meer eindrijm gebruikt dan in de andere bundels van Boskma. In het eerste gedicht, onderdeel van de cyclus 'Gijzeling', lijkt Boskma al te willen aangeven dat Laura door hemzelf geschapen is:

Dit lichaam, een standbeeld gewekt

door je vingers, opent zich eindelijk

op de plaats waar ieder mens vertrekt

rond mijn sokkel herbegint de tijd.

Het slot van het gedicht luidt:

Dit lichaam is begonnen.

Hier eindigt het zwijgen.


(p. 9)

De uit eerdere werken bekende dubbelheid, de wens om meerdere personen te zijn, figureert ook in dit gedicht.

O kind, o moeder, o verlangen

Beide tegelijk te zijn,

elkaar te kussen op de wangen


(p. 29)

Dit geldt ook voor de afdeling 'Ontmanteld':

Ik heb mijn ondergoed ontmanteld,

het zwoer samen met mijn huid -

zij trokken over mijn skelet

de iris van de mannen.

Nu heb ik beide afgelegd,

toon mijn roodste naakt

en hoor hoe men beweert

dat ik ben doodgegaan


(p. 32)

Maar de demonstratie van de dubbelheid houdt in dat de buitenwereld de dichter niet meer erkent.

De gedichten gaan over het afscheid van de jeugd, over erotiek en over onthechting, zoals in de cyclus 'Regentaal':

De laatste wetten breken stuk

en storten zich als lemmingen

van mijn schitterend skelet.

Ik ben volmaakt geluk.

Ik heb mij afgelegd.


(p. 48)

De toon is sensueel en soms ontroerend, zoals in 'geborgen':

Straks dans je zacht tegen de ochtend

en adem je met je handen

heel dicht langs me heen,

en weer zal het niet wennen

als wij elkaar herkennen

blind in het cyclopisch azuur.


(p. 59)

In de laatste cyclus 'Geborgen' worden onthechting en eenzaamheid met elkaar verbonden:

Mijn huid rijgt mij aaneen

met de verstikkende seconde

dat ik mij weer alleen

bevrucht in deze wonden.


(p. 63)

Vooromslag van Pieter Boskma, Te midden van de tijden (1998)

Temidden van de tijden (1998)

In 1998 publiceerde Boskma Temidden van de tijden, een bundel over 'liefde en troost'. Er staan weer enkele liedjes in, maar er is ook een hoofdstuk met 'brieven' en het titelgedicht is een langer episch gedicht, een vorm die Boskma eerder en vaker gebruikte.

Er is ontreddering en verwondering in de eerste gedichten:

het landschap was er min of meer

alsof het zich had omgekeerd:

alles viel wat eerst nog stond

en vogels vlogen ondergronds.


(p. 15)

Uit 'Haar koortsige brief':

dank voor de troost, dank voor de rode draad!

ik pak hem op waar jij hem teder aan mij overgaf:


(p. 26)

Uit 'haar brief vol argumenten'':

ik doe dit voor jou dus vrees niet meer.

dit is de uitweg die je zocht, de golf

waarop je surfen kunt voor alle mode uit.


(p. 27)

In de laatste strofe van 'Who's afraid of love revisited' stuit de lezer opnieuw op het bekende Boskma thema van de dubbele ik:

Ik zag jou, voorgoed vereerde, jou, einde-

lijk teruggekeerde, jou weer in mij aan.


(p. 55)

De houding tegenover verlies komt aan de orde in 'Dubbelspel':

Het is niet vreemd alleen te zijn.

Je halsdoek onder elke stap

behoedt mij voor verdwalen.


(p. 61)