De gedichten van Elma van Haren, 2005-heden

Vooromslag van Elma van Haren, Zacht gat in broekzak (2005)

Zacht gat in broekzak (2005)

Zacht gat in broekzak verscheen in 2005 bij uitgeverij De Harmonie. De bundel is opgedeeld in twee delen, getiteld 'De stad als de helft' en 'Ondenkbaar wezen'. Het eerste deel gaat over de stad Amsterdam (met gedichten over de 1e en de 2e Leeghwaterstraat en IJburg), terwijl het tweede deel gedichten bevat over een veelvoud aan onderwerpen.

Van Haren, naast dichter ook beeldend kunstenaar, staat bekend om haar associatieve taalgebruik en de beelden die ze oproept in haar gedichten. Dit gebeurt ook weer in Zacht gat in broekzak, bijvoorbeeld in de eerste strofe van het gedicht 'Wat ik zocht in de ochtend':

Zat ik hier maar alleen tegenover de mus op de schutting,

waar een meisje passeert met mosterd op haar mond,

haar zwarte cape klokkend, haar voeten draaiend op de

pedalen, haar knokige botten rond het zadel gevouwen,

haar hand in de schoen voor de handen, haar haren

doorwoven, haar huid strak gespannen als door baleinen

vanbinnen en dat is nog maar het begin

van de morgen. Ach, zat ik hier maar alleen

               tegenover de mus.


(p. 12)

Voorwerpen worden verbonden met activiteiten die soms net iets anders zijn dan gebruikelijk. Zo 'klokt' haar zwarte cape en 'vouwt' ze haar knokige botten zich rond het zadel.

Van Haren brengt het verhaal in haar gedichten ook over door typografie. Door in te springen neemt ze de lezer bijvoorbeeld mee naar een parkeerplaats; de suggestie van het onderweg zijn wordt benadrukt door de steeds iets verder weg geplaatste en kortere regels aan het einde van de strofe.

Slapend. Sliep. Geslapen.

Als de vrouwenstraat is uitgerust,

rekt zich het mannenplein;

Kies een verbindingsweg door

de nu zo onbegaanbare

   overhoop gegooide straten

      naar de strategisch gelegen

         efficiënt ingerichte

            parkingplek.


(p. 16)

Verderop in het gedicht beeldt Van Haren door in te springen weer beweging uit, waarna ze met hoofdletters de dronken uitroep van een klant naar een prostituee imiteert:

Dan roept ze onmiddellijk het stille moment

een halt toe,

         loopt naar een auto en opent haar jas.

Knopen spannen.

Door het duister duwt zich de tronie

als de maan en grijnst,

            LAMEDANMELOENZIEN! LAMEDANMELOENZIEN!

(p. 17)

Ook in het tweede gedeelte, 'Ondenkbaar wezen', biedt Elma van Haren sterke beelden, zoals in het gedicht 'De schoenen':

Geschiedenis komt met honderd jaar oude schoenen aan

bij de haard zitten,

            strijkt over zijn baard.

Vertelt U alstublieft wat er gebeurde!

Wel,

   het was overmacht! We gingen ten onder.

   De vijand was meedogenloos,

   doch God en de rest van de wereld

   stonden aan onze kant!

   Wij stierven met elkaar voor de vrijheid;

Maar U beeft! Neem nog wat warme chocola…

(…)

Geschiedenis schuifelt wat met zijn schoenen.

De een dof van de dood;

   de ander glanzend van lopen in vrijheid.


(p. 56 -57)

Van Haren suggereert met de twee schoenen van de geschiedenis een verband tussen de dood en vrijheid; juist door de dood van vele mensen in de loop van de geschiedenis is vrijheid mogelijk gemaakt - 'Wij stierven met elkaar voor de vrijheid'. De geschiedenis wordt voorgesteld als een oude man die verhalen over vroeger vertelt aan een jongere luisteraar.

Vooromslag van Elma van Haren, Flitsleemte (2009)

Flitsleemte (2009)

In Flitsleemte (2009) observeert Van Haren de wereld om haar heen, bijvoorbeeld in de trein:

Gebogen palen tikken het metrum langs de hogesnelheidslijn.

Dat zijn de vangarmen, het steunhart voor de vaart in de reis.

Vanuit lage langzame treinen heb je een beter zicht

op de onderkant van mensen.

Je kunt de verwachte aankomst proberen

   te raden aan de hand van de rafelende broekspijp,

   krokodillentas of ladder in kous.


(p. 10)

Van Haren beschrijft ook in deze bundel alledaagse dingen met associatief woordgebruik. Zo haalt ze uit naar het zinnetje 'voor je eigen bestwil':

Als iemand dat nog één keer zegt, sta je niet in

voor iemands veiligheid.

Die gevangen vogel in de schoorsteen van je luchtpijp

heeft zijn vleugels in je longen uitgeslagen.

Alles in je lichaam krimpt als een noot die droogt.

Als je die vogel zijn vrijheid geeft…leven of dood?


(p. 59)

De vogel in de luchtpijp die zijn vleugels gespreid heeft is een beeld, dat net als het beeld van het lichaamals een drogende en krimpende noot,duidt op een ongemak dat te maken heeft met het zinnetje 'voor je eigen bestwil'.

Ook komt er weer veel visueletypografie voor in de bundel, zoals in het gedicht 'Geschiedenis van de kastanje' waarin de letteren als vallende bladeren op de bladzij zijn geplaatst (zie afbeelding).

In Flitsleemte komen veel gedichten voor die zijn opgedeeld in drie delen. Een voorbeeld hiervan is het gedicht 'Rimpeling'. Het gedicht gaat over het ouder worden, dat in het eerste deel wordt vergeleken met gekapt hout:

Hoogstamboomgaard tegen de vlakte.

Al het hout keurig op grootte gestapeld en gesorteerd.

   De donkergele ronde zaagvlakken open en bloot.


(p. 28)

In het tweede deel komt het verstrijken van de tijd tot uiting als een dichter over 'rimpelingen' in het leven praat:

Maar je kunt niet blijven nadenken over de betekenisvan

iedere rimpeling rondom je. Dat haakt in bij de gedachte,

die iedere vijftienjarige wel eens heeft, namelijk,

dat als je voor altijd stokstijf op een stoel blijft zitten,

er toch nog genoeg verandert zonder dat je er iets voor doet.


(p. 29)

In het derde deel komt de dood in beeld: in de vorm van mieren die naaktslakken verorberen (waarbij Engelse en Franse woorden dicht bij elkaar staan).

Na de overvloedige regenval

slowen ze en masse de paden op

en worden – septemberzon nog blakerend –

in een mum ontmanteld door de mieren.

   Naaktslakken!


(p. 29)

Veel gedichten in Flitsleemte neigen naar proza, zoals het verhalende gedicht 'Joehoe doei! The catfish blues':Nog vertrouwend op het genestelde Joehoe! van de dag draait de klok uiteindelijk zijn wijzers vanuit het oeverloze helle blauw naar het gepokt en gemazelde trommelvel van de nacht, die aanglooit met het maanlicht schuin door de wolken getrokken, gevuld met gedrup: erin of eruit, liefje, binnen of buiten?

(p. 54)